Koppermaandagprenten

De eerste maandag na Driekoningen is eeuwenlang een bijzondere dag geweest voor veel West-Europese volken. Ook in Nederland werd op deze 'koppermaandag' grootschalig feest gevierd, als afsluiting van van de lange reeks van feestdagen die vroeger in verband met het Joel- of Kerstfeest gevierd werden. Allerlei gilden maakten prenten en verkochten ze huis aan huis om met dat geld feest te kunnen vieren.

In de achttiende eeuw werd het feest nog wel door meer groepen gevierd, maar de naam koppermaandag werd steeds meer geassocieerd met het drukkersvak; al in 1701 vermeldt een woordenboek onder de term koppermaandag 'slempdag der drukkersgasten'. De drukkersgezellen maakten hun eigen prenten, die ze bij de 'beminnaars van het boekbedrijf' probeerden te verkopen. Hildebrand schrijft hierover in zijn Camera Obscura: 'Het zal bijvoorbeeld Koppermaandag zijn; Koppermaandag, een dag, waarop de boekdrukkers gezellen in de stad de deuren aflopen met een fatsoenlijke bedelarij;'. Op de prenten stonden vaak gedichtjes, die ze vervolgens in hun zondagse kleren in kleine groepjes voor de rijken gingen zingen. Ze hielden er daarbij rekening mee dat ze uit financiele overwegingen beter niet te vroeg konden beginnen met drinken 'Want als onzen adem daer na ruikt, Dan is gaauw 't fatsoen gefnuikt'. Uit de opbrengst van de prenten die ze verkochten en van het 'koppergeld' (soort vakantiegeld) dat ze van hun patroons ontvingen gingen ze daarna feest vieren. Deze feesten liepen vaak zo uit de hand, dat de drukkers na koppermaandag soms wel een week achter raakten met hun opdrachten omdat de knechten nog niet in staat waren tot werken.

Na 1830 vindt met de opkomst van de eerste typografische verenigingen op dit punt een omslag plaats. Het rondbrengen van prenten en het incasseren van fooien blijft wel bestaan, maar de feesten worden steeds netter en braver. Het fatsoeneren van het kopperfeest werd vaak zelfs expliciet in het programma van deze verenigingen opgenomen. Rond 1850 is de koppermaandagviering verworden tot een keurig personeelsfeestje en eindigde altijd 'in goede orde'. De eerste tekenen van verval dienen zich dan ook snel aan, in 1864 wordt er al geklaagd over de lage opkomst en dan verdwijnen de feesten langzaam maar zeker. In de twintigste eeuw probeerde men de koppermaandagviering wel nieuw leven in te blazen, maar dit was weinig succesvol. De invulling verschilde nauwelijks van een reguliere nieuwjaarsreceptie.

De koppermaandagprent had een dubbele functie, in de eerste plaats het reeds genoemde overbrengen van de nieuwjaarswensen, daarnaast het herdenken van Coster als uitvinder van de boekdrukkunst. Het verschijnsel koppermaandagprent was wijdverbreid. Niet alleen grote, maar ook kleine drukkerijen maakten hun eigen kopperprent, hoewel er erg veel tijd en moeite in moest worden gestoken. De patroon wilde een mooie prent omdat het goede reclame was voor zijn bedrijf. Het was ook in het belang van de gezellen om een mooie prent te hebben, omdat zij hoopten met een mooiere prent een grotere fooi te krijgen. Bovendien werd de prent gemaakt door de beste zetter van het bedrijf en was dus de beroepstrots in het geding.

In de achttiende eeuw zijn de kopperprenten, evenals ander gelegenheidsdrukwerk, niet geïllustreerd, maar alleen voorzien van tekst. De tekst bevatte een paar vaste elementen. De toon van de nieuwjaarswens voor de patroon en zijn familie is zeer onderdanig en de opdrachtgevers worden op dezelfde manier aangespoord om hun zegenrijk werk van het in leven houden van de gezellen door te zetten. Deze tekst werd soms geschreven door de gezellen zelf, soms door hun patroons of door een gelegenheidsdichter. Men nam echter lang niet altijd de moeite om een nieuwe tekst te schrijven, vaak werden verzen of delen van verzen van anderen overgenomen.

De koppermaandagprenten kunnen naar vorm worden ingedeeld. In de eerste plaats is er de niet of nauwelijks versierde prent. Deze prent komt eigenlijk alleen in de achttiende eeuw voor. Daarna ontstaat de prent met een sierlijst die uit ornamenten is samengesteld. Deze komt met name op onder invloed van de Franse lettergieter Pierre Fournier. Deze goot ornamenten op standaardformaat, zodat ze makkelijk tot grotere vormen konden worden samengesteld. Deze omlijstingen, die soms erg ingewikkeld waren, werden daarna vaak hergebruikt voor aankondigingen en andere gelegenheidsdrukken. In de negentiende eeuw brachten drukkers ook prenten uit die picturale zetkunst lieten zien. Hiertoe worden bijvoorbeeld de typografische illustraties gerekend waarbij ofwel ornamenten ofwel ander typografisch materiaal (bijvoorbeeld sterretjes, paragraaftekens e.d.) gebruikt werden om een bepaalde voorstelling mee op te bouwen. Tot de categorie van de picturale zetkunst horen ook de illustraties waarbij gebruikt is gemaakt van de lijnzetkunst, waarbij de voorstelling helemaal uit lijnen is opgebouwd. Met name in het geval van plaatjes met kleine details en gebogen lijntjes werd er veel vakmanschap van de zetter gevraagd.

Naast deze min of meer conventionele kopperprenten waren er nog afwijkende koppermaandaguitgaven. De eenvoudigste was de kopperkaart, die te vergelijken is met het kaartje van de krantenbezorger van nu. Daarnaast werden er soms boekjes uitgebracht ter gelegenheid van koppermaandag. Deze boekjes die vooral in het begin van de negentiende eeuw werden gedrukt bestonden meestal alleen uit tekst, soms gecombineerd met een letterproef. In de loop van de negentiende eeuw begon men op koppermaandag echter ook steeds vaker almanakken of kalenders uit te brengen met het woord koppermaandag erop. Het Volksdagblad schrijft daarover in 1898, na een beschrijving van de wilde feesten uit de achttiende eeuw : 'Al deze feestvieringen behooren echter tot het verleden : alleen de drukkersgezellen houden den Koppermaandag in eere, bieden veelal op dien dag een product van hun talent en goeden smaak aan in den vorm van een kalender'. Na verloop van tijd verdwijnt het woord koppermaandag van deze kalenders en wordt het gewoon een vorm van bedrijfsreclame.

Literatuur

    • Johan de Zoete, Koppermaandagprenten : verkenning van een Nederlandse grafische traditie, Den Haag, 1991
    • Het Volksdagblad, 17 januari 1898
    • Hildebrand, Camera Obscura