Begrippenlijst

Diepere verwerking van het geleerde, door nieuwe informatie effectief in te passen in bestaande kennisschema's.

Door de contextkenmerken waarin informatie wordt geleerd te variëren, worden meerdere contextkenmerken aan de informatie gekoppeld waardoor die makkelijker op te roepen is. Dit is een van de mogelijke verklaringen voor het spaced of distributed practice effect.

Vorm van feedback waarbij je leerlingen (Metacognitief) aan het denken zet door wie-, wat-, waar-, waarom en hoe-vragen te stellen. In tegenstelling tot correctieve en directieve feedback, ga je als leraar niet aangeven wat er waarom fout gegaan is en hoe dit in de toekomst eventueel aan te pakken. Doel is dat de leerlingen hier zelf toe komen.

In tegenstelling tot evidence-based werken, baseert men zich voor evidence-informed handelen niet uitsluitend op wetenschappelijk onderzoek maar houdt men rekening met inzichten uit en de toepassing in de specifieke context van de onderwijspraktijk (Onderzoeksgeïnformeerd).

Wanneer leerlingen eenmaal een basisschema voor een vaardigheid of concept hebben verworven, leren zij het best door dit schema in oefeningen toe te passen, in plaats van overbodige moeite te doen om meer uitgewerkte voorbeelden te bestuderen (van de oefenstof waarvoor ze reeds een kennisschema bezitten). Uitgewerkte voorbeelden bevorderen in dit geval het leren van gevorderde leerlingen niet en kunnen het leren zelfs belemmeren.

Overbodige belasting van het werkgeheugen die niet met de inhoud van de leerstof heeft te maken, maar bijvoorbeeld veroorzaakt wordt door de instructie waarmee de leerstof wordt gepresenteerd of matig ontworpen leermiddelen. Het draag niet bij aan het leren en/of verhindert leren (Extraneous load).