ds. J. P. Boiten 16 juni 1988
HOUTEN - In het boekje De sabbat - zijn betekenis voor de moderne mens maakt de lezer kennis met de gedachten van de joodse schrijver A. J. Heschel. Heschel, in 1972 op de leeftijd van 65 jaar overleden, was onder andere hoogleraar in de joodse mystiek en ethiek in New York. In zijn werk valt op dat hij een synthese tot stand brengt tussen orthodox jodendom en modern denken. Dat komt ook tot uitdrukking in de titel van dit boekje.
In het denken van Heschel neemt de tegenstelling tussen ruimte en tijd een belangrijke plaats in. Terwijl andere godsdiensten vaak beheerst worden door de opvatting dat de godheid m de ruimte zetelt, in bijzondere plaatsen (bij voorbeeld bergen of bomen), is het jodendom een godsdienst van tijd. In de godsdienst van Israël zijn de tijden waarop openbaringen plaatsvonden van groot belang. Ieder moment is uniek. De God van Israël laat Zich meer kennen in de geschiedenis (uittocht, wetgeving) dan in dingen of plaatsen. De hoofdthema's van het geloof spelen zich af in de tijd.
Scheppingsdaad
Hiervan is, volgens Heschel, de sabbat een concreet voorbeeld. De dag van de sabbat wordt immers niet bepaald door de stand van de maan, maar door een scheppingsdaad van God. Zo staat het wezen van de sabbat geheel los van de wereld van de ruimte. De betekenis van de sabbat is om de tijd te vieren en niet de ruimte. Vanuit dit gezichtspunt brengt Heschel naar voren wat volgens hem het heiligen van de sabbat inhoudt.
Het in acht nemen van de zevende dag is niet louter het gehoorzamen van een gebod. Het is het vieren van de schepping. De sabbat is een verlustiging voor ziel en lichaam. Hij noemt de sabbat een paleis in de tijd. De weekdagen zijn er omwille van de sabbat. De sabbat is een voorbeeld van deze en van de komende wereld; de vreugde van de sabbat hoort bij deze, de rust behoort tot de komende wereld. De sabbat kan ons ook leren ons onafhankelijk op te stellen ten opzichte van de huidige beschaving. Het geloof van de jood is een wijze van zijn in en boven deze wereld. Ze wil de beschaving niet verwerpen, maar op de sabbat leren wij de beschaving te overstijgen. Volgens Heschel heeft de sabbat twee aspecten: hij heeft betekenis voor de mens en ook voor God. Ze is een teken van het verbond dat zij met elkaar hebben gesloten.
Heiligen
God heeft die dag geheiligd en de mens moet die dag ook telkens opnieuw heiligen. Die heiligheid van de sabbat blijkt uit de manier waarop ze wordt gevierd. In de vrijdagavonddienst wordt de sabbat verwelkomd als koningin en bruid. Dit denkbeeld is de weergave van de tegenwoordigheid Gods. Zo is de viering van de sabbat als een bruiloft; een voorbeeld van de eeuwigheid. Dat Heschel een zeer centrale betekenis toekent aan de sabbat blijkt wel uit zijn uitspraken dat de overleving van de wereld afhangt van de heiligheid van de zevende dag, en: wat wij zijn hangt af van wat de sabbat voor ons is".