Buenos Aires

Buenos Aires, genoemd naar Nuestra Señora de los Buenos Aires, het Onze Vrouwe van de 'Goede Luchten', is de hoofdstad van Argentinië en strekt zich met zijn voorsteden uit over een oppervlakte van zo'n 3000 km2 op de zuidelijke oever van een zeer brede riviermonding, de Río de la Plata. Het is de grootste havenstad van Zuid-Amerika en, met de voorsteden erbij, een van de grootste stedelijke gebieden ter wereld. Buenos Aires is welvarend en heeft relatief goede verkeersvoorzieningen, een moderne zakenwijk en brede boulevards (waaronder de breedste ter wereld), maar aan de andere kant ook uitgestrekte krottenwijken met mensen die op het bestaansminimum leven. Zoals in de meeste Zuid-Amerikaanse steden is er een zeer groot verschil in welvaart tussen een kleine elite en de grote massa van de bevolking.

Buenos Aires ligt op de zuidelijke oever van de gemeenschappelijke monding van de Río Paraná (3300 km lang), de Río Paraguay (2200 km) en de Río Uruguay (1650 km). Deze monding wordt de Río de la Plata genoemd en is ter hoogte van Buenos Aires 50 km breed. Naar de kust van de Atlantische Oceaan verwijdt de monding zich tot 150 à 200 km. Het vlakke achterland produceert in de eerste plaats vlees en daarnaast ook andere landbouwproducten, die via de haven worden geëxporteerd. De lokatie is zeer geschikt voor havenactiviteiten. Het klimaat is vochtig subtropisch; de gemiddelde jaarlijkse regenval in Buenos Aires is bijna 1000 mm, de gemiddelde jaartemperatuur ligt rond de 15°C (zomer 20° - winter 10°). De ligging is uit handelsoogpunt bijzonder goed, maar de lokatie op een laaggelegen oever met een uitgestrekt en vlak achterland brengt nadelen met zich mee. De stad is blootgesteld aan de harde wind (pampero) die regelmatig vanuit het binnenland opsteekt, terwijl vooral de recente uitbreidingen in de moerasgebieden rondom de stad drainageproblemen hebben en door overstromingen bedreigd worden.

Hoewel meer dan de helft van de industriële werkgelegenheid en investeringen van het gehele land zich in en rond de stad bevinden, is Buenos Aires in de eerste plaats een havenstad en als zodanig een van de grootste van Zuid-Amerika. Al in de koloniale periode werden de burgers van de stad aangeduid met porteños (havenlui). De havens, dokken en werven strekken zich over een lengte van 12 km aan de oostkant van de stad langs de rivieroever uit. Uitgevoerd worden landbouwproducten die door industrieën in dit deel van de stad verwerkt zijn. Zeer belangrijk zijn de slachterijen en vrieshuizen voor de verwerking van het vlees voor de binnenlandse consumptie en de export. Het veeteeltgebied ligt in een grote ring rond de stad; de landbouw staat hier in dienst van de veeteelt, de maïs wordt tot veevoer verwerkt. Grondstoffen, machines en industrieproducten worden ingevoerd. Daarnaast zijn er een groot aantal andere industrieën, o.a. verwerking van metaal en aardolie, scheepsbouw, auto-assemblage, uitgeverijen, drukkerijen, chemie en textiel zijn andere industrietakken.

De stad werd gesticht in 1536 door Pedro de Mendoza, maar als gevolg van langdurige strijd met de Indianen die langs de Río de la Plata woonden, pas vanaf 1580 permanent bewoond. Tot 1750 was deze nederzetting nauwelijks ontwikkeld, doordat in de 17e eeuw de Spanjaarden meer belangstelling hadden voor de rijkdommen in Bolivia en Perú. De nederzetting had toen ongeveer duizend inwoners en tegen het einde van de 18e eeuw ca. 24.000 inwoners. Na in 1776 te zijn aangewezen als hoofdstad van de koloniale Río de la Plata-regio ging Buenos Aires snel groeien. Na de onafhankelijkheid van Argentinië (1816) werd zij de voorlopige hoofdstad in 1862 en in 1882 de definitieve. Tegen het einde van de 19e eeuw was de plaats uitgegroeid tot een stad met 180.000 inwoners. De oorspronkelijke, Indiaanse bevolking was toen al uitgeroeid. Door de economische problemen in Zuid-Europa kwam er in die tijd een grote immigratiestroom op gang. Het betrof niet vrijwel uitsluitend mannen, zoals in de voorgaande eeuwen, maar een gezinsmigratie van mensen die het voornemen hadden in Zuid-Amerika een nieuw bestaan op te bouwen. Binnen enkele decennia had de stad een bevolking van 700.000 mensen, en in 1910 vormde zij met 1,3 mln inwoners het culturele en economische centrum van Latijns Amerika. In de 20e eeuw bleef de groei doorgaan door de vestiging van industrieën in en rond de stad. Hier werden de landbouwproducten van een uitgestrekt achterland verwerkt en via de zich uitbreidende haven geëxporteerd. Ook de migratie vanuit het platteland en na WO II opnieuw vanuit Europa deed de stad groeien. Geleidelijk ontstond langs de rivieroever een keten van plaatsen die een stedelijk gebied gingen vormen: Groot-Buenos Aires, met in 1960 rond de 4 miljoen en in 1990 11,4 miljoen inwoners. Het is een van de grootste metropolitane gebieden ter wereld, waar ongeveer eenderde van de nationale bevolking woont. In de stad zonder haar voorsteden wonen 3 miljoen mensen (1991).

