Een grote onafhankelijke

EEN GROTE ONAFHANKELIJKE

KAMIEL COOREMANS, Direkteur Kon. VI. Muziekconservatorium Antwerpen, Koordirigent

Over het oeuvre van een componist handelen leidt meestal als vanzelfsprekend tot het bepalen, of het pogen daarvan, van zijn betekenis in muzikale evolutie. Het onderzoek lijkt onvoldoende of oppervlakkig indien men er niet in slaagt de componist onder te brengen in een bestaande richting of hem te evalueren op grond van hetgene hij van het verleden meedroeg en hetgene hij voor de toekomst voorhoudt. Wie de behoefte voelt om dit patroon te hanteren met betrekking tot Norbert Rosseau moet wel heel omzichtig te werk gaan en noodzakelijkerwijze vrede nemen met erg genuanceerde conclusies. Zeer zeker had Rosseau stevige bindingen met het traditionele en voelde hij zich tevens sterk gedreven naar het ongekende maar het reactionaire en het progressieve raken niet de essentie van zijn kunst. Deze ligt veeleer in het kritisch en persoonlijk aanwenden van oude en nieuwe middelen. In traditionele technieken was hij nooit een epigoon, in progressieve nooit een nieuwlichter. Bi] hem geen slaafs aanleunen, geen doelloos experimenteren en ook geen vergissingen. Ondanks zijn grote bekommernis om de (echte) vorm hield hij zich steeds ver van alle formalisme.

Een verklaring voor deze artistieke onafhankelijkheid en trefzekerheid ligt ongetwijfeld in zijn uitzonderlijke muzikale aanleg die hij ongerept en optimaal tot ontwikkeling kon laten komen. Uit zijn biografie blijkt immers dat hij slechts occasioneel muziekonderricht genoot en dus geen produkt was van een systematische conservatoriumopleiding. Zoals in vroegere eeuwen vormde hij zichzelf door het direct contact met de kunst en de kunstenaar, daarbij steunend op zijn onfeilbare intuïtie. Het behoedde hem voor nutteloze en tijdrovende omwegen. Ook later liep hij steeds recht op het doel af. Hij heeft zijn artistieke bedrijvigheid nooit laten afleiden of ondermijnen door vaste beroepsbezigheden.

Hij was van zijn generatie in ons land vrijwel de enige die met verbonden was aan een orkest, een conservatorium of een instituut. Hij bleef in alle opzichten, ook in zuiver maatschappelijke zin, een zelfstandige, die uit deze, voor onze tijd toch wel unieke status alle profijt wist te halen. Geen hinder van benoemings-of vriendjespolitiek, maar ook geen hinder van daaruit voortvloeiende verplichtingen. De promotie van zijn werk het hij over aan diegenen die zich spontaan hiervoor interesseerden. Hen kon hij enorm dankbaar zijn.

Zoals alle andere Belgische componisten kon hij ook niet, zeker niet in de aangehaalde omstandigheden, van zijn pen leven. Maar om het hoofd te bieden aan de materiële noden van het leven versmaadde hij niet, zoals insiders weten, het ouderlijke beroep van suikerbakker gedurende enkele weken van het jaar in Kerselare uit te oefenen. Het typeert de man dat hij het handwerk hoogschatte.

Zijn handvaardigheid uitte zich trouwens evenzeer in zijn kalligrafisch verzorgde handschriften, waarvoor hijzelf reproduktietechnieken bedacht, en in zijn vele hobby's waarin hij zich een ongeëvenaard knutselaar toonde.

In het samengaan van geestelijke en materiële activiteiten vond Rosseau blijkbaar de nodige steun om als vrij kunstenaar door het leven te gaan. Leven en werk stonden bij hem dus wel in een zeer nauw verband. Hij was een origineel kunstenaar, niet in systemen te vatten en toch volkomen grijpbaar. Zijn boodschap werd echter niet altijd gehoord. De jongeren zullen het de ouderen verwijten.