Kaapstad

Cape Town (Portugees: Cabo, Afrikaans: Kaapstad), Kaapstad in het Nederlands, is een Stad in Zuid-Afrika, hoofdstad van de provincie West-Kaap; 854.000 inwoners (1991). Kaapstad is de zetel van het Zuid-Afrikaanse parlement, en daarmee een van de hoofdsteden. De grootste bevolkingsgroep zijn de kleurlingen; zwarten en blanken zijn in de minderheid. De kleurlingengroep in de Kaapprovincie noemt men wel Kaapse kleurlingen (Cape Coloured). Deze groep stamt af van de slaven, uit verschillende hoeken van de wereld, de Hottentotten, en de blanken. Hun cultuur is ontleend aan de Europese. In Kaapstad heeft driekwart van hen het Afrikaans als moedertaal, ontstaan uit het Nederlands. De andere taal is het Engels.

Kaapstad staat bekend om de fraaie ligging. Het centrum van de stad ligt aan de noordkust van het Kaaps schiereiland (waarvan de zuidpunt wordt gevormd door Kaap de Goede Hoop). Achter een kleine (kunstmatig uitgebreide) kustvlakte rijzen de Tafelberg en zijn uitlopers op. De stad heeft zich tijdens de groei in de 19e en 20e eeuw ten dele tegen de hellingen op uitgebreid, maar vooral om het gebergte heen naar het zuidwesten en oosten. Het klimaat is prettig; de regen valt vooral 's winters. De gemiddelde julitemperatuur is 15°C, de gemiddelde januaritemperatuur 21°C. De watervoorziening heeft de eeuwen door zorgen gebaard - de stad is voor water afhankelijk van toevoer uit verschillende spaarbekkens, elk op een afstand van 50 tot 60 km. De verbindingen met andere plaatsen in het land en met andere continenten zijn uitstekend.

Wat economische betekenis betreft staat de stad op de tweede plaats na Johannesburg. De haven is belangrijk voor de Kaapvaart, maar Durban is voor Zuid-Afrika zelf veel belangrijker. Handel en dienstverlening spelen de hoofdrol, maar er heeft zich bij de haven en ten oosten daarvan een belangrijke industrie ontwikkeld, die naast lichte industrie (voedingswaren, textiel en confectie) een olieraffinaderij, kunstmestfabricage, autoassemblage en metaalindustrie omvat. De haven is voor de stadseconomie belangrijk, ook al verwerkt Durban drie keer zoveel goederen en is het passagiersvervoer verminderd door de ontwikkeling van de luchtvaart (de meeste reizigers uit het buitenland gaan rechtstreeks naar Johannesburg, dat ook vanuit eigen land meer zakenbezoek ontvangt dan Kaapstad). De functie als tussenstation op de route rond de Kaap is echter gebleven en kreeg een nieuwe impuls toen het Suezkanaal in 1967 dichtging. Ook na de heropening van het kanaal in 1975 is de vaart met zeer grote tankers rond de Kaap gehandhaafd. Aan deze functie als tussenhaven dankt Kaapstad de aanwezigheid van werven voor scheepsreparaties en onderhoud. Toerisme (goed klimaat, mooie omgeving) en centrumfuncties (winkels, onderwijs, provinciebestuur, enz.) zijn ook belangrijk voor de werkgelegenheid.

