03. c - 13de & 14de eeuw

Michaël van Elslande, naamgever van de familie

VAN ELSLANDE R., van Elslande 1267-1995, Heren van/ Seigneurs de Carpentieringhe, Schoonvelde, Ghisbalde, Ter Beke, Dilsemont, Ten Bornem Elst, Nobelmeers, De Lysselbroek, Ten Heede, Ten Hooghen Walle (Duivelgoet), Ten Paradijs, Ter Vliet, Watermeulen & Langhen Hessel, Wervik 1995, p. 22-27.

21.dd Michael van Elslande

I

      21.dda Jan van Elslande             -            21.ddb Jossine van Elslande            -           21.ddc Gilion van Elslande(?)

                                                                            I

                                                 21.ddaa Jan van Elslande        

https://sites.google.com/site/genealogievanelslande/03-de-nobele-wervikse-familie/a-stamvaders

De naam van Elslande treffen we vanaf de 13de eeuw aan. Daar deze naam fonetisch werd opge­schreven ,treffen we hem op verschillende schrijfwijzen aan.

Margaretha van Constantinopel, gravin van Vlaanderen, Naar het verdwenenGrafbeeld (eind 13de - begin 14de eeuw) eertijds nidden in het nonnenkoor in de abdij te Flines; uit: Memoriën van  Anthonio de Succa (1601), Brussel Koninklijke Bibliotheek, f° 5.

Anoniem, Cronache de singniori di Fiandra e de loro advenimenti (fragment), Brugge 1452, Brugge, Openbare Bibliotheek, ms. 685, f° 209.

Kortrijk, O.-L.-Vrouwkerk, uit: SANDERUS A., Verheerlykt Vlaandre...1735.

21.dd Michaël van Elslande (vermeld tussen 1267 en 1288), grafelijk baljuw te Kortrijk, Rijsel en Ieper van Margaretha van Constantinopel en Gwijde van Dampierre

Naar Noord-Franse coutume werd in de 13de eeuw grote heerlijkheden verdeeld om de jongere zonen te laten huwen met belangrijke partners. De heerlijkheid Oosthove werd in twee verdeeld. Willem van Nevele kreeg als oudere broer de heerlijkheid met het foncier, dat thans nog steeds bekend staat onder deze term. Het noordelijke eerder drassige deel werd aan zijn jongere broer Michaël gegeven: het Elsland. Naar gebruik en zoals ook in deze familie voorkwam, nam deze jongere heer de naam aan van zijn heerlijkheid. Hoewel we Michaël in de documenten nog aantreffen onder de benaming van Wervik, zal hij zich na 1267 voornamelijk van Elslande laten noemen.

Behalve onder de familienamen van Wervik en van Elslande terffen we hem in geealogieën ook nog aan onder de naam van Nevele.

Hoewel we getracht hebben om in de familienamen van voor 1250 een bepaalde constante te behouden is het vrij frequent, dat men in andere genealogieën dezelfde leden van deze familie onder een andere familienaam aantreft.


Het oudste -thans bekende- document waarin de familienaam van Elslande vermeld wordt, dateert van november 1267 [1]. Jan, heer van Oudenaarde en Roseto vroeg aan Michaelis de Elstlande of het waar was, dat Willem de Houte en zijn vrouw Gertrude de tienden en het patronaat van Maarke geschonken hadden aan Margaretha van Constantinopel, gravin van Vlaan­deren, met het verzoek om deze goederen over te dragen aan de Kortrijkse O.-L.-Vrouwekerk[i]. Op 19 juli 1268 schonk de gravin de tienden vaan het kapittel van O.-L.-Vrouwekerk te Kortrijk, maar zelf behield ze het patronaat[2].  Michaël van Elslande, van Wervik, trad hierbij op als grafelijk baljuw van Kortrijk, de directe vervanger van de graaf van Vlaanderen. 

Boudewijn IV hervormde in de 11de eeuw de karolingische gouwen in bestuurlijke territoriale burggraafschappen, die eerst territorium werden genoemd en daarna kasselrijen. Oorpronkelijk waren er zes kasselrijen: Brugge (Brugse Vrije), Gent (Oudburg), Sint-Omaars, Kortrijk en Rijsel (Ylersis). Aan het hoofd van een kasselrij stond een burggraaf

De burggraven werden zo machtig, dat dit erfelijk ambt vanaf 1200 geleidelijk vervangen werd door een grafelijke baljuw. Micha­ël van Elslande had te Kortrijk ridder Willen Bloc d'Eynes opgevolg in dit ambt [3].      

Wapenschild van Michaël van Elslande / blason de Michaël van Elslande

d'argent au chevron engrêlé(e) de gueules, à la bordure de même

(Casimir de Sars de Solmont,Recueil de généalogies, fraguements, notes et épitaphes des provinces du Nord. Tome VI : G-K

Fait partie de : Recueil de généalogies, fraguements, notes et épitaphes des provinces du Nord , II, 1846, f° 112, n° 6)

Michaël van Elslande nam niet het wapen aan van de familie Radulf (Radou) van Mortagne, maar in licht gewijzigde vorm dat van de familie van Kortrijk, burgraven van Kortrijk, dat nog door zijn grootmoeder Lysbeth van Nevele gedragen werd. De reden waarom hij zijn naam en het wapen veranderde is te zoeken in zijn functie. De grafelijke baljuw - wiens functie niet erfelijk was - werd bij aanvang van dit ambt eveneens aangesteld om de burggraaf te controleren. Hij mocht dan ook geen banden hebben met de burggraaf. Door de naamsverandering en het wapen was het net alsof Michaël van Elslande geen familiale relatie had met de burggraaf. Toch blijkt dat deze grafelijke baljuw zijn familie niet verloochende, daar hij in licht gewijzigde vorm het blazoen aannam van de vorige familie burggraven van Kortrijk.

Wapenschild van de familie van Kortrijk, burggraven van Kortrijk / blason de la famille van Kortrijk, vicomtes de Courtrai

In 1268 werd hij in deze functie vermeld als Michiel de la Helstraete de ter Elst[4]  . Een ver­melding die later zal leiden tot een verkeerde interpretatie, nl. dat de Helstraat te Wervik haar naam dankte aan deze baljuw.  Paul Gallant [5]merkte  op dat hij geen heer kon zijn van de heerlijkheid ter Elst, daar dit leen sinds 1225-1226 in het bezit was van het St.-Pieters-Kapittel te Rijsel. Gallant (o.c.) is dan ook van mening dat hij heer was van het "Elslande" te Geluwe-Wervik. Ook in het Jaerboek der stad en oude Casselry van Kortryk Verzameld Uyt menigvuldige Auteurs en Handschriften (1814), blz. 234, wordt Michaël van Elstande in 1268 vermeld als "Balliuw van Kortryk".

