‘Het kan niet op!’
Recensie: Pierre H. en Simone Dubois : Zonder Vaandel. Belle van Zuylen 1740-1805. Een biografie. G.A. van Oorschot, 853 blz.
Twee-en-negentig jaar na de vorige biografie is het leven van Belle van Zuylen -alias Isabelle de Charrière- opnieuw vervat in een biografie, getiteld Zonder Vaandel. Deze biografie past in een proces van herwaardering dat deze achttiende-eeuwse schrijfster sinds de jaren zestig ten deel is gevallen. Reeds in 1969 verscheen de eerste monografie van de hand van een van de auteurs van deze biografie, Simone Dubois, over het leven van Belle van Zuylen. Toen zij en haar man, Pierre H. Dubois, daarna - vanwege de schat aan ongebruikt materiaal - een nieuwe biografie wilden gaan schrijven, werd hun voornemen doorkruist door het initiatief van de uitgever G.A. van Oorschot om de volledige brieven en werken van Belle van Zuylen uit te geven. De auteurs hebben beiden aan deze uitgave meegewerkt. Toch bleef het verlangen om ook het leven van Belle van Zuylen toegankelijk te maken. Ruim vijftien jaar nadat zij het plan hadden opgevat om een biografie te schrijven, gingen zij aan het werk - een schat aan kennis en materiaal rijker. Nadat de biografie was uitgebracht kregen de auteurs voor hun ‘levenswerk’ Belle van Zuylen de Gouden Ganzeveer uitgereikt.
Belle van Zuylen werd in 1840 geboren op slot Zuylen, de woonplaats van haar adellijke ouders. Haar leven heeft op het oog niet een uitzonderlijk spannend verloop gehad. Zij krijgt een uitstekende opleiding en groeit op tot een mooie jonge vrouw. Op een bal ontmoet zij een jonge man met een dubieuze reputatie, Constant d’Hermenches, met wie zij een heftige en geheime briefwisseling onderhoudt. D’Hermenches zal een groot deel van haar leven haar grootste vertrouweling blijven. In 1763 ontmoet zij James Boswell in Utrecht en zij raken bevriend en in hetzelfde jaar verschijnt haar eerste werk Le Noble, een zeer kritische beschouwing over het leven in adellijke kringen. Inmiddels heeft zij de huwbare leeftijd bereikt en vraagt zij zich vertwijfeld af wie de juiste man is om haar leven mee te delen. Zij wijst minstens 7 huwelijksaanzoeken van de hand en trouwt uiteindelijk onder haar stand met de vroegere gouverneur van haar broers, Charles-Emmanuel de Charrière. Isabelle de Charrière verhuist met hem naar Zwitserland, waar zij deelnemen aan het leven van de society, welke zij - evenals zij dat deed met de Nederlandse adel in Le Noble - neerzet als een hypocriete groep mensen in de Lettres Neuchâteloises. In 1787 ontmoet Belle Benjamin Constant in Parijs en er ontstaat een bijzondere vriendschap. Naar aanleiding van de politieke situatie in Nederland en Frankrijk schrijft zij enige pamfletten, ook daarna verschijnen nog enkele werken van haar hand. In 1805 overlijdt zij op het landgoed van haar man, Le Pontet.
