Toekomstige wereld

De toekomstige wereld volgens de bahá’í geschriften – door Shoghi Effendi (1936)

De eenheid van het mensenras, zoals aangegeven door Bahá'u'lláh, sluit de oprichting in van een wereldgemenebest, waarin alle natiën, rassen, geloven en klassen nauw en duurzaam worden verenigd en waarin de autonomie van zijn lidstaten en de persoonlijke vrijheid en het initiatief van de onderdanen definitief en volledig worden gewaarborgd. Dit gemenebest moet, voor zover wij het ons kunnen voorstellen, bestaan uit een mondiaal wetgevende macht, waarvan de leden als de gevolmachtigden van de gehele mensheid, uiteindelijk het beheer zullen voeren over alle hulpbronnen van de samenstellende natiën, en die wetten zullen uitvaardigen welke noodzakelijk zijn om het leven te ordenen, aan de behoeften te voldoen en de verhouding tussen alle rassen en volkeren onderling in goede banen te leiden.

Een mondiaal uitvoerende macht zal, gesteund door een internationaal leger, de genomen besluiten uitvoeren en de wetten, uitgevaardigd door deze mondiaal wetgevende macht, in toepassing brengen en de organische eenheid van het gemenebest waarborgen. Een wereldgerechtshof zal uitspraak doen en een eindvonnis wijzen inzake elk meningsverschil dat eventueel rijst tussen de verschillende delen, waaruit dit universele stelsel bestaat.

Een intercontinentaal communicatiesysteem zal ontworpen worden, dat de gehele aarde omvat, vrij is van alle nationale hinderpalen en beperkingen, en dat met wonderbaarlijke snelheid en volmaakte regelmaat zal functioneren. Een wereldmetropolis zal als zenuwcentrum van een wereldbeschaving dienen, het brandpunt waar de verenigde levenskrachten samenkomen en van waaruit de bezielende invloeden zullen uitstralen.

Een wereldtaal zal [uitgevonden en/of] gekozen worden uit de bestaande talen en zal op de scholen van alle natiën behorende tot de statenbond, onderwezen worden als hulptaal naast de moedertaal. Een wereldschrift, een wereldliteratuur, een wereldmuntstelsel, uniforme maten en gewichten zullen het verkeer en het begrip tussen natiën en volkeren vereenvoudigen en vergemakkelijken. In zo'n wereldgemeenschap zullen wetenschap en religie, de twee machtigste krachten in het leven van de mens, zich met elkaar verzoenen, samenwerken en zich harmonieus ontwikkelen.

De pers zal binnen zo'n stelsel de uitingen van de verschillende inzichten en overtuigingen van de mensen tot hun recht laten komen, en niet langer op schadelijke wijze gehanteerd worden door de gevestigde belangen, zij het persoonlijke, zij het algemene, en zal vrij zijn van de invloed van wedijverende regeringen en volkeren.

De economische hulpbronnen over de gehele wereld zullen worden georganiseerd, de bronnen van grondstoffen zullen worden aangeboord en ten volle worden benut, de markten daarvan zullen worden gebundeld en ontwikkeld en de verdeling van de producten zal rechtvaardig worden geregeld.

Nationale wedijver, haat en intriges zullen ophouden te bestaan, terwijl rassenvriendschap, begrip en samenwerking de plaats zullen innemen van rassenhaat en vooroordeel. De oorzaken van godsdiensttwisten zullen voorgoed verdwijnen, economische barrières en restricties zullen volledig worden afgeschaft en buitensporige klassentegenstellingen zullen vervagen. Uiterste armoede aan de ene kant en grove opeenhoping van privébezit aan de andere kant zullen verdwijnen.

De reusachtige krachtsinspanningen, verkwist en verspild aan oorlog, zij het economisch of politiek, zullen gewijd worden aan die doeleinden, welke de reeks van uitvindingen en de technische ontwikkelingen zullen vergroten, de productiviteit van de mens zullen toenemen, aan het uitbannen van ziekte, de uitbreiding van wetenschappelijk onderzoek, het verhogen van het gezondheidspeil, het verscherpen en verfijnen van de menselijke geest, het exploiteren van ongebruikte en niet vermoede hulpbronnen op aarde, het verlengen van de levensduur van de mens en aan de bevordering van ieder hulpmiddel dat het intellectuele, morele en geestelijke leven van het gehele mensenras kan stimuleren.

