Berlijn

Berlijn (Duits: Berlin) is nu de hoofdstad van Duitsland; 3.437.900 inw. (1991). Berlijn is een stadstaat, d.w.z. het gemeentebestuur is tevens het bestuur van de deelstaat. Berlijn ligt aan de rivier de Spree en heeft een totale oppervlakte van 884 km2. Het klimaat van Berlijn ondervindt nog enige matigende invloed van de Atlantische Oceaan. De gemiddelde wintertemperatuur ligt rond de -1 °C en de gemiddelde zomertemperatuur rond de 18 °C. De gemiddelde neerslag per jaar is ca. 600 mm. Het lot dat Berlijn in WO II heeft getroffen, heeft een breuk in het stadsbeeld veroorzaakt, doordat het westelijke en het oostelijke deel van de stad een totaal verschillende ontwikkeling hebben doorgemaakt.

De economische ontwikkeling van de Bondsrepubliek en de psychologie van de 'koude oorlog' inspireerden de West-Duitsers tot een grootse aanpak van de wederopbouw van (het inmiddels voormalige) West-Berlijn, dat in feite een prestige-object en een uitstalkast van West-Duitse welvaart werd. Er ontstond een nieuw centrum rondom de winkelstraat Kurfürstendamm. De ruimtelijke en financiële mogelijkheden leidden tot bezienswaardige experimenten van moderne bouwkunst, zoals het door 48 vooraanstaande architecten uit 14 landen ontworpen Hansaviertel. Vermeldenswaard is de Kaiser-Wilhelm-Gedächtniskirche, waarvan alleen de toren in de oorlog bewaard is gebleven, met daarnaast het hypermoderne Europazenter. Het vele groen dat het vooroorlogse Berlijn kenmerkte, is grotendeels behouden gebleven; twee derde van de stadsoppervlakte wordt ingenomen door parken, bossen, tuinen en meren. Vooral Forst Grünewald en het gebied rond de Wannsee zijn van belang als recreatie-centra; in het centrum is de Tiergarten een belangrijk park. Het centrum van het voormalige Oost-Berlijn valt grotendeels samen met het oude centrum van de ongedeelde stad. Het ligt rondom de Alexanderplatz, dat uit de 18e eeuw stamt en vroeger veemarkt was. De stad, die in de oorlog grotendeels verwoest werd, herbouwde men tot ca. 1965 voornamelijk in de zgn. stalinistische pronkstijl met imposante gebouwen, rijk voorzien van marmer en ornamenten. Deze stijl is goed te zien langs de Karl-Marx-Allee (vroeger Stalin-Allee), de voornaamste straat van Oost-Berlijn. De allee was ontworpen om ruimte te bieden aan grote optochten richting het grote plein voor het Palast der Republik, waar dan massa-bijeenkomsten gehouden konden worden. Dit plein, de Marx-Engels-Platz, ligt op de plek waar het na de oorlog gesloopte paleis van de Hohenzollern stond. Andere prestige-objecten zijn het Interhotel (124 m. hoog) en de televisietoren (Fernsehturm, 365 m) bij de Alexanderplatz. Pas in de jaren zestig kwam het accent bij de reconstructie meer te liggen op functionele woningbouw, o.a. in het Lochviertel. Voor het opknappen van woningen in vervallen wijken (als Prenzlauer Berg en het Scheunenviertel) was geen geld. Na de hereniging werden vooral in het oude centrum veel nieuwe bouwprojecten gestart. Berlijn wil de 21e eeuw als moderne hoofdstad van Duitsland ingaan en dat wordt groots aangepakt. Vooral in het gebied aan weerszijden van de gesloopte muur wordt veel gebouwd, bijv. aan de Postdamer Platz (hoofdkantoren van grote ondernemingen) en in het nieuwe regeringscentrum rond het Rijksdaggebouw en de Brandenburger Tor. Ook wordt nu de verbetering van woningen in vm. Oost-Berlijn ter hand genomen, zij het in een aanzienlijk lager tempo. Dat ging overigens gepaard met forse huurverhogingen in het begin van de jaren negentig.

