Als kind leerde ik op de Commodore 64 van mijn vader programmeren in Basic: If X is Y then go to Z. Het gaf me een basaal besef van de logica van een computer. Als je een typfout maakte in een programmaatje van 160 regels, dan werkte het niet meer en je moest het foutje zelf opzoeken (dat kon de computer niet voor je doen). De programma’s haalde ik trouwens uit een boekje dat ik bij de bibliotheek in Voorburg haalde, zo zie je maar ‘Ontdek wat je allemaal kan’ in de bibliotheek.
Ik ging geschiedenis studeren in Leiden. Mijn specialisatie in Russische geschiedenis stokte toen de onrust rond de verkiezingen in 1996 ervoor zorgde dat ik niet naar Rusland kon om in de archieven onderzoek te doen. Ik besloot de leeggevallen tijd te besteden aan iets dat ik gewoon leuk vond: boeken. Onder Adriaan van der Weel, Berry Dongelmans, en Paul Hoftijzer leerde ik de boekgeschiedenis kennen. Ik raakte gefascineerd door de het samenspel van ideeën, technologie en samenleving. Toen ik later bij de KB nationale bibliotheek begon te werken was dat mede omdat die drie lijnen daar zo goed tot hun recht komen.
Ik merkte er ook dat de programmeertalen wel veel geavanceerder waren geraakt, maar dat de logica die ik had geleerd met Basic nog steeds gold. In de vroege jaren 10 experimenteerden collega’s Theo van Veen, Willem Jan Faber en Rene van der Ark in de afdeling onderzoek van Paul Doorenbosch met named entity recognition en machine learning. En met vectordatabases in plaats van relationele databases. Ik volgde het met fascinatie. Wat zou er allemaal niet mogelijk zijn als we dergelijke technieken zouden kunnen inzetten voor alle teksten die bij de KB worden bewaard, of nog mooier voor alle collecties in het Netwerk Digitaal Erfgoed.
Ik prijs me gelukkig dat ik leef in een tijd van technologische verandering en de opkomst van nieuwe informatietechnologie. Wat dat betekende voor mijn werk probeerde ik te begrijpen voor alles wat er tussen een auteur en een lezer gebeurt. Ik schreef in 2014 een artikel over wat ik de Creative Communication Cycle noemde over hoe mensen communiceren met tekst. Ik ging weer studeren: een master Managing Information and Sustainable Change (sociale bedrijfskunde voor de informatiesamenleving). En voor mijn afstudeerscriptie deed ik een proces van scenarioplanning over de toekomst van het algemene boek met een mooie groep mensen uit het boekenvak. Ik concludeerde dat het begrip boek verandert onder invloed van technologische ontwikkeling en dat dat weer effect heeft op de toekomst van het boek.
In 2015 geleden gaf ik een presentatie over visualisatie als volgende stap aan de hand van de eveneens door Theo en consorten geproduceerde NGrams bij OCLC Research op verzoek van Titia van der Werf (overigens ook waar ik Marc van den Berg tot mijn plezier voor het eerst ontmoette). Ik betoogde dat elke uitbreiding van de hoeveelheid beschikbare informatie gevolgd werd door een nieuwe technologie om die veelheid te beteugelen: lijsten werden gevolgd door catalogi, catalogi werden verrijkt met classificaties en thesauri, die werden gevolgd door zoeksystemen en in mijn beeld was visualisatie een volgende stap.
In 2016 ontdekte Mike Kestemont de echte schrijver van het Wilhelmus: Petrus Datheen – iets dat mij, die als kind op de basisschool het Geuzenliedboek leerde zingen eigenlijk heel logisch voorkwam. Ik las in 2021 You look like a thing and I love you – het gaf me, hoop ik, eenzelfde basiskennis over AI als ik van Basic leerde over computerlogica. Het werkt met waarschijnlijkheid, dus een schaap op de achterbank van een auto wordt waarschijnlijk als een hond geklassificeerd, terwijl een witte chihuahua in een weiland een kans loopt voor schaap te worden aangezien. Het proces om dit te ontwikkelen blijft voor een deel een black box, zoals @erikgroeneveld me onlangs nog uitlegde – de concepten zijn te abstract en bevatten teveel voor ons onbekende factoren. En het kent basaal geen betekenis: dat is waarom het ‘ You look like a thing and I love you’ een geweldige pick-up line vindt…
De KB ging ondertussen verder met AI, Jan Willem van Wessel publiceerde in 2020 zeven AI-principes. En toen kwam ChatGPT in de winter van 2022. Mijn eerste vraag was ‘Wat zou Treebeard the Ent vinden van de stikstofproblematiek’? (Treebeard is in Tolkiens klassieker The Lord of the Rings herder van de bomen, wijs en oud). Het antwoordde ‘die zou niets denken want Treebeard is een fictief figuur en een boom en kan dus niet denken’. Dat was evident onzin, dus liet ik het even. Een paar maanden later las ik – ik denk hier – dat AI eigenlijk een mansplainer was ‘It talks with great confidence about things it knows hardly anything about’. Dat maakte het niet aantrekkelijker om ermee om te gaan.
Tot ik in 2024 in Warschau deelnam aan CENL waar het ging over het bewaren van electronische publicaties. Verschillende bibliotheken vertelden me dat ze al te maken hadden met een behoorlijke hoeveelheid AI-publicaties. Omdat in vele andere landen er een wettelijk depot is, waren ze verplicht die op te nemen. Het betekende dat ze zich moesten inspannen om die materialen te verwerken – tijd die afging van het werk waar nationale bibliotheken voor zijn, in mijn beeld. Om interactie tussen menselijke geesten mogelijk te maken, over de grenzen van tijd en plaats heen, zoals ik beschreef in deze post.
Het maakte me onrustig. Sinds drie jaar is het merkverhaal van de KB Nationale Bibliotheek ‘ Gebouwd met woorden – gevormd door mensen’. Elke dag als ik de trap opliep van het Nationaal Archief naar de KB waar deze zin te lezen is, realiseerde ik me dat dit niet per se meer waar was. Het maakte me ongemakkelijk. Het hielp al om me te realiseren dat AI een hulpmiddel was dat alle stappen van het creatief communiceren met tekst kon ondersteunen.
Het was opnieuw CENL dat me over de hobbel hielp. CENL 2025 ging over AI en had als sprekers onder andere Melissa Terras, Paul Gooding en Richard Ovenden. Hun verhalen en de ervaringen van collega nationale bibliotheken maakten me weer hoopvol over de mate waarin we samen in staat zijn AI in te zetten voor ons werk, met behoud van onze eigen waarden. Ik werd geïnspireerd om te gaan schrijven en opende een hoekje op mijn eigen website met ‘Essays on AI’, waar ik er inmiddels een van heb gepubliceerd: Renaming AI (at least for a while).
En ChatGPT? Dat geeft tegenwoordig een heel ander antwoord op mijn eerste vraag: “Als we Treebeard de Ent – de wijze, oude boomherder uit The Lord of the Rings – zouden vragen wat hij van de stikstofcrisis vindt, zou hij waarschijnlijk diep zuchten, langzaam spreken en iets zeggen als: "Hrrrrmm... always the young races, hurrying and scurrying, cutting and digging and burning... And now, poisoning the air and soil with their unseen fumes. The trees cannot breathe, the moss wilts, and the rivers grow sick... Hrrm, this is no small matter. It is a war, I say, a war upon the green."
We hebben samen nog veel te leren.