Rio de Janeiro

Rio de Janeiro (Portugees: São Sebastião do Rio de Janeiro) heeft 5,4 mln inw. in 1991 en ligt in het dynamische zuidoosten van Brazilië aan de Baai van Guanabara tegen de hellingen van de Serra da Cariora. Vanaf 1763 was Rio de hoofdstad van Brazilië, maar deze functie werd in 1960 door de geheel nieuw gebouwde kantoorstad Brasília overgenomen. Sinds 1975 is Rio de hoofdstad van de staat Rio de Janeiro, ontstaan uit een fusie van de oude staat Rio de Janeiro en de staat Guanabara. Rio is een cultureel centrum van wereldformaat met vele universiteiten, onderwijsinstellingen, musea en bibliotheken.

De Portugezen André Gonçalves en Amerigo Vespucci ontdekten in 1502 de Baai van Guanabara, die zij voor een rivier aanzagen en daarom Rio de Janeiro (Januaririvier) noemden. Het werd een verdedigingspunt tegen de Fransen, van wie Nicolás Durand de Villegaignon in de jaren 1555-1560 een Franse kolonie op enkele eilanden installeerde. De Portugees Mem de Sá verdreef de Fransen in 1567 definitief en in 1565 landdde zijn neef Estacio de Sá bij Pão de Açúcar en stichtte daar São Sebastião do Rio de Janeiro. De ontdekking van goud (1698) en diamant (1729) stimuleerde de groei van Rio de Janeiro. In 1763 werd de hoofdstad van Bahía hierheen verplaatst; tot 1960 zou zij hoofdstad van Brazilië blijven. Een nieuwe impuls vormde de vestiging van de in ballingschap levende Portugese koninnklijke familie na de verovering van Portugal door Napoleon (1808). De zoon van João VI (1769-1826), Dom Pedro I (1798-1834) riep na de terugkeer van zijn vader naar Portugal in 1822 de onafhankelijkheid uit van het keizerrijk Brazilië. Vanaf 1889 was Rio de hoofdstad van de Republiek Brazilië. Door de export van koffie en suikerriet en later door internationale verbindingen kon de stad steeds verder uitgroeien.

Rio is de op een na (São Paulo) grootste haven- en industriestad van het land. Hoewel 10% van de nationale industriële productie hier vandaan komt (voedingsmiddelen-, farmaceutische, metaal-, textiel- en meubelindustrie en scheepsbouw) is de dienstensector de belangrijkste (banken, verzekeringen, toerisme en uitgaan). Zij is een verkeersknooppunt en een distributiecentrum; behalve twee luchthavens heeft ze ook metro. Driekwart van de beroepsbevolking in de formele (= gesalarieerde) sector werkt in de dienstensector, in de haven of bij een van de talloze financiële instellingen. De concurrentie met São Paulo valt in het nadeel van Rio uit; driekwart van alle buitenlandse investeringen komt daar terecht. Hoewel Rio geen hoofdstad meer is zijn er nog vele overheidsinstanties en onderwijsinstellingen (o.a. vier universiteiten). Ook is de stad cultureel en toeristisch centrum.

Door immigratie vanuit het binnenland is de stad na 1945 sterk gegroeid. Het centrum herbergt een aantal gebouwen uit de koloniale tijd. Het commerciële centrum en de luxe woonwijken liggen aan de kust, de industrie bevindt zich verder naar het noorden en de volkswijken (favelas) zijn tegen de heuvels aangebouwd. Hier wonen meer dan een miljoen cariocas, immigranten afkomstig van het platteland in het noordoosten van het land. De wijken liggen verspreid en zijn onderling door tunnels verbonden. De stad is uitzonderlijk mooi gelegen; herkenningspunt is de berg Het Suikerbrood (395 m hoog). Op de top van de Corcovado-berg (704 m) staat een Christusbeeld dat 38 m hoog is en uit 1931 stamt. Baaien (met kilometerslange stranden), meren en bergranden verdelen de stad in onderling moeilijk te bereiken wijken. Dit maakt dure transportmethoden nodig, zoals tunnels en snelwegen langs opgehoogde baaien, die 's avonds als lichtgevende slingers de stad ook weer haar bijzondere charme geven. Rio de Janeiro wordt vaak kortweg als 'Rio' aangeduid. De inwoners worden cariocas genoemd (letterlijk 'huis van de witte man'), uit de taal van de Indianen die de eerste Portugezen ontmoetten. Tot Groot Rio (in 1970 al meer dan 7 miljoen inwoners) rekent men de satellietsteden, o.a. Niterói aan de andere kant van de baai, door een 13 km lange autobrug met Rio verbonden. De oude stad met het zakencentrum ligt aan de oostzijde van de baai; enkele grote wegen als de Avenida Rio Branco en de Avenida Presidenten Vargas, geflankeerd door torenhoge flats, domineren het beeld. De stad herbergt de zetel van een aartsbisschop en een botanische tuin. Langs de randen is stadsvernieuwing nog nodig, hoewel het centrum en ook al de jongere wijken na 1920 een ware metamorfose ondergingen. Ten zuiden van het centrum zijn in hoog tempo woonwijken gerealiseerd, waar villa's plaatsmaakten voor flats zoals in de wijken Larenjeiras, Botafogo, Copacabana, Ipanema, Leblon en Gavea. De rijkdom van deze wijken staat in schril contrast tot de ongelooflijke armoede in de favelas, krottenwijken veelal zonder elektriciteit of sanitair, gebouwd tegen de steile heuvels. De grote aantallen inwoners die steeds verder van het centrum kwamen te wonen deden, ondanks de vernieuwingen, congestieproblemen ontstaan. Andere ernstige problemen zijn de vervuiling, het verval in bepaalde wijken en de watervoorziening. Naar het noorden toe komen naast elkaar industriezones en arbeiderswijken voor. Industrie-uitbreidingen vinden vooral in noordelijke en westelijke richting plaats. De stad is beroemd om het Carnaval de Rio. Gedurende vier dagen vieren de cariocas uitbundig feest in kleurrijke kostuums, dansend op het sambaritme. De laatste jaren krijgt deze onovertroffen uitspatting steeds meer een gewelddadig karakter.

© 2016 F.N. Heinsius