Kaapstad is ontstaan uit een ravitailleringsstation van de Verenigde Oostindische Compagnie, dat werd opgericht op een plaats die bij Indiëvaarders reeds bekend stond als goed punt voor bevoorrading met water en levensmiddelen. In 1652 landde Jan van Riebeeck er; onder zijn leiding bouwde VOC-personeel een fort en legde een groentetuin aan. De VOC slaagde er in eigen beheer niet in voldoende mondvoorraad voor de mensen aan de wal en de scheepsbemanningen te produceren en vanaf 1657 werd land aan particulieren uitgegeven (de zgn. vrijburgers) over wie een soort gemeentebestuur werd ingesteld. Dit was het begin van een ontwikkeling die de VOC nooit gewenst had; er kwam een immigratie op gang van landbouwkolonisten, zodat zich in de 'Kaapkolonie' een blanke gemeenschap ontwikkelde. Vanaf 1658 reeds werden slaven geïmporteerd als arbeidskrachten voor de landbouwbedrijven (graan, wijn voor export naar Europa, vlees en groente voor de schepen). Vooral vanuit het oosten (Madagaskar, Ceylon, Java en Malakka) werden arbeidskrachten geïmporteerd. De oorspronkelijke bevolking van de Kaapkolonie bestond uit Hottentotten - nomadische veetelers, uiterlijk sterk op de Bosjesmannen lijkend. Zij stierven aan voor hen nieuwe ziekten, trokken zich terug of werden opgenomen in de raciaal zeer gemengde bevolking die zich in de Kaapkolonie - vooral via buitenechtelijke verbintenissen - begon te ontwikkelen. Aan de rand van de kolonie trokken landbouwpioniers steeds verder op tot buiten het machtsgebied van de VOC, die de Kaapkolonie tot 1795 bestuurde. De Boeren ontmoetten pas in 1779 een inheemse tegenstander die hun meer tegenstand bood dan de Hottentotten of Bosjesmannen: militair georganiseerde Bantoes. Tot die tijd stond de geschiedenis van de Kaapkolonie los van de geschiedenis van de negerbevolking in Afrika. Tot ver in de 18e eeuw bleef het latere Kaapstad een naamloos klein bestuurlijk centrum annex handelspost voor het omringende dunbevolkte platteland. In de tweede helft van de 18e eeuw werd de haven drukker, mede in verband met de strategische betekenis ervan. Vooral Britten en Fransen kregen belangstelling voor 'Cape Town' (een naam die sinds ca. 1770 gebruikelijk werd) en de Fransen hadden er vanaf 1780 een garnizoen. Kaapstad begon wat stedelijker allures te krijgen. Toen Groot-Brittannië in 1795, na het uitbreken van de Franse Revolutie, Kaapstad innam, woonden er ca. 14.000 mensen. Met een onderbreking van drie jaar (1803-1806), waarin de Kaapkolonie onder bestuur van de Bataafse Republiek (de Nederlanden onder Franse bezetting) stond, bevond de Kaapkolonie zich verder tot 1910 onder Brits bestuur. In 1814 werd het de hoofdstad van de Britse Kaapkolonie. In de 19e eeuw had belangrijke groei plaats, ondanks het feit dat door het Suezkanaal (in 1869 geopend) een groot deel van de Kaapvaart wegviel. In de jaren zestig van de 19e eeuw werd in het binnenland van Zuid-Afrika goud en diamant gevonden - van de welvaart die deze delfstoffen brachten, heeft ook Kaapstad zijdelings geprofiteerd. In 1910 werd het een van de hoofdsteden van de Unie van Zuid-Afrika; het parlement was (en is) in Kaapstad gevestigd.

In de buurt van de Tafelbaai, waarin een grote kunstmatige haven is geconstrueerd, ligt het centrum, dat nog het oude rechthoekige stratenplan vertoont en waar verschillende straatnamen (als Heerengracht en Buitengracht) herinneren aan het Hollandse verleden. Het stadsbeeld wordt gedomineerd door de Tafelberg, waarvan de top met een kabelbaan bereikbaar is. De bevolking groeit vrij snel: kleurlingen trekken van het platteland naar de stad en het geboortecijfer ligt hoog. Er bestaan vooral voor de kleurlingen ernstige huisvestingsproblemen, verergerd door de apartheidswetgeving, die eiste dat kleurlingen een woongebied dat aan blanken was toegewezen, verlieten. Pas door de apartheidswetten hebben de kleurlingen een aparte status gekregen. Voordien was er geen strakke scheidslijn tussen kleurlingen en de blanke gemeenschap. Na het afschaffen van de apartheidswetten kwam er weinig verandering in de verdeling van de verschillende bevolkingsgroepen over de stad. Kleurlingen en Xhosa, de arbeidersklasse van Kaapstad, wonen in wijken die zich ten oosten van het centrum aan elkaar rijgen. Vooral de Xhosa en andere Bantoes wonen ver van het hart van de stad en hebben een forenzenbestaan. De blanke woonwijken liggen in het westen, aan de kust. In verschillende oude gebouwen zijn musea en andere culturele instellingen gevestigd: in de vroegere tuinen van de VOC (nu stadspark) de South African Public Library (een museum) en een botanische tuin (Kirstenbosch). In het centrum bij de baai staan nog enkele gebouwen uit de Nederlandse tijd, waaronder het Kasteel uit de 17e eeuw. De culturele functie van Kaapstad in Zuid-Afrika is vrij groot. Er zijn verschillende instellingen voor hoger onderwijs, waaronder de (voor blanken opgerichte) University of Cape Town, met een deel van de gebouwen op Groote Schuur, het vroegere VOC-landgoed die het als graanschuur gebruikten, vooral bekend van Cecil Rhodes, voortvarend bestuurder van de Cape Colony (de naam 'Groote Schuur' werd wereldberoemd door de harttransplantaties verricht in het universiteitsziekenhuis). Voor kleurlingen was het University College West Cape opgericht.

© 2016 F.N. Heinsius