In 1275 werd deze grafelijke baljuw opnieuw vermeld als Micha­elis de Hestellande[6] . Kort voor november van hetzelfde jaar werd Mikiel d'Elsland als grafelijk baljuw te Kortrijk opgevolgd door Gautier de Ham. Gastoux [7] is van mening dat Michaël van Elslande in 1276-1277 opnieuw fungeerde als grafelijk baljuw van Kortrijk. In het langdurig proces van de schuldeisers van overleden Rogier van Mortagne, heer van Spiere tegen zijn erfgenamen, o.a. zijn weduwe Heluide, erfvrouwe van Seneffe en zijn zonen Jan van Spiere en Robrecht van Spiere (zoon Seger blijkt inmiddels overleden te zijn), werd naast de vier testamentuitvoerders in december 1276 ook Michaël van Elslande, die als Michel de Wervicq vermeld wordt belast met het onderzoek naar de uitvoering. Daar Michaël in 1267-1268 fugeerde als bajuw van Kortrijk neemt Gastoux aan dat hij in die periode opnieuw in deze functie aangesteld werd. Hoewel we deze mogelijkheid niet uitsluiten willen we hier opmerken dat Michel van Wervik, heer van het Elsland, verbonden was aan het hof van de gravin en in hierdoor aangesteld werd door de gravin. 

Anoniem (17de eeuw), Beatrice van Brabant (ca. 1225-1288), Gravenreeks (detail), Kortrijk Rijksarchief, Oud stadsarchief Kortrijk, nr. 1202. 

C. Tulpinck, Kopie naar Gwijde van Dampierre uit de gravenserie van Jan van der Asselt in de Kortrijkse O.-L.-Vrouwkerk (1858): Originele muurschilderingen worden bewaard te Brussel, Koninklijke Musea voor Kunst & Geschiedenis (thans: zoek geraakt)


Hoewel hij grafelijk baljuw was eerst van Margaretha van Constantinopel en daarna van Gwijde van Dampierre was Michaël voornamelijk verbonden aan het hof van Beatrice van Brabant te Kortrijk[8], waar zijn broerd Willem van Nevele burggraaf was. Op 29 december 1278 deed Margaretha van Constantinopel troonsafstand van het graafschap Vlaanderen ten voordele van haar zoon Gwijde van Dampierre, die toen reeds mederegent was.

Op 23 april 1281 [9] en in maart 1281 (n.s. 1282) [10] was Michaelis de Elstlant grafelijk baljuw van Ieper. De kasselrij Ieper werd op het einde van de 11de eeuw opgericht en was een afsplitsing van St.-Omaars. Het administratief centrum was het Zaalhof gelegen langs de noordzijde van de grote markt van Ieper (op deze plaats is thans de rechtbank van koophandel). 

Op verzoek van de graaf van Vlaanderen wist Michiel van Elslande de “Cockerulle” een strijd tussen het gemeen (werkers, ambachtslieden) en het patriciaat (Hanze, schepenen) te beëindigen, waarbij de graaf niet alleen munt uit deze strijd wist te slaan, maar ook de democratische gedachtegang wist te onderdrukken.

Reeds op 21 juni 1283  was Michiel van Elslande hoofdbaljuw van Rijsel en trad in deze functie op bij de verkoop van het tienderecht van de kerk van Geluwe aan het St.-Pieters-Kapittel te Rijsel [11]. In hetzelfde jaar werd in deze stad het beroemde feest Fête de l'Épinette gehouden[12]. Belangrijk was dat in 1283 het “conseils et jugements du tribunal de la Salle de Lille” werd opgericht[13].

Ieper, Zaalhof (grafelijk castrum), Joan Blaue, o.c., 1641.

Een jaar later op 24 november 1284 is Michel d'Elstland opnieuw hoofdbaljuw van Ieper[14] . Deze functie nam hij zeker waar tot 4 mei 1288 [15] .

In 1284 verkocht Michaël van Elslande het tienderecht van de kerk van Koolskamp aan het kapittel van Harelbeke[16]. Opvallend was dat deze verkoop pas in maart 1285 (n.s. 1286) geregis­treerd werd voor Michaëls hoir feodaal, Willem van Nevele[17] , burggraaf van Kortrijk[18] . De grafelijke baljuw was in de hiërarchie hoger geplaatst dan de burggraaf. Als jongere broer van Willem van Nevele[19] moest Michaël de toestemming vragen.

Koolskamp, Kerk (voor 1918)

Voor de werking van het altaar (= kerk) werd een belasting geheven die in natura werd vergoed en meer bepaald door afstand van een tiende van de opbrengst van bezittingen (tarwe, dieren…). Deze tiende werd in drie gelijke delen verdeeld . Eén deel mocht de pastoor voor zich zelf behouden voor kosten en onderhoudt. Een andere tiende kwam ten goede van den dis (armen) en het laatste deel werd gespendeerd aan het onderhoud van het kerkgebouw. Deze laatste twee tienden noemt men het bodium. Vanaf de 9de eeuw kwam dit bodium in handen van (plaatselijke) heren, waardoor het een soort van feodaal bezit werd. Deze bezittingen werden riddertienden of heerlijke tienden genoemd. De eigenaar moest wel instaan voor de werking, maar vergat in veel gevallen deze verantwoordelijkheid, waardoor er talrijke klachten waren in verband met het onderhoud van het kerkgebouw. Verder hadden deze bezitters ook enige verantwoordelijkheden. Zij moesten er bvb. Voor zorgen dat in de kerktoren een klok ging (de tiendeklok) die over de gehele parochie goed hoorbaar was. Deze tienden konden ook op gesplist worden in lmeinere tienden.

 We mogen aanvaarden dat ook in Koolskamp het bodium  vroegtijdig in bezit kwam van lokale heren. Dit wordt ook bevestigd uit een document van 1165. In dat jaar werd het patronaat van Meulebeke, Ingelmunster, Moorsele en Koolskamp overgedragen door Geraldus, bisschop van Doornik, aan het kapittel van Harelbeke. Dit betekende dat het kapittel o.a. kon beslissen over de aanstelling van de pastoors. In tegenstelling tot de andere locaties werd het bodium van Koolskamp niet overgedragen aan het kapittel. Dit betekende dat ten reeds de twee tienden in het bezit waren van wereldse heren.