De naoorlogse economische ontwikkeling van zowel West- als Oost-Berlijn is opmerkelijk geweest. Voor zover de industriële capaciteit in 1945 niet was verwoest, werd deze ontmanteld. West-Berlijn miste een achterland, Oost-Berlijn diende zich bij de economische opbouw vooral te richten naar de behoeften van de Sovjet-Unie. Door financiële steun, eerst uit de Marshall-hulp, later van de Bondsrepubliek, werd West-Berlijn een grote West-Duitse industriestad. De belangrijkste industrietak was de elektrotechnische industrie (Siemens, AEG), gevolgd door machinebouw (Graetz), confectie, chemie, voedingsmiddelen en grafische industrie (Springer Verlag). De bedrijven zijn vooral geconcentreerd in de wijken Spandau en Kreuzberg. De economische groei werd door het ontbreken van een achterland belemmerd. De import van de stad overtreft de export. Slechts subsidie van de Bondsrepubliek kon het jaarlijkse gat in de stadsbegroting dichten. Oost-Berlijn was het middelpunt van de Oost-Duitse economie. Het was het commercieel en financieel centrum. Ook industrie was in grote mate aanwezig. De rivier de Spree, met verbindingen naar de Baltische Zee zorgde ervoor dat Oost-Berlijn een belangrijke binnenhaven werd. De val van de Muur (1989) zorgde voor economische en sociale problemen. De hoge werkloosheid in het oostelijk deel van de stad deed veel mensen naar vroeger verlangen, en het westelijk deel moest het nu zonder de bijzondere subsidies uit West-Duitsland redden. Vooral in het oosten kwam het rechts-radicalisme op, vooral onder jongeren en vooral gericht tegen buitenlanders als Turken en Vietnamezen. Het besluit om de meeste federale regeringsgebouwen van Bonn naar Berlijn te verplaatsen werd gezien als een belangrijke impuls voor de stedelijke economie, mede door de verwachte vestiging van hoofdkantoren van grote bedrijven.

Vóór WO II was de wereldstad Berlijn een belangrijk centrum van wetenschap en cultuur. De beroemde Humboldt-Universität (gesticht in 1810) ligt in het oosten. In West-Berlijn werd in 1948 de Freie Universität (gevestigd in de wijk Dahlem) opgericht. Verder had West-Berlijn de Technische Hochschule, de Akademie der Künste (1954) en de Stiftung Preussisches Kulturbesitz, die een aantal musea, archieven en bibliotheken beheert. De oude Deutsche Akademie der Wissenschaften bestaat nog, en was gevestigd in het oostelijke stadsdeel. Berlijn is rijkelijk voorzien van theaters: in het oosten o.a. de Deutsche Staatsoper aan Unter den Linden, een gebouw uit 1743, ontworpen door de bekende bouwmeester Knobelsdorff, het Deutsches Theater en het Maxim Gorki Theater; in het westen de Deutsche Oper, het Schloszparktheater, de Philharmonie en het Schiller Theater. Vermeldenswaard is tenslotte de Neue Nationalgalerie, een schilderijenmuseum in een gebouw dat ontworpen werd door de beroemde Bauhaus-architect Mies van der Rohe (1968).

Volgens oorkonden werd Berlijn ca. 1230 gesticht. Het ontwikkelde zich als lid van de Hanze tot residentie van de Hohenzollerns en werd in de 17e en 18e eeuw belangrijk uitgebreid. Ook de komst van Franse hugenoten aan het eind van de 17e eeuw droeg bij aan het vergroten van de welvaart. In de 19e eeuw was Berlijn hoofdstad van Pruisen. Aan het eind van de eeuw ontwikkelde de stad zich tot een belangrijk industrieel centrum; voor de huisvesting van de talloze nieuwe Berlijners werd rond het oude centrum een gordel van goedkope huurwoningen gebouwd, de zgn. