NIEUW

Nieuwe teksten over leven en werk van Norbert Rosseau, na 1984 verschenen.

Peter SCHMIDT: N. Rosseau: Het Passieverhaal volgens Mattheüs

Begeleidende tekst van de CD-productie door het Goeyvaerts Consort o.l.v. Marc Michael De Smet, Digi Classics, 1997

"Een componist schrijft niet voor zichzelf, wel volgens zichzelf." , Norbert Rosseau (Gent, 1907-1975)

Vlaamse toondichter Norbert Rosseau was het tegendeel van een heimatkunstenaar. Toen het reizend gezelschap, waartoe zijn muzikale ouders behoorden, door oorlogsomstandigheden in Italië werden opgehouden, maakte het wonderkind 'Norberto 1°' daar vanaf 1915 naam met zijn vioolspel. Zijn grondige opleiding als virtuoos en componist speelde zich hoofdzakelijk af in Palermo en aan de Accademia di Santa Cecilia in Rome. Hij vervolmaakte zich in compositie bij Ottorino Respighi. Na 1932 terug in België, zou Rosseau steeds een scherpe aandacht onderhouden voor hedendaagse expressiemiddelen in de muziek. Hij reisde daarvoor onder andere naar Parijs en Darmstadt, en volgde cursussen elektronische muziek in zijn geboortestad. Intussen had hij de taal van de dodecafonie op heel eigen wijze in zijn oeuvre geïntegreerd, en experimenteerde hij met elektronische en concrete muziek. In al zijn schep­pingen openbaart zich de universaliteit van een muzikale taal die de nationale grenzen duidelijk overschrijdt.

Hoewel het altijd een ietwat onrechtvaardige simplificatie is het leven van een kunstenaar in klaar afgelijnde stijlperiodes in te delen, mag men toch zeggen dat Rosseau, net als alle scheppende zoekers, met verschillende stijlen gewerkt heeft. In een eerste periode staat zijn muziek eerder onder invloed van de laat-romantiek en het impressionisme, met een zekere dominantie van Italiaanse en Franse melodiek. Het jaar 1947 brengt, met zijn Pièces Symphoniques op. 38, een keerpunt in zijn ontwikkeling. Rosseau slaat de weg van de crea­tieve ontvoogding in, verovert definitief zijn vrijheid tegenover zijn leraars en invloeden, en gaat een idioom ontwikkelen dat hem in al zijn latere werken zeer herkenbaar maakt. Vanaf de jaren '50 zal Rosseau's muziek ook gekenmerkt worden door een stijgende spaarzaamheid in het gebruik der uitdrukkingsmiddelen, een grotere densiteit van zegging, en vooral een uitzuivering en ontlediging der muzikale taal. Het blijft een voortdurend zoeken naar meer zuiverheid, waarbij meer en meer franjes weggelaten worden.

Norbert Rosseau schiep een omvangrijk oeuvre dat vele genres omvat, zowel instrumentaal als vocaal. Hij had een spontane voorkeur voor omvangrijke werken, en ontplooide daarin een aangeboren zin voor dramatiek. Hij was een diepgelovig man, en uitte dit ook in zijn aandacht voor religieuze muziek. In de jaren zestig groeide een intense samenwerking met de 'Schola Cantorum' van de Gentse Sint-Baafs-kathedraal.

De dirigenten van dit kathedraalkoor, Noël Van Wambeke en Pros Goethals, wezen Rosseau op de belangrijke (r)evolutie die het Tweede Vaticaans Concilie voor de kerkmuziek zou betekenen, door de overschakeling van Latijn naar de volkstaal. Hier lag een nog grotendeels braakliggend terrein te wachten op nieuwe creativiteit. De kerkverbonden componist wilde zich gaarne inschakelen in de liturgische vernieuwing, en componeerde op hun uitnodiging voor de kathedraal enkele werken op Nederlandse tekst. Tot die composities behoren twee passieverhalen, één volgens Johannes en één volgens Mattheüs, die bestemd waren voor de liturgie van de Goede Week.

In het Passieverhaal volgens Mattheüs begroeten we een authentiek meesterwerk. Het stem­pelt Rosseau tot een van de grootste Vlaamse religieuze componisten van de 20ste eeuw. Hij werkte eraan van 1969 tot 1973. Rosseau koos voor een integrale koorpassie, zoals de ouden Jacob Obrecht, Orlando di Lasso en vele andere, of zoals Ernst Pepping nog in 1949-50 gedaan had met zijn dubbelkorige Mattheüs-passie. De componist volgt strikt de evangelie­tekst, die hij in 18 eenheden verdeelde, volgens de dramatische ontwikkeling van het verhaal. Elk van deze eenheden verwerkte hij tot een zelfstandig motet. Een koorpassie moet het evenwicht zoeken tussen de narratieve stukken van de verteller, de dialoog tussen de verschil­lende figuren, en de turba-delen. Geen klein probleem, wanneer er geen solisten voorhan­den zijn! De oplossingen die Rosseau voor de stemverdeling gevonden heeft mogen hier en daar ronduit geniaal genoemd worden. In vaak aangrijpende harmonieën voert de componist de dramatiek van het verhaal naar een ultieme spanning, die uitmondt in een ontroerende catharsis. De dramatische concentratie gaat hand in hand met perfecte beheersing van de door de liturgie vereiste soberheid van expressie. Op geen enkel ogenblik zou deze passie de stilte en wijding van een abdijkerk verstoren.

Organist en dirigent Roger Deruwe creëerde de passie in 1976. Omwille van de zingbaarheid had hij aan Norbert Rosseau gevraagd de motetten aan elkaar te binden met korte tussenspelen voor orgel. De bedoeling was tweeërlei: enerzijds de inspanning van intense aandacht verlichten, die 50 minuten ononderbroken koorzang van de toehoorder vergen, en vooral ook de zangers voldoende adempauze gunnen. Toen Rosseau op 1 november 1975 plotseling stierf, was het klad van deze interludia pas afgewerkt. Deruwe voltooide de partituur op vraag van de weduwe van de componist. Op deze cd vertolkt hij zelf de tussenspelen op het kathedraalorgel van Sint-Baafs.

Rosseau heeft uiteraard ook Latijnse liturgische composities geschreven. Een specimen daarvan — en een prachtig voorbeeld van totaal andere stijl — vormt de Missa in Honorem Spiritus Sancti uit 1962. Het is zijn kortste mis, volgens Rosseau's eigen getuigenis neergeschreven in een flits van inspiratie. In zijn tocht naar uitpuring van de muzikale expressie was Rosseau gaandeweg meer gefascineerd geworden door de monodische traditie, waarvan het Grego­riaans in de westerse cultuur de belangrijkste gestalte vormt. Hij schreef in die jaren zelfs een Sinfonia Liturgica voor orkest, die volledig monodisch opgevat is. De H.-Geestmis is een parel van vormbeheersing. De mis verloopt helemaal via een aaneenschakeling van melismen, over de stemmen verdeeld, die aan het werk het karakter verlenen van een eindeloze melodie. Gregoriaanse puurheid, vertaald in het idioom van Rosseau, van een ontroerende - zij het verraderlijke - eenvoud.

P. Schmidt