Harelbeke, St.-Salvatorkerk (romaans deel)

Dit tiende had Michaël van Elslande eertijds gekocht van Waubert van Hoenlede. Waubrecht van Hoenlede, heer van Hooglede, was eertijds burggraaf van de grootste kasselrij van Vlaanderen: het Brugse Vrije (doc. XIIIa). Reeds in 1268 had Waubert een tiende van Koolskamp verkocht aan het kapittel van Harelbeke. Waarschijnlijk heeft de graaf van Vlaanderen bij beide verkopen een rol gespeeld. Tussen 1035 en 1042 stichten graaf Boudewijn V en zijn echtgenote gravin Adela ter ere van hun vermeende voorvader Liederik het Sint-Salvatorskapittel. Liederik was één van de Forestiers die volgens de genealogie opgemaakt door de monniken van de Gentse St.-Pietersabdij verkeerdelijk beschouwd werden de directe voorvaderen van de graven van Vlaanderen. We bemerken dan ook dat Harelbeke vroegtijdig stadsrechten kreeg en dit kapittel sterk begunstigd werd. 

In vergelijking met het tiende dat Waubert van Hoenlede in 1268 verkocht voor 23 ponden Vlaams en dat van Michaël van Elslande in 1284 voor 19 ponden stellen we vast dat van dit laatste tiende minimum 4 ponden verder door verkocht waren. In 1294 verwisselde de kerk van Mooslede een deel van een kleiner deel van een tiende te Koolskamp met een tiende van de kerk van Moorslede, dat in het bezit was van de O.-L.-Vrouwkapittel te Kortrijk. In deze akte werd vermeld dat het tiende van Koolskamp destijds gekocht werd van Rogier van Lichtervelde.

Zegel van Rogier van Izegem, legende: + SIGILLVM ROGERI DE YSENGHIEN MILITIS; 


Het tiende van van Elslande werd gehouden door Rogier van Izegem. Ridder Rogier van Izegem werd vermeld tussen 3 mei 1257 en april 1295. Zijn oom was William. Waarschijnlijk was hij de zoon van ridder Boudewijn II, die vanaf 2 oktober 1220  tot 1 mei 1264 voorkomt in de documenten, en Agnes. Daarnaast had oom William enkel maar zussen/ Margaretha en Isabella. Boudewijn II was heer van Izegem en zoon van Boudewijn I die op 12 september 1208 vermeld werd. Deze laatste was waarschijnlijk verwant met Arnold II van Izegem die in het derde kwart van de 12de eeuw leefde. Deze Arnold was de zoon van Ralph , vermeld tussen 1170 en 1177, en kleinzoon van ridder Arnold I (deze werd vermeld tussen 1122 en 8 augustus 1135). Deze familie werd voorafgegaan door Alwoldus en Folkard gehuwd met Geva, die beiden vermeld werden in 1080.

                                                Sanderus, Zicht op Harelbeke, o.c., A. nr. 1

Naast deze tiende bezat de familie van Elslande ook een heerlijkheid “de Elslandershoek” in het aanpalende Ardooie. (cf. 05. Genealogie van Mortagne, burggraven van Doornik, nrs. 11-12). Het was pas in de 17de eeuw dat een tak van de familie zich vestigde in Koolskamp. Een straat in deze gemeente is een stille herinnering hier aan, cf.: Baljuws te Ardooie/Koolskamp

https://sites.google.com/site/genealogievanelslande/05-baljuws-te-ardooie-koolskamp

 

Koolskamp, Elslanderstraat

Michiel del Elstlande had in deze periode nog nauwe banden met Kortrijk[20], waar hij in 1287 nog vermeld werd bij een transaktie van de Kortrijkse Groeningeabdij[ii]. Het was zeker niet verwonderlijk dat hij hierbij optrad. Deze abdij werd door Beatrice van Brabant opgericht binnen de Kortrijkse stadsmuren. Er waren tal van moeilijk heden tussen de St.-Maaterskerk en de O.-L.-Vrouwekerk. Beatrice van Brabant heeft zich tot aan haar dood ingezet voor deze instelling, waar nadien haar hart en ingewanden bijgezet werden in de abdijkerk (thans overgebracht naar de St.-Michielskerk).

Na 1288 treffen we Michaël van Elslande niet meer aan in de documenten.

 Kortrijk, Groeningeabdij, thans Museum Kortrijk 1302

Over deze Michaël van Elslande werd door verschillende afstammelingen van Willem van Elslande (16de eeuw) in België en Frankrijk een legende medegedeeld. Volgens een overlevering zou hij op verzoek van de graaf van Vlaanderen, meestal als Diederick van den Elzas (1128-1168) geïdentificeerd, het Heilig Bloed naar Brugge hebben overgebracht.

Heilig Bloedreliek, Brugge, Heilig Bloedkapel

Recente onderzoekingen hebben aangetoond dat het Heilig Bloed pas in het midden van 13de eeuw naar Brugge[21]werd overge­bracht, de periode dat Michaël van Elslande grafelijk baljuw was van gravin Margaretha van Constantinopel.  Het oudste geloofwaardige vermeldingen van deze reliek dateren tussen 1255 en 1265, zoals vermeld in een in 1270 gedateerd document. 

Deze genealogische studie heeft ons geleerd dat onze sceptische houding om enkel de gegevens, die thans in documenten terug te vinden zijn, de enige bron van informatie te beschouwen te beperkt is. Overleve­ringen die teruggaan op gebeurtenissen uit de 16de en 17de eeuw hebben we kunnen staven aan de hand van documenten. Dit wil echter niet zeggen dat we -zonder enige eigentijdse documenten- Michaël van Elslande mogen beschouwen als de drager van het Brugse Heilig Bloed.

21.dda       k:  Jan van Elslande (vermeld in 1304)


 

21dda Jan van Elslande 

Robrecht van Béthune, aquarel door Camille Tulpinck (ca. 1900) naar een vernielde muurschildering in de St.-Martinuskerk te Ieper, Brussel, Koninklijke Musea voor Kunst & Geschiedenis.

In de eerste helft van de 14de eeuw treffen we te Wervik een Jan van Elslande aan. Iehan deelstlande van Geluwe werd voor de eerste maal vermeld in 1304[22] . Na de dood van graaf Gwijde van Dampiere (1305), tijdens de regeerperiode van Robrecht van Béthune werd Jehan d'­Elstlande vermeld als "anemi"[23] . We mogen in het beste geval aanvaarden dat hij tijdens de Gulden Sporenslag (1302) geen partij gekozen had en in die periode gewoon verder is blijven fungeren. De houding van de graaf tegenover Jan van Elslande moet in een ruimere context gezien worden. Door de rijkdom en de macht van de familie van Mortagne was Maria van Mortagne, burggravin van Doornik en vrouwe van Mortagne, voorbestemd om te huwen met Gwijde van Namen, graaf van Namen, en de jongere halfbroer van Robrecht de Béthune, graaf van Vlaanderen. In 1291 waren zij reeds verloofd, maar het nakend huwelijk werd verboden door Filips de Schone, koning van Frankrijk. De koning beschuldigde Gwijde van Dampierre, de vader van Gwijde van Namen, ervan paarden en krijgslieden geleverd te hebben aan zijn vijand Edward, koning van Engeland. Beide edelen werden gevangen genomen door de vorst. In 1297 kreeg Maria de toestemming van de Filips de Schone, koning van Frankrijk, te huwen met wie ze wilde, zolang het maar geen vijand van Frankrijk was. Toch bracht in 1308 de koning als huwelijkskandidaat  Jan van Brabant, heer van Vierzon, naar voor. Toen het uitkwam, dat Maria gehuwd was met een bedrieger, daar de echte Jan van Brabant sneuvelde tijdens de Gulden Sporenslag (1302), negeerde de koning zijn betrokkenheid en kreeg Maria alle schuld. Ze overleefde de kritiek niet en stierf kort nadien (1312). Om onheil te voorkomen droegen haar erfgenamen de heerlijkheid Mortagne over aan de Franse koning (cfr.: 

nr. 21 aaa.

Daar dit huwelijk niet kon doorgaan met Gwijde van Namen was de macht en de rijkdom van de familie van Mortagne een bedreiging voor de graaf. Waarschijnlijk heeft Jan van Elslande zich tijdens de Gulden Sporenslag (1302) afzijdig gehouden. Geen enkel lid van de familie van Mortagne kon trouwens een conflict met de Franse koning aan. Hiervan werd blijkbaar in de grafelijke kringen dankbaar gebruik van gemaakt om Jan van Elslande te bestempelen als een vijand. Een echt optreden kon de graaf tegen Jan van Elslande, de neef van de Kortrijkse burggraaf van Mortagne, direct niet doorvoeren. Wel bemerken we dat in dezelfde periode in Geluwe een burcht werd opgericht voor de familie Van de Woestine.“de barnage (= baronage) de la Wastine”, het latere Hof  van Gheluwe.. In 1305-06 was deze reeds bewoond door deze familie.  De familie Van de Woestine oefende de baronage of het ambt van burggraaf uit over Geluwe en aanpalende gebieden. Dit ambt stond gelijk aan schout, waardoor deze direct fungeerde onder de grafelijke baljuw van Kortrijk en niet onder het burggraafschap. In de Kortrijkse kasselrij had men slechts vijf van dergelijke “barnages”. Het zal pas bij de volgende generatie zijn dat radicaal werd opgetreden.

Gulden Sporenslag, Kist van Oxford (14de eeuw), Oxford, New College



21.ddaa          k:    Jan van Elslande - Manins

Zijn zoon Jan van Elslande, was werkzaam als chrurgien – barbier te Ieper en was op 19 oktober 1308 gehuwd met Cateline Manins[24]  Hij stelde zich op 9 juni 1311 borg voor Hannin Lodewic[25] .

 Hieronymus Cock, Gezicht op Ieper, 1562.

Op 1 oktober 1427 wordt Jan van Elslande vermeld als leenman van de graaf van Vlaanderen in verband met een oordeel dat geveld werd over Willem Vander Bernecoutere en Jan Van der Maenbeke.  Hieruit kunnen we stellen dat het Elsland een grafelijk leen was afhangende van de zaal van Ieper. Daar hij als eerste van de vier leenman­nen vermeld werd neemt Roelandt [26]  aan dat hij waarschijnlijk ook grafelijk baljuw was. In het tweede document in verband met deze uitspraak werd Jan van Elslande vermeld met  Willem van Gent en Willem Witinc, grafelijk baljuw van Kortrijk[27].

Lodewijik van Nevers, Lodewijk van Male en Margaretha van Frankrijk,

calques naar de vernielde muurschilderingen (14de eeuw) in de Leugemeetekapel te Gent.

Een opvallende opdracht werd gegeven op 18 augustus 1331 door Lodewijk van Nevers, graaf van Vlaanderen aan zijn baljuw te Menen “ que vous prendiez le werp et le déahéritance de Jehan de Elsande de toutes les droitures rentes et revenues qu'il a en toute notre terre de Menin en quelcusiques maniere que a soit, en mollins et ailleur doit”[iii].

Deze verordening past in de bestraffingen van de mauvais privilèges die de graaf uitvaardigde tussen 1329 en 1331 voor de opstandige steden en kasselrijen. Aanleiding hiervan waren de hoge grafelijke belastingen die de Lodewijk van Nevers oplegde. Nadat de graaf noodgedwongen naar Frankrijk vluchtte, kwam het tot een treffen in de Slag bij Cassel (1328) waar hij met een sterk Frans leger de Vlamingen versloeg. De Vlaamse weerstand was gebroken en de Fransen namen wraak. De goederen van al de Vlaamse opstandelingen werden verbeurd verklaard. Vlaanderen had meer dan 3200 doden te betreuren. Met deze verbeurtverklaring kwam ook een einde aan de macht en de rijkdom van de familie van Mortagne in Wervik-Menen. De heerlijkheid die zich eertijds uitstrekte deels vanaf Kruiseke tot aan Menen werd listig door de graaf verdeeld. Hierdoor werd voorkomen dat een nieuwe rijke en machtige vazal kon ontstaan.

Jean Froissart, Slag bij Cassel (ca. 1410) Chroniques..., o.c., Vol. I, 

Den Haag, Koninklijke Bibliotheek

In 1333 overleed Jan van Elslande. Hij werd begraven in de Wervikse St.-Medarduskerk, waar zijn stenen epitaaf nog in 1960 door Meurillon  in een muur van de kerk werd opgemerkt als: " une pierre tombale dans l'église de Wervicq au nom de van Elslande porte la date de 1333" (een grafsteen in de kerk te Wervik draagt de naam van Elslande en draagt de datum 1333) .

Nadien is de familie van Elslande nooit meer in het bezit gekomen van het Elsland.

Nadien duurde het bijna een eeuw (1421) alvorens de familie van Elslande opnieuw vermeld werd in de Wervikse archie­ven.

Portretten van Lodewijk van Nevers en Lodewijk van Male met hun gemalinnen eertijds in de schepenkamer van de Hallen van Ieper, aquarel door Camille Tulpinck (ca. 1900), Brussel, Koninklijke Musea voor Kunst & Geschiedenis.

Opschrift: Lodewick van Nevers, grave van Vlaenderen / die starf tot Cersy. Mergrite graefnede (= gravin)Artois van Artois/Nevers ende Retheers.

Lodewick van Male grave van Vlaenderen / Bourgoenje en Nevers ende Retheers. Mergriete dochter v(and)en hertog van Brabant.

We mogen de oorspronkelijke muurschilderingen dateren na 1369 (huwelijk Margaretha van Male met Filips de Stoute). De kledij verwijst naar de 2de helft van de 14de eeuw: onder de cotte (= onderjapon) valt de rok wijd klokkend van de vrouw, waardoor het lijfje strak om de middel kan gespannen worden. Voor het eerst in de vrouwen mode bemerken we iets bloot: een breed horizontaal décolleté. De mouwen zijn nauw  en vallen op de handen. Haar cape is op de schouders vastgemaakt. De vrouwen dragen vlechten op de orgen gelegd. Op hun hoofd dragen ze een kroon om hun waardigheid uit te drukken. De heren dragen een korte en nauwe tuniek met halve mouwen die eindigen in een wijde tuit. De schoenen eindigen in een punt en verwijzen reeds naar de tootschoenen. Dit wijst er op dat deze muurschillendering hoogstwaarschijnlijk vervaardigd werd in het laatste kwart van de 14de eeuw. Het realisme sluit aan bij de stijl van de  Franco-Vlaamse miniatuurkunst uit die periode.

 



21.ddb Jossine van Elslande 

Wapenschild van de familie / armoiries de la famille van Haverland  branche Campdavaine

21.ddb    Jossine van Elslande (° Komen/Wervik ca. 1275, + Sint-Pols-aan-de-Ternas/ Saint-Pol-sur-Ternoise) x Zeger II d'Haverland (° Sint-Pols-aan-de-Ternas/ Saint-Pol-sur-Ternoise ca. 1269, + Sint-Pols-aan-de-Ternas/ Saint-Pol-sur-Ternoise 1335), heer van Montsecourt en Haverland, fs. Zeger I & Isabelle de Thiant, [28], cfr.

https://sites.google.com/site/genealogievanelslande/03-b-962-1267-ascendenten/c-familie-van-mortagne-burggraven-van-doornik

nr. / n° 12 cbb

Johann Baptist Homann (1663-1724), Comitatus Flandriae in omnes ejusdem subjacentes Ditiones 

cum adjacentibus accuratißime divisus sumtibus / Ioh. Bapt. Homanni Norimbergae Cum Privilegio Sac. Caesareo Majestatis

Maquette van het oude (rechts) en nieuwe (links) 13de eeuws kasteel te St.-Pol-sur-Termoise

Saint-Pol-sur-Ternoise, Musée d'art et d'histoire Bruno Danvin

 Wapenschild van de familie / armoiries de la famille d'Isque


21.ddba    k:    Guillaume d'Haverland (°Sint-Pols-aan-de-Ternas/ Saint-Pol-sur-Ternoise 1301, + 1367) , heer van Montsecourt x Colardine de Saint-Pierre-Maisnil (° ca. 1310, +  Sint-Pols-aan-de-Ternas/ Saint-Pol-sur-Ternoise 1363)

21.ddbaa         k:    Pierre " d'Haverland, genaamd de Stoutmoedige / dit Le Hardi" (+ Cambrai / Kamerijk ca. 1407) x  Philippote d'Isque


Wapenschild van de familie / armoiries de la famille de Rivery


21 ddbaaa              k:    Zeger de Haverlant (+ na / après 1440, Gouverneur ad Interim in 1440 van Arras/Atrecht) x  Marie de Rivery

21 ddbaaaa                   k:    Nicolas de Haverland (+ na / après 1483), Lieutenant aan het Gouvernement van Amiens x  Marguerite Calendie, fa. Simon

21 ddbaaaaa                        k:    Nicolas de Haverland / Nicolas de Haverlant (+ na / après 1505, Lieutenant aan het Gouvernement van Beaumont) x Catherine de Paichel


Wapenschild van de familie / armoiries de la famille Le Febvre de Lambersart

21 ddbaaaaaa                             k:    Jean de Haverland (+ 2-11-1580,Lieutenant aan het Gouvernement van Beaumont) x 1)  Adrienne Le Febvre de Lambersart; x 2) Françoise de Froimont (+ Beaumont (Thuin) 24-2-1615).

Op het kerkhof aan de collegiale te Beaumont vermeldde een epitaaf:

" Ici reposent les Corps d(e)'hon(n)orable homme Jean Haverlant, bourgeois de cette ville de Beaumont, qui décèda le 2 novembre 1580

- et demoiselle Françoise de Froimont sa seconde femme la quelle a fondé, une messe de la passion qui se chante tous les vendredi de l'an en l'Eglise paroisialle d'i cette ville, qui mourut le 24 février 1615, priez Dieu pour leurs âmes".

Wapenschild van de familie / armoiries de la famille Blampain-Vredeau


21 ddbaaaaaaa                                  k:   Nicolas de Haverlant, heer van / Seigneur d'Offies x Anne Blampain-Vredeau, Dame de Rompsies

21 ddbaaaaaaaa                                      k:    Catherine de Haverlant x Jean Dumesnil

21 ddbaaaaaaab                                             Antoine de Haverlant (+ na/ après 1658), heer van / Seigneur de Rompsies x Jeanne G(h)oris 


21 ddbaaaaaaaba                                           k:      Jeanne de Haverlant (+ Bouillac 5-10-1712) x 1) 1670 Etienne des Fieux, heer van / Seigneur de Roffy en Brives; x 2)1680 Jean Jacques de Sarrieu (+26-11-1694) kapitein van Vaisseau

21 ddbaaaaaaabb                                                    Antoine de Haverlant (+ 17-9-1698), proost van Dourlers en ontvanger vestingwerken Avesnes.

21 ddbaaaaaaabc                                                    Marie Jacqueline de Haverlant

21 ddbaaaaaaabd                                                    Marie Madeleine de Haverlant, Religieuse Philippeville

21 ddbaaaaaaabe                                                    Marie Ursule de Haverlant (° 1633, + Philippeville 20-3-1700), Religieuse

21 ddbaaaaaaabf                                                     Nicolas de Haverlant, heer van / Seigneur de Rompsies x Marie Françoise Dursent (° Valenciennes / Valencijns 14-12-1650)

Met dank aan mevr. Eveline LAMBOURG voor de opzoeking van de kinderen van dit echtpaar

Merci à Mme Eveline LAMBOURG pour la recherche des enfants de ce couple

21 ddbaaaaaaabfa                                                   k:   Marie Eléonore Haverlant (° Valenciennes / Valencijns 8-2-1678)

21 ddbaaaaaaabfb                                                        Marie Anne Augustine Haverlant (° Valenciennes / Valencijns 23-5-1680) zuster Marie Augustine de Saint Joseph, in het Ursulinenklooster te Valenciennes, waar zij in 1712 raadgeefster was.

21 ddbaaaaaaabfc                                                        Françoise Alexisse Haverlant (° Valenciennes / Valencijns 16-8-1682)

21 ddbaaaaaaabfd                                                        Marie Joseph Haverlant (° Valenciennes / Valencijns 23-9-1684)

21 ddbaaaaaaabfe                                                        Marie Thérèse Haverlant (° Valenciennes / Valencijns 11-7-1686, + vroegtijdig gestorven / mort en bas âge)

21 ddbaaaaaaabff                                                         Marie Joseph Haverlant (° Valenciennes / Valencijns 26-2-1689)

21 ddbaaaaaaabfg                                                        Marie Albertine Haverlant (° Valenciennes / Valencijns 4-2-1691, + Valenciennes / Valencijns 18-6-1742)

21 ddbaaaaaaabfh                                                        François Augustin Haverlant (° Valenciennes / Valencijns 18-12-1695, + 13-12-1759) heer van / Seigneur de Rompsies

21 ddbaaaaaaabfi                                                        Gabriel-Etienne Haverlant (°+ vroegtijdig gestorven / mort en bas âge)

21 ddbaaaaaaabfj                                                        Jean-Antoine Haverlant (°+ vroegtijdig gestorven / mort en bas âge)

21 ddbaaaaaaabfk                                                       Augustin Joseph de Haverlant (°+ vroegtijdig gestorven / mort en bas âge)

Jean-Baptiste Nolin (1686-1762), Le Comte de Haynaut Divisé en plusieurs Pays etc. Le Comté de Cambresis, ou la Seigneurie Temporelle de l'Archeveché de Cambray / Recueillis des Memoires de Guichardin, de Penez et d'autres Auteurs, par le St. Tillemon ; Dreßez et Dediez a son Altesse Royalle Monseigneur le Duc de Chartres. Par son tres humble serviteur L.B. Nolin Geographe de S. A. R. Monsieur Frere Vnique du Roy

21 ddbaaaaaab                                        Catherine de Haverlant x Jacques Le Vieux

21 ddbaaaaaac                                        Jean de Haverlant x Nn.

21 ddbaaaaaaca                                      k:   Philippe de Haverlant

21 ddbaaaaaacb                                            Nicolas de Haverlant x Nn.

21 ddbaaaaaacba                                          k:    Zeger de Haverlant x Nn.

21 ddbaaaaaacbaa                                               k:  Gilles Benoît de Haverlant, proost van / prevôt de Wezel

21 ddbaaaaaacbab                                                    Claire Eugénie de Haverlant, religieuse

21 ddbaaaaaacbac                                                    Nn. de Haverlant

21 ddbaaaaaacbad                                                    Nn. de Haverlant x Nn.

21 ddbaaaaaacbb                                                 Nicolas de Haverlant x Nn. Coulon (° Antwerpen)

21 ddbaaaaaacc                                            Marie de Haverlant x Antoine Marin

21 ddbaaaaaad                                        Jacques de Haverlant

21 ddbaaaaaae                                        Jeanne de Haverlant x Jacques Boutefeu

21 ddbaaaaaaea                                      k:   Pierre Boutefeu

21 ddbaaaaaaeb                                            Marie Boutefeu

21 ddbaaaaaaec                                            Françoise Boutefeu

21 ddbaaaaaaed                                            Jeanne Boutefeu

21 ddbaaaaaaf                                         Yolande de Haverlant x Jean Le Maire

21 ddbaaaaaafa                                       k:  Jacques Le Maire

21 ddbaaaaaafb                                            Nicolas Le Maire

 Valse genealogie / généalogie faux 

21ddbb Vals / Faux

In sommige genealogieën treffen we Mathilde van Châtillon / Mahaut"Dite De Chatillon DE SAINT-POL (ca. 1293, + 3-10-1358) aan als dochter van Jossine van Elslande x Zeger II d'Haverland  [29]. Zij wordt daarbij verkeerdelijk vermeld als burggravin van Sint-Pols-aan-de-Ternas/ Saint-Pol-sur-Ternoise [30].

Dit is een verkeerde genealogie. Mathilde van Châtillon / Mahaut"Dite De Chatillon DE SAINT-POL was de dochter van Gwijde / Guy III van Châtillon, graaf van Saint-Pol [31].



21.ddc    Gillon van Elslande 

Na Michaël van Elslande wordt in de laatste kwart van de 13de eeuw (1284) een Gilion de le Helstland vermeld over wie we eigenlijk bijna niets weten[32] .




Voetnoten

[1]        VAN ELSLANDE R., Arend de Keysere & Ronse in Gentse Middeleeuwse documenten, in: Annalen Geschied- en Oudheidkundige Kring van Ronse en het Tenement van Inde, LV, 2006, blz. 295-316

[2]        BLANCHET L. (red.), Jaerboek der stad en oude casselty van Kortryk, Verzameld Uyt menigvuldige  Auteurs en Hand-schriften, Kortrijk 1814, blz. 233-234.

[3]        H. Nowé, Les baillis comtaux en Flandre, Brussel 1928,blz. 111, 395.

[4]        Ch. Mussely, Inventaire des archives de la ville de courtrai publié sous les auspice de l'administration communale, dl I, Kortrijk 1868, blz. 25 (liste chrono­logique des baillis et grand-baillis); A. Merghelyncks Vade-mecum / L'Exemplaire annote du Vade-mecum d'A. Merghelynck, Berchem 1990, blz. 41

[5]         P. Gallant, blz. 54.

[6]         Brugge, Rijksarchief, Cartularium van de St.-Salva­torskerk te Harelbeke samengesteld in 1763, nr. 3470acq.

[7]         M. Gastoux, I.E.J., Béatrix de Brabant,... Dame de Courtrai, Handelingen van de Kring Kortrijk, dl. XX, nr.1, 1942-3, blz. 121, 131-132, 145, 147, 181, 24­8, ­252, 286.

[8]         Michaël van Elslande werd vermeld als één van de belangrijkste vazallen van dit hof; M. Gastoux, I.E.J., Béatrix de Brabant,... Dame de Courtrai, Handelingen van de Kring Kortrijk, dl. XX, nr.1, 1942-3, blz. 121, 131-132, 145, 147, 181, 24­8, ­252, 286.

[9]        G. Desmarez- E. De Sagher, dl. I,blz.56.