Een wereldomvattend federaal systeem, dat de gehele aarde bestuurt en een onbetwistbaar gezag uitoefent over de onvoorstelbaar grote hulpbronnen, de idealen van oost en west vermengt en in zich verenigt, vrijgemaakt van de vloek en de ellende van oorlog, en gericht op de exploitatie van alle beschikbare energiebronnen op de aarde, een systeem, waarin macht tot de dienaar van gerechtigheid is gemaakt, welks bestaan wordt geschraagd door de universele erkenning van één God en de trouw aan één gemeenschappelijke Openbaring - dit is het doel waarnaar de mensheid, gedreven door de verenigde levenskrachten, zich beweegt.

'The Unfoldment of World Civilization', 11 maart 1936, opgenomen in 'The World Order of Bahá'u'lláh, blz. 162-163, 201-204) [48] - (Compilaties, Vrede)

Dit gemenebest zal bestaan uit:

  • Een mondiaal wetgevende macht.

  • Een mondiaal uitvoerende macht, gesteund door een internationale troepenmacht.

  • Een wereldgerechtshof.

Verdere kenmerken:

    • Een intercontinentaal communicatiesysteem.

    • Een wereldmetropolis dat als zenuwcentrum van een wereldbeschaving zal dienen.

    • Een wereldtaal, wereldschrift en wereldliteratuur.

    • Een wereldmuntstelsel, uniforme maten en gewichten.

    • Wetenschap en religie zullen samenwerken en zich harmonieus ontwikkelen.

    • De pers zal vrij zijn van de invloed van wedijverende regeringen en volkeren.

    • De economische hulpbronnen wereldwijd zullen worden georganiseerd, de bronnen van grondstoffen zullen worden aangeboord en ten volle worden benut, de verdeling van de producten zal rechtvaardig worden geregeld.

    • Nationale wedijver, haat en intriges zullen ophouden te bestaan.

    • De oorzaken van godsdiensttwisten zullen voorgoed verdwijnen.

    • Economische barrières en restricties zullen volledig worden afgeschaft en buitensporige klassentegenstellingen zullen vervagen.

    • Uiterste armoede aan de ene kant en grove opeenhoping van privé-bezit aan de andere kant zullen verdwijnen.

    • Een grote toename van uitvindingen, technische ontwikkelingen, productiviteit en wetenschappelijk onderzoek.

    • Het uitbannen van ziekte en het verhogen van het gezondheidspeil.

    • Het verscherpen en verfijnen van de menselijke geest.

    • Het verlengen van de levensduur van de mens.

    • De bevordering van ieder hulpmiddel dat het intellectuele, morele en geestelijke leven van het gehele mensenras kan stimuleren.

In 1915 stichtten vredesactivisten de Centrale Organisatie voor Duurzame Vrede in Den Haag.

Het nieuws hierover verscheen in een krant in Teheran. De Iraanse bahá’ís Ahmad Yazdani en Ibn-i-Aṣdaq schreven de organisatie aan om de principes van het Bahá’í-geloof bekend te maken en adviseerden om contact op te nemen met ‘Abdu’l-Bahá, destijds hoofd van de wereldwijde bahá’í-gemeenschap en oudste zoon van de Stichter van het Bahá’í-geloof.

Deze organisatie zocht internationale steun en schreef daarom onder andere ‘Abdu’l-Bahá aan.

Als antwoord kwam de brief Het Vraagstuk van Universele Vrede ook bekend als de Tafel aan Den Haag, waarin de benodigde voorwaarden staan om vrede te bereiken.

De twee Perzische bahá’ís brachten op verzoek van ‘Abdu’l-Bahá de brief persoonlijk naar de Centrale Organisatie voor Duurzame Vrede in Den Haag.