Vuurtafel

VUURTAFEL

In naam van God, de Aloude, de Allergrootste.

Waarlijk, de harten der oprechten worden verteerd door het vuur van scheiding: waar is de glans van het licht van Uw Aangezicht, o Geliefde der werelden?

Degenen die U nabij zijn zijn verlaten in het duister van troosteloosheid: waar is het morgenlicht van Uw hereniging, o Verlangen der werelden?

De lichamen van Uw uitverkorenen liggen sidderend terneer op verre kusten: waar is de oceaan van Uw aanwezigheid, o Betoverende der werelden?

Verlangend zijn de handen geheven naar de hemel van Uw genade en overvloed: waar zijn de regens van Uw gaven, o Verhoorder der werelden?

De ongelovigen zijn aan alle zijden in tirannie opgestaan: waar is de dwingende kracht van Uw bestierende pen, o Veroveraar der werelden?

Het blaffen der honden is luid aan alle kanten: waar is de leeuw uit het woud van Uw macht, o Kastijder der werelden?

Koude houdt de gehele mensheid in zijn greep: waar is de warmte van Uw liefde, o Vuur der werelden?

Rampspoed heeft zijn hoogtepunt bereikt: waar zijn de tekenen van Uw bijstand, o Heil der werelden?

Duisternis heeft de meeste volkeren omsloten: waar is de schittering van Uw luister, o Stralend Licht der werelden?

De hoofden der mensen reiken voorwaarts in boosaardigheid: waar zijn de zwaarden van Uw wraak, o Vernietiger der werelden?

Vernedering heeft zijn diepste punt bereikt: waar zijn de zinnebeelden van Uw glorie, o Glorie der werelden?

Smarten hebben de Openbaarder van Uw Naam, de Albarmhartige, bezocht: waar is de vreugde van de dageraad van Uw Openbaring, o Verrukking der werelden?

Benauwenis prangt alle volkeren der aarde: waar zijn de vaandels van Uw blijdschap, o Vreugde der werelden?

Gij ziet de Dageraadsplaats Uwer tekenen versluierd door kwade influisteringen: waar zijn de vingers van Uw macht, o Kracht der werelden?

Hevige dorst kwelt alle mensen: waar is de rivier van Uw milddadigheid, o Barmhartigheid der werelden?

Begeerte houdt de gehele mensheid in zijn greep: waar zijn de belichamingen van onthechting, o Heer der werelden?

Gij ziet deze Verguisde eenzaam in ballingschap: waar zijn de hemelse heerscharen van Uw Gebod, o Soeverein der werelden?

Ik ben verlaten in een vreemd land: waar zijn de zinnebeelden van Uw trouw, o Vertrouwen der werelden?

De kwellingen des doods hebben alle mensen in hun greep: waar is het aanzwellen van Uw oceaan van eeuwig leven, o Leven der werelden?

De inblazingen van Satan zijn geademd in alle schepselen: waar is de meteoor van Uw vuur, o Licht der werelden?

De roes van hartstocht heeft de meeste mensen verdorven: waar zijn de dageraden van zuiverheid, o Verlangen der werelden?

Gij ziet deze Verguisde omringd door tirannie temidden van de Syriërs: waar is het schijnsel van Uw ochtendgloren, o Licht der werelden?

Gij ziet Mij, verboden te spreken: vanwaar zullen dan Uw melodieën ontspringen, o Nachtegaal der werelden?

De meeste mensen zijn gehuld in hersenschimmen en ijdele inbeeldingen: waar zijn de vertolkers van Uw zekerheid, o Rust en Zekerheid der werelden?

Bahá gaat ten onder in een zee van tegenspoed: waar is de Ark van Uw redding, o Redder der werelden?

Gij ziet de Dageraad van Uw woorden te midden van het duister der schepping: waar is de zon aan de hemel van Uw genade, o Lichtschenkende der werelden?