[10]      Rijsel, Archives Départementales du Nord, 4e Cartulai­re de Flan­dre, stuk 46; L.A. Warnkoening - A.E. Ghel­dolf,  dl. V, blz.128; A. Merghelyncks Vade-mecum / L'Exemplaire annote du Vade-mecum d'A. Merghelynck, Berchem 1990, blz. 41

[11]       Rijsel, Archives Départementales du Nord, 6me. carton (Fonds St.-Pieters-Kapittel; E. Huys, 1938,blz. 223-224; Hautcolier, Cartulaire St.-Pierre de Lille, dl.I, blz. 500. H. Nowe, Les baillis comtaux en Flandre, Brussel  1927, blz.322, noot 1. dateert deze akte een dag later.

 [12]        DE ROSNY L.J., L'Épervier d'or, ou Description historique des joutes et des tournois qui, sous le titre de  Nobles Rois de l'épinette, se célèbrèrent à Lille au moyen âge,‎ 1839

[13]        MONIER R., Les lois, enquêtes etjugements des pairs du castel de Lille. ... et jugements du tribunal de la Salle de Lille, 1283–1406, RIijsel, 1937, blz. 84-85.

[14]        Rijsel, Archives Dépar­tementales du Nord, Chambre des comptes de Lille B 1564, nr.179, Des Marez-De Sagher, o.c.,blz. 56; A.Gheldolf, o.c., blz. 128, noot 2; De Raiffenberg-Deullens, Cartulaire de                           Hainaut 1071-1374 (Cart. de Namur), I, blz.22.

[15]        Rijsel, Archives Départementales du Nord, Chambre des Comptes de Lille, B 1564, nr.193.

[16]        F.Vandeputte, blz.61; A. Merghelyncks Vade-mecum / L'Exemplaire annote du Vade-mecum d'A. Merghelynck, Berchem 1990, blz. 41 Dit kapittel bezat reeds vanaf 1165 de rechten op het altaar van de kerk van Koolskamp, maar niet op het bodium.

[17]        Brugge, Rijksarchief, Cartularum van de St.-Salvators­kerk te Harelbeke samengesteld in 1763, f°69.

[18]        E. Warlop, De heren van Wervik, in: Studia historica Gandensia, Verslagen en mededelingen van de Leiegouw, dl. VIII, 1966, blz. 381-398.

[19]         VAN ELSLANDE R., De heren van Nevele en van Wervik vanaf 1067 tot 1300, in: Het Land van Nevele, 41ste  jg.,  juni 2010, nr. 2 , blz. 3-35.

[20]          F. Van de Putte, Speculum Beatae Mariae Virginis ao Chronique et cartilaire de l'abbaye de Groeninge à  Courtrai, Brugge 1872, blz. 32.

[21]          H. Huyghebaert, Iperius en de translatie van de Heilig-Bloedrelikwie naar Brugge, in: Het Heilig Bloed te Brugge, Brugge 1990, blz. 19-78.

[22]         Brussel Rijksarchief van België (verder vermeld als RAB) rolrekening nr. 1042, Comptes mon seigneur  Tybaut de Willontieu Bailli de Courtray des terres et des biens fourfaits rechutes puis le joesdi devant de saint luch m ccc et ij, dusques au mardj devant le saint vinchant lan m ccc iiij pourle terme de la thiephane.

[23]          J. De Smet, blz. 210, e.v. .

[24]          G. Desmarez - E. De Sagher, vol.I, blz. 246.

[25]          G. Desmarez - E. De Sagher, blz. 335; K.M. De Lille, blz.6.

[26]         Gent, Klooster O.-L.-Vrouw-ter-Haghen, Eertijds archief Sr. Jean-Noël, Annotaties op de familie van Elslande, G/1.

[27]          J.L.A. Diegerick,dl.II, blz.37-38, nrs.CDXII-CDXIII; Messiaen, dl. I, blz. 129.

[28]          http://gw.geneanet.org/ageorgery2?lang=nl&pz=nicolas&nz=georgery&ocz=0&p=jossine&n=van+elslande; http://gw.geneanet.org/wailly?lang=nl&p=jossine&n=van+heslande.

[29]         Zie genealogieën

[30]          https://fr.wikipedia.org/wiki/Liste_des_comtes_de_Saint-Pol

[31]          https://nl.wikipedia.org/wiki/Karel_van_Valois_(1270-1325)

[32]          K. de Flou,dl.III, kol. 1011.



Eindnoten

[i] Iniversis presentes litteras inspecturis, Joannes, dictus dominus de Audenarde, et dominus de Roseto, salutem in Salutis Auctore. Noveritis quod Guido de Houte, fidelis noster, et Gertrudis eius uxor, de auctoritate dicti Guidonis sui legitimi curatoris ad hoc sibi dati, in presentia Johannis, dicti Marteel, balivi nostri, Johannis, dicti Alein, Willelmi Lebitre et Sigeri de Moskre, hominum nostrorum, a nobis ad hoc specialiter deputatorum, de consensu et voluntate nostra, quamdam parvan decimam bladi, valentem circiter sexaginta solidos Flandrenses annuatim, iacentem iuxta parochiam de Marka, prope confinium parochie Curtracensis, et omnem aliam decimam, quam ipse Guido habuit et tenuit apud Markam, et etiam presentationem, seu ius patronatus parochialis ecclesie dicte ville de Marka, que omnia idem Guido et eius predecessores a nobis et predecessoribus nostris tenebant in feodum ab antiquo, una cum alio feodo suo, de quo remanethomo noster, donaverunt, transtulerunt et guerpiverunt ac effestucaverunt in manus dicti balivi nostri, nomine illustris domine nostre Margarete, Flandrie et Hainonie comitisse, et ipsa libere reportaverunt; renuntiantes omni iuri quod habuerunt seu sibi competit in predictis, et hoc ad opus et utilitatem ecclesie beate Marie Curtracensis, si dicte domine placuerit, et sibi expediens videatur; volentes et concedentes quod ipsa domina comitissa prefata bona, si voluerit, sibi retineat, vel resignet, lebere reportet et transferat in ecclesiam beate Marie predictam, pro sue libito voluntatis; hominibus nostris presentibus dicti Guidonis, ad submonitionem dicti balivi nostri, premissa posse ligitime fieri iudicantibus et duod idem Guido et eius uxor tantum fecerant de predictis, quod in eisdem bonis nichil iuris habuerunt, nec de cetero in eisdem poterunt reclamare. Predictusque balivus noster predicta bona et iura omnia, prout superius sunt expressa, in manus suas reportata de voluntate nostra, nomine dicte coitisse, ut eadem bona et iura sibi retineat vel transferat, ipsa domina comitissa, in ecclesiam Curtracensem predictam, in presentia predictorum himinum nostrorum, ac etiam hominum ipsius domine comitisse, ad hoc similiter vocatorum, in manus Michaelis de Elstlande, balivi Curtracensis, nomine dicte comitisse, libere reportavit. Et nos predicta omnia, que idem Guido de nobis tenebat in feodum, quantum in nobis est, quitamus, liberamus et eximinus ab omni onere et servitio feodali; concedentes quod prefata domina nostra comitissa predicta bona et iura ab omni onere et servito liberata etexempta sibi retineat et habeat vel conferat et transferat in ipsam ecclesiam Curtracensem, ab ipsa ecclesia pacifice et libere in perpetuum possidenda; que bona omnia a feodo dicti Guidonis excerpta et a nobis ab omni feodali onere et servitio liberata, prefate domine nostre comitisse concedimus, ut ea hheat et sibi retineat vel conferat ecclesie Curtracensi, pro sue libito voluntatis. Insuper dicta Gertrudus, uxor ipsius Guidonis, in presentia dictorum balivi et hominum, recognovit se in premissis spontane consentisse et quod nec vi, nec metu, dolo seu cavillatione ad hoc fuerit inducta, promittens, fide et iuramento prestitis ab eadem, quod contra premissa per se non veniet, nec per alium in posterum venire curabit seu etiam procurabit.