De grote bekendheid van de auteurs met hun onderwerp heeft hun verlangen haar leven te beschrijven slechts doen groeien, zoals zij in het voorwoord bij Zonder Vaandel schrijven. Door de twintigjarige verwantschap is zij voor hen een vriendin geworden en ‘de behoefte aan deze herkende verbeelding vorm te geven, het portret te ontwerpen van het levend individu dat men voor zich ziet, is dan nog slechts een consequentie’. Zij zijn zich wel bewust van de gevaren om het leven van een ‘vriendin’ te beschrijven maar achten deze geen belemmering om tot een even ‘objectief’ resultaat te komen als wanneer deze relatie van sympathie niet zou bestaan. Toch geeft het boek er op vele plaatsen blijk van dat zij de problemen die dit met zich meebrengt misschien onderschat hebben. De auteurs werpen zich op als de beschermers van Belle, op een wijze die soms zelfs absurd overkomt. Dit blijkt bijvoorbeeld uit hun houding ten opzichte van de romantische schrijfster Germaine de Staël die er als concurrente van Belle van Zuylen niet genadig afkomt: ‘Hoe zuiver en aangrijpend van toon schrijft Isabelle de Charrière, vergeleken bij het pathos van Germaine de Staël die honderden bladzijden en een volledig orkest nodig heeft, waar Belle in nog geen honderd pagina’s de klarinet-klanken van verdriet en wanhoop doordringend hoorbaar weet te maken’. Wanneer Benjamin Constant, een vriend van beide dames, in een brief aan Belle van Zuylen Germaine de Staël lof toezwaait reageren de auteurs verontwaardigd : ‘Het kan niet op!’.
In dit beeld past ook het feit dat de auteurs regelmatig negatieve zaken aangaande Belle van Zuylen ofwel goedpraten ofwel relativeren. In de biografie wordt geregeld over haar gezondheidstoestand gesproken en wel in zulke bewoordingen dat de lezer een vermoeden van hypochondrie wordt opgedrongen. ‘Ik zou (...) plezier hebben gehad als mijn gezondheid en mijn gevoelens niet allemaal in een ellendige en wanhopige toestand hadden verkeerd. Een tijdlang kon ik geen hap nemen of binnen een half uur kreeg ik de vreselijkste hoofdpijnen, raakte daarbij nog ontzettend opgewonden of had koorts, en dat duurde urenlang. Een paar dagen lang verdroeg ik alleen ansjovis’. Toch wordt er nauwelijks gesproken over de reden achter de veelvuldige ziektes en wordt in plaats van de nieuwsgierigheid slechts het medelijden aangesproken. Ook in andere opzichten leidt hun vriendschap voor hun object tot een probleem. Eerdere biografen van Belle van Zuylen die ‘haar intelligentie briljant maar steriel vinden, gepoogd een verband te suggereren en uit een vermeende geestelijke steriliteit te mogen concluderen tot een al evenzeer verondersteld fysiek onvermogen kinderen voort te brengen’. De auteurs zeggen hierover dat het ongevoelig is om dit als argument te gebruiken omdat zij haar brieven allesbehalve steriel vinden. Vervolgens beschuldigen zij - terwijl zij toegeven dat dit een hachelijke zaak is - Belle’s echtgenoot op basis van dezelfde bizarre argumentatie dat hij onvruchtbaar geweest zou zijn: ’alles wat wij van Charles Emmanuel (de Charrière) weten wijst veeleer in zijn richting : de afwezigheid, door iedereen die hem kende vastgesteld, van elke passie, de kilheid van zijn gevoel, zijn gemis aan fantasie (...) zijn gebrek aan levendigheid, zelfs zijn verlegen gestotter. Het zijn allemaal negatieve eigenschappen die men niet bij Belle aantreft’. Een zekere mate van verheerlijking en mythologisering is de auteurs dus niet vreemd.
Dit is enigszins in tegenspraak met de methode van de biografie zoals de auteurs die in hun voorwoord aan de lezer bekend maken. Zij willen het onderwerp van hun biografie zelf aan het woord laten en kaders scheppen zonder te oordelen. Wel willen zij interpreteren, maar alleen waar de interpretaties in de richting gaan van wat de auteurs voor ‘de waarheid van het personage houden’. Dit betekent dat de biografen ook uitspraken van Belle van Zuylen zelf onderwerpen aan een door henzelf vastgestelde matrix. Wanneer Belle schrijft dat ze zich verveelt, schrijven de auteurs : ‘we weten nu wat ze in die tijd allemaal gedaan had en stellig niet omdat ze zich verveelde’ en wanneer Belle schrijft dat ze van haar man Charles-Emmanuel de Charrière houdt, schrijven de biografen : ‘niets anders dan een bewering, waarvan men steeds weer de indruk heeft dat zij bedoeld is om anderen, maar in de eerste plaats haarzelf, te overtuigen’. Bovendien is er in de biografie sprake van een overmaat aan waardeoordelen in de trant van : ‘Het zou toch volkomen onbegrijpelijk zijn geweest als Belle een andere houding zou hebben aangenomen’, hetgeen een gebrek aan distantie impliceert, die deze biografie soms ronduit vervelend maakt om te lezen.