De lampen van waarheid en zuiverheid, van trouw en eer zijn gedoofd: waar zijn de tekenen van Uw wrekende toorn, o Eerste Oorzaak der werelden?

Kunt Gij iemand vinden die voor U is opgekomen, of die overdenkt hetgeen Hem is overkomen in het pad van Uw liefde?

Nu stokt Mijn pen, o Geliefde der werelden.

De takken van de goddelijke Lotusboom liggen gebroken door de stormvlagen van het noodlot: waar zijn de banieren van Uw bijstand, o Voorvechter der werelden?

Dit Gelaat is verborgen in het stof van laster: waar is de bries van Uw mededogen, o Barmhartige der werelden?

Het gewaad van heiligheid wordt bezoedeld door het volk van bedrog: waar is het kleed van Uw heiligheid, o Sieraad der werelden?

De zee van genade is verstild door hetgeen de handen der mensen hebben aangericht: waar zijn de golven van Uw milddadigheid, o Verlangen der werelden?

De deur die voert naar de goddelijke Tegenwoordigheid is gesloten door de tirannie van Uw vijanden: waar is de sleutel tot Uw gaven, o Ontsluiter der werelden?

De bladeren zijn vergeeld door de vergiftigende winden van oproer: waar is de regen uit de wolken van Uw milddadigheid, o Milde Gever der werelden?

Het heelal wordt verduisterd door het stof der zonde: waar is de bries van Uw vergiffenis, o Vergever der werelden?

Deze Jongeling is eenzaam in een troosteloos land: waar is de regen van Uw hemelse genade, o Schenker der werelden?

O Meest Verheven Pen, wij hebben Uw allerzoetste roep gehoord in het rijk van eeuwigheid: leen Uw oor aan hetgeen de Tong van Grootheid verwoordt, o Verguisde der werelden!

Ware het niet vanwege de koude, hoe zou de warmte van Uw woorden kunnen zegevieren, o Vertolker der werelden?

Ware het niet vanwege rampspoed, hoe zou de zon van Uw geduld kunnen schijnen, o Licht der werelden?

Treur niet vanwege de goddelozen, Gij zijt geschapen om te verdragen en te verduren, o Geduld der werelden.

Hoe zoet was Uw morgenlicht aan de horizon van het Verbond te midden van de oproerlingen, en Uw vurig verlangen naar God, o Liefde der werelden.

Door U werd de banier van onafhankelijkheid geplant op de hoogste toppen, en de zee van milddadigheid zwol aan, o Vervoering der werelden.

Door Uw Alleen-zijn scheen de Zon van Een-zijn, en door Uw verbanning werd het land van Eenheid getooid. Wees geduldig, o Gij Banneling der werelden.

Wij hebben vernedering tot het gewaad van glorie gemaakt, en bezoeking tot de tooi van Uw tempel, o Trots der werelden.

Gij ziet de harten vervuld van haat, en om dit te verhullen is aan U, o Gij Verheler van de zonden der werelden.

Als de zwaarden flitsen, ga voorwaarts! Als de pijlen vliegen, ruk op! O Gij Offer der werelden.

Weeklaagt Gij of zal ik weeklagen? Veeleer zal ik wenen over het geringe aantal van Uw voorvechters, o Gij Oorzaak van het weeklagen der werelden.

Voorzeker, Ik heb Uw Roep gehoord, o Alglorierijke Geliefde: en nu is het gelaat van Bahá in vlam door de hitte van kwelling en door het vuur van Uw stralend woord, en Hij is getrouwelijk opgestaan op de offerplaats, ziende naar Uw welbehagen, o Bestierder der werelden.

O 'Alí-Akbar, dank Uw Heer voor deze Tafel waaruit gij de zoete geuren van Mijn zachtmoedigheid kunt inademen, en ken hetgeen Ons is overkomen op het pad van God, de Aangebedene van alle werelden.

Zouden alle dienaren dit lezen en overdenken, dan zal in hun aderen een vuur ontbranden dat de werelden in vuur en vlam zal zetten.

Bahá'u'lláh