Datum et actum anno Domini millesimo ducentesimo sexagesimo septimo, mnse novembri. In cuius rei testimonium presentes litteras contulimus, ad preces dictorum Guidonis et eius uxoris, sigilli nostri munimine roboratas.

Datum et actum ut supra.



[ii] Ego, Willelmus de Heule et Ymania, uxor mea, notum fieri volumus universis tam presentibus quam futuris quod nos totam decimam nostram sitam in parrochia de Ghelwe in personatu Ecclesie Sancti Petri Insulensis quam ego W(illelmus) tenebam in feodum a nobili viro domino comite Flandrensis et marchione Namurcensi cum  omni jure quod in dicta decima habebamus vel habere poteramus pro quingentis et sexaginta libris Flandrensis monete, proter evidentem et urgentem neccessitatem nostram decano et capitulo Ecclesie predicte vendidimus et eamdem cum omni jure quod in ea solebamus habere, ego W(illelmus) et ego Y(mania) predicta per advocatum michi propter hoc per legem prius datum, coram Michaele de Hesselande, ballivo Insulensi, ad hoc specialiter a domino comite per litteras ejusdem deputato et coram hominibus dicti domini comitis ad hoc specialiter evocatis bene et legitime werpivimus et effestucavimus ad opus Decani et capituli predictorum. Repromittentes quod in dicta decima et jure quod in ea solebamus habere et poteramus nichil juris de cetero reclamabimus nec etiam per nos vel per alium dampnum vel extortionem predictis Decano et capitulo faciemus, nec fieri procurabimus in futurum. Quibis actis hommes predicti super hoc ex parte dicti ballivi submoniti per judicium dixerunt quod nos per werpitionem et effestucationem predictas et per alia que superius contenta sunt, tantum de dicta decima et jure quod in ea solebamus et poteramus habere per legem feceramus quod nos heredesque nostri ratione hereditarie successionis in predicta decima nichil jure de cetero poteramus per legem reclamare nec etiam vendicare. Hoc autem judicio sic prolato dictus ballivus Decanum dicte Ecclesie, procuratorem Decani et capituli, de dicta decima nomine et ad opus predicte Ecclesie et Decani et capituli predictorum investivit et adhereditavit. Nos vero de pretio dicte venditionis et emptionis recognoscimus ad plenum creantum nostrum habuisse in pecunia numerata nobis tradita et soluta et conversa in propios usus nostros. Insuper ego Y(mania) promisi fide et juramento corporaliter a me prestitis propter hoc dictis Decano et capitulo quod in dicta decima, ratione dotis dotolitiae donotionis propter nuptias vel matrimonium vel alia quacumque ratione nichil juris de cetero per me vel per alium reclamabo. Recognoscens sufficiens alibi  me a dicta W(illelmus) marito meo assignamentum habere pro dote michi assignatum pro jure quod in dicta decima hebebam et habere poteram in eadem. Nos etiam omne jus et actiones quod et quas in dicta decima habebamus et habere solebamus a nobis penitus abdicamus. Et si contigerit, quod absit, quod dicti Decanus et capitulum dampna sumptus et expensas incurrerent ratione premissorum, nos eisdem Decano et capitulo dampna, sumptus et expensas redderemus ad suum simplex verbum sine altera probatione facienda. Et renuntiamus quantum ad premissa simpliciter et expresse sub dictis juramentis omni juris auxilio tam canonici quam civilis, omni  restitutioni in integrum, deceptioni, lesioni, omni statuo ville vel oppidi consuetudini, omni privilegio impetrato et impetrando et crucesignatis indulto et in posterum indulgendo, nec non exceptioni non numerate pecunie, non tradite, non solute et omnibus juribus, defensionibus et auxiliis que nobis competunt vel competere possunt ad elidendum premissa vel aliquod premissorum. In quorum omnimium testimonium et munimen dictis Decano et capitulo presentes litteras sigillis nostris tradidimus sigillatas. Actum anno Domini millesimo ducentesimo octogesimo tercio, feria tercia, ante nativitatem beati Johannis-Baptiste mense Junio; 

Rijsel, Archives Départementales du Nord, 6me. carton Fonds St.-Pieters-Kapittel.



[iii] Louis cuens (comte) de Flandre, de Nevers et de Rethel, a notre amé Bailliu de Menin, salut. Nous vous mandons que vous prendiez le werp et le déahéritance de Jehan de Elsande de toutes les droitures rentes et revenues qu'il a en toute notre terre de Menin en quelcusiques maniere que a soit, en mollins et ailleur doit. Il est nos hom et en aherités bien et aloy selouc le coustum et usage dou lieu notre amé Jacquemin de Tournay notre Recheveur de Flan­dres adpresent does de nous et pour nous, de ce faire vous donnous plain posir auctorité et mandement spécial mandent et commandant à tous que en ce faisant e tendent et obeissent à vous diligamont comme a nous se present y estieus sauve en tous cas nostre droit et( lautre pou b tesmoing de ces lettres scellées de notre seel faites et donnués a Audenarde l'an de grace mil trois cent trente un le xviii e jour du mois d'aoust

SAW, Afschrift van Table des pièces extraits du 22 cartul(aire) de Flandres, f.130,nr. 301-302.