Behalve op economisch gebied overheerst Buenos Aires het land ook op politiek en cultureel gebied. Zo heeft de stad diverse universiteiten, o.a. sinds 1821. De landelijke politieke betekenis wordt ontleend aan de aanwezigheid van regering, van de hoofdkantoren van de politieke partijen, de arbeidersbeweging, economische en culturele organisaties en de strijdkrachten. In Buenos Aires zijn herhaaldelijk op beslissende historische tijdstippen grote mensenmassa's de straat op gegaan: in 1945 werd Perón aan de macht gebracht, in 1955 werd - overigens tevergeefs - geprotesteerd tegen zijn afzetting, waarbij het tot ernstige onlusten kwam. In de laatste jaren heeft zich een uitgebreide stedelijke guerrilla tegen het bewind ontwikkeld. In mei 1973 kwam de regering ten val en kwam Perón, na een achttienjarige ballingschap in Spanje, weer terug. De stad heeft een aantal grote uitgeverijen, landelijke dagbladen, musea, de Nationale Bibliotheek met een half miljoen boeken en 10.000 manuscripten en het beroemde operagebouw Teatro Colón. Het oude stadscentrum heeft een rechthoekig stratenpatroon en wordt gedomineerd door een plein, het Plaza de Mayo, waaromheen grote gebouwen gegroepeerd zijn. Een dergelijk centrum in Spaans-koloniale stijl treffen we ook aan in andere grote steden van Zuid-Amerika zoals Caracas, Bogotá en Lima. Het Plazo de Mayo vormde het centrum van waaruit de stad zich in een halve cirkel is gaan uitbreiden. Rond het Plaza de Mayo staan enkele overheidsgebouwen, de Nationale Bank, een kathedraal waarin de Argentijnse generaal en politicus José de San Martín (1778-1850) - de bevrijder van Chili en Perú - in een praalgraf is bijgezet, het presidentiële paleis - Casa Rosada genoemd vanwege de roze kleur - en het oude stadhuis - de Cabildo, tegenwoordig het nationale monument, waar het stadsbestuur in 1810 officieus de onafhankelijkheid uitriep.

De belangrijkste bank- en beursgebouwen zijn geconcentreerd in de oude stad. Het oude centrum is de zakenwijk van de stad, waardoor hier historische gebouwen in Spaans-koloniale stijl, moderne kantoren, kleine nauwe straatjes en grote boulevards (avenidas, elkaar afwisselen. De Avenida 9 de Julio is ongeveer anderhalve kilometer breed en wordt de breedste boulevard ter wereld genoemd; 9 juli 1816 is de officiële datum waarop Argentinië onafhankelijk is geworden. Vanuit het centrum, ten oosten waarvan het havengebied ligt, lopen de spoorlijnen en avenidas in alle richtingen naar de andere stadsdelen tot in de voorsteden; de spoorwegen tot diep in het achterland voor de aanvoer van de landbouwproducten. Ten noorden van het centrum liggen dure flatgebouwen en villawijken. Op sommige daarvan hebben Engelse immigranten hun stempel gedrukt. Tussen deze woonwijken en het centrum vindt men gezellige winkelbuurten, die gedeeltelijk voor het verkeer zijn afgesloten. Verspreid door de hele stad liggen 150 parken. Zuidelijk van het centrum liggen de industrie- en arbeiderswijken, die omgeven worden door krottenwijken. Hier wonen de werkloze arbeiders, die voor een deel uit Chili, Bolivia en Paraguay komen en bijna 10% van de totale bevolking van Groot-Buenos Aires uitmaken. Westelijk van de eigenlijke stad liggen wijken die bewoond worden door groepen die, wat hun levensstandaard betreft, tussen de arbeiders en de rijkeren inzitten. De stedelijke uitbreiding heeft over een zeer groot gebied ten noorden en ten westen van de stad plaatsgevonden, vooral langs de wegen en spoorlijnen. Deze 'tentakels' hebben een lengte van 10 à 15 km; de Avenida Rivadavia, het verlengde van de 9 de Julio, is zelfs veertig km lang. Ondanks de vele verkeersvoorzieningen is de uitbreiding van de kunnen opvangen en ook de brede avenidas de stromen auto's niet of nauwelijks meer kunnen verwerken.woonwijken zo snel gegaan, dat busdiensten, metro's en trolleys de behoefte aan vervoer niet.

© 2016 F.N. Heinsius