Dit onderzoek wordt gedaan om na te gaan hoe ingeademd gas zich verdeelt over de longen (=ventilatie) en hoe de doorbloeding (= perfusie) van de longen is. Bij een verstoring van de longdoorbloeding (bijvoorbeeld longembolie = een verstopping van een bloedvat in de long door een stolsel) kan de verdeling van gas en vloeistof in het longweefsel veranderen. Bij een voorgenomen longoperatie wordt het onderzoek soms gedaan om de funktie te berekenen van het resterende normale longweefsel. Het gas en de vloeistof, die in de longen zijn opgenomen, geven korte tijd een zwakke radio-actieve straling af. Een zeer gevoelig apparaat, de gamma-camera, vangt deze straling op. Hiervan worden computeropnamen gemaakt (= scintigram of scan). De voorbereiding ![]() Het onderzoek Het hele onderzoek
bestaat uit twee delen. Bij onderzoek naar longembolie wordt soms alleen het
eerste deel gedaan. Ten eerste het longperfusieonderzoek. In liggende houding
wordt een licht radio-actieve vloeistof in een ader van de arm ingespoten. Vlak
na deze injectie worden in verschillende richtingen (van voren en van opzij)
computeropnamen van de longen gemaakt. Dit duurt ongeveer 10 minuten. Ten
tweede het longventilatieonderzoek. Gedurende ongeveer 10 minuten wordt in
zittende houding via een kapje een gasmengsel ingeademd. Tijdens het ademhalen
worden computer-opnamen van de longen gemaakt. De gebruikte hoeveelheid
radio-activiteit is zo gering dat er geen gevaar is voor kinderen, volwassenen
en hun omgeving. Afgezien van de prik voelt men van de ingespoten vloeistof
niets. Ook van het in te ademen gas heeft men geen last en het maken van de
opnamen is pijnloos. De tijdsduur van het totale onderzoek is ongeveer 1 tot 2
uur. Na ongeveer 24 uur is een groot deel van de radio-actieve stof al uit het
lichaam verdwenen. Dit gebeurt vooral via de urine en men kan dit proces
versnellen door veel te drinken op de dag van het onderzoek.
|