Joodse achtergronden van de Bergrede
Marcus van Loopik
Geen religieuze tekst is wereldwijd zo bekend als de Bergrede. In deze studie maakt Marcus van Loopik korte metten met de gedachte dat de Bergrede het Jodendom telkens weer overstijgt. Met een verbluffende kennis van allerhande joodse bronnen laat hij overtuigend zien dat en hoe de Bergrede schatplichtig is aan leer en leven van joodse wijzen.
Aan de hand van een gedetailleerde studie laat hij ons zien hoezeer de leer van Jezus geworteld is in de lessen van de Bijbelse profeten en in de verhalende en normerende traditie van de rabbijnen.
emmanuel levinas’ commentaar op mattheüs 25:
Tegen mensen die God zoeken, zeg ik:
ja, je zult hem vinden, maar bevrijdt eerst de slaven,
kleedt de naakten, voedt de hongerigen,
laat de daklozen binnenkomen in je huis.
Dat de mensen elkaar onderling niet helpen, dat is de doodzonde!
De mens die vraagt: God waar bent U?
Weet dat het antwoord van God er niet in bestaat mij te antwoorden,
maar mij terug te sturen naar de ander, ook al is hij een stoorzender en bij uitstek ongewenst, de dakloze, die je tapijt bevuilt.’
Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe. – Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien en te eten gegeven, of dorstig en u te drinken gegeven? Wanneer hebben wij u als vreemdeling gezien en opgenomen, u naakt gezien en gekleed? Wanneer hebben wij gezien dat u ziek was of in de gevangenis zat en zijn we naar u toe gekomen?
Alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.
Want ik had honger en jullie gaven mij niet te eten, ik had dorst en jullie gaven me niet te drinken. Ik was een vreemdeling en jullie namen mij niet op, ik was naakt en jullie kleedden mij niet. Ik was ziek en zat in de gevangenis en jullie bezochten mij niet. – Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien of dorstig, als vreemdeling of naakt, ziek of in de gevangenis, en hebben wij niet voor u gezorgd? Alles wat jullie voor een van deze minsten niet deden, hebben jullie ook voor mij niet gedaan.