De brieven van Belle van Zuylen zijn de ruggengraat van deze biografie. Een groot gemis is echter het ontbreken van een verantwoording van het gebruik van deze brieven als bron. Integendeel : ‘zij durfde haar innerlijk open te stellen voor haar correspondente en uit die zonder twijfel getrouwe weerspiegeling blijken reeds de eerste sporen van het autonome denken’ (mijn cursivering). De auteurs schrijven dat voor Belle het doel van het schrijven de zingeving van het leven moest zijn: ‘dat zij een tijdje niet schreef wil niet zeggen dat het voor haar niet noodzakelijk was: het overtuigt ons ervan dat het doel voor haar samenvalt met haar leven, met de waarde die zij aan het leven toekent, anders gezegd met de zin die zij daarin ontdekt, respectievelijk probeert te ontdekken. (...) Deze biografie wil een beschrijving van Belle van Zuylens confrontatie met het leven zijn’. Even afgezien van het wollige taalgebruik blijkt hieruit dat de brieven het product waren van een zoekende geest die m.i. niet klakkeloos voor waar kunnen worden aangenomen. Ook voor haar werken geldt dat de auteurs er vanuit gaan dat Belle personages in haar werken laat buikspreken, soms zelfs meerdere personages tegelijk. Het is een bekend dilemma of de persoonlijkheid van een schrijver al dan niet beoordeeld mag worden naar aanleiding van uitspraken van personages in zijn werken en daarom noopt het gebruik van een dergelijke ‘bron’ tot een degelijke rechtvaardiging, die deze biografie ontbeert.
Bepaalde opmerkingen in de brieven worden bovendien wel erg willekeurig uitgelegd, zoals het feit dat Belle in haar jeugd wel eens last had van rode ogen : ‘kleine ontstekingen die misschien een gevolg waren van veel lezen bij slecht licht’. Buiten het feit dat onlangs is aangetoond dat lezen bij slecht licht niet van invloed is op de ogen, lijkt dit mij een typisch voorbeeld van het uitleggen van een feit in de richting die de auteurs wenselijk voorkomt. Ook is wat op de ene pagina nog een veronderstelling is, is op een volgende de als waar aangenomen basis voor een nieuwe theorie : wanneer zij vrijer en ongedwongener gaat schrijven, vragen de auteurs zich ‘onwillekeurig af of dit verband hield met het feit dat zij voor het eerst een tekst van zichzelf aan de openbaarheid had prijsgegeven’ (117). Op pagina 118 staat dan: ‘de eens genomen beslissing zich te uiten maakte haar zelfstandiger en dat werkte duidelijk door in de toon van de brieven’. Naast de al eerder aangehaalde theorie over het onvruchtbaar zijn van het huwelijk van Isabelle en Charles-Emmanuel de Charrière zijn er nog een aantal vreemde argumentaties aan te tonen; Zo schrijven de auteurs over een ver familielid van Belle : ‘Catherine was (...) net als Belle aantrekkelijk, beminnelijk en naar verluidt aangenaam in de omgang; het lag min of meer voor de hand dat beide vrouwen vriendinnen zouden worden’ Hetgeen nooit gebeurde: ‘en het is onduidelijk waarom niet’. Op basis van overgeleverde karaktertrekken - die in de biografie bij Belle trouwens nauwelijks terug te vinden zijn - een vriendschap verwachten, impliceert een mij onbekende visie op vriendschap.
Zonder Vaandel is een biografie van 853 pagina’s en deze constatering behelst tegelijk de kracht en de zwakheid ervan. Enerzijds hebben de auteurs door hun grote kennis van het onderwerp veel nieuwe feiten kunnen achterhalen. Anderzijds leidt een dermate grote kennis vaak tot een zekere vorm van fanatisme, waarbij de oningewijde enigszins uit het oog wordt verloren. Doordat de schrijvers zo bekend zijn met het onderwerp vergeten zij vaak dat een detail dat aardig is voor de liefhebber, voor een relatieve onbekende met werk en leven van Belle van Zuylen nogal irrelevant, zo niet saai kan overkomen. Het overlijden van Constant d’Hermenches, de belangrijkste correspondent en vriend uit haar jeugd, wordt tussen neus en lippen genoemd, terwijl er alle ruimte is voor zinnen als: ‘ haar vader was een beetje verkouden, maar kalm en gedecideerd vertrokken als altijd’ (zonder dat deze minstens een ernstige ziekte aan zijn reis overhoudt). Mijns inziens is dan de verhouding tussen belangrijke en interessante feiten en onbenulligheden niet helemaal correct. Dit blijkt ook in het eerste hoofdstuk waarbij de volledige stamboom van Belle van Zuylen tot aan de voorouders van haar moeder wordt uitgewerkt. Ook in de rest van het boek zijn de verwijzingen naar andere leden van de achttiende eeuwse Nederlandse elite in overdaad aanwezig. De leesbaarheid zou ermee gediend zijn geweest wanneer de verwijzingen naar voor het verhaal minder belangrijke personages ofwel achterwege waren gelaten of in een bijlage waren opgenomen.
Er is wel een geschreven genealogie opgenomen van Belle’s familie evenals een chronologie van dertig pagina’s (die soms wel erg gedetailleerd is: 3 april 1756: J-L Prevost [de gouvernante] noemt Belle een ‘filosofe’). Daarnaast is er een personenregister gecompileerd. Een element wat echter node gemist wordt in een dergelijk omvangrijk werk dat niet door een constant ordeningsprincipe gedomineerd wordt is het zakenregister. Wanneer een lezer na een thematisch uitstapje weer terugkeert in de chronologie van het verhaal is het bijzonder jammer dat alleen door uitvoerig bladerwerk weggezakte feiten kunnen worden achterhaald, om zo de lijn van het betoog te kunnen blijven volgen.
Zonder Vaandel is een biografie over een schrijfster waarin het aspect van het schrijversschap nauwelijks aan de orde komt. De schrijversbiografie is een zeer moeilijk genre, omdat leven en werk onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Het leven verklaart het werk of vult dat aan en andersom, waardoor ze nauwelijks los van elkaar kunnen worden beschreven. Daarom is deze biografie m.i. voor mensen die niet goed bekend zijn met het werk van Belle van Zuylen ongeschikt. Het leven van Belle van Zuylen was niet zó bijzonder dat ze alleen op grond daarvan een biografie verdiende en het werk komt onvoldoende uit de verf. De schrijvers geven zelf ook aan dat zij niet dé biografie maar een biografie hebben geschreven. De interpretatie die zij geven aan veel van de gebeurtenissen uit het leven van Belle van Zuylen zijn zeer tijdgebonden, hetgeen mede veroorzaakt wordt door het feit dat de auteurs Belle van Zuylen zien als een twintigste eeuwse, bijna post-moderne vrouw die op zoek is naar zingeving in haar leven. Deze biografie geeft echter ook voldoende aanknopingspunten voor een geheel ander beeld, namelijk dat van een zeer intelligente, dominante vrouw die het leven voor zichzelf en haar omgeving niet makkelijk maakte en die een meer tragische dan heroïsche figuur was. Even afgezien van de interpretatie van de gegevens is het echter een prestatie van formaat om over een vrouw die bijna drie eeuwen geleden leefde een zo rijke schat aan materiaal te hebben ontdekt en verwerkt. Ik denk dat dit ook de blijvende waarde van de biografie zal blijken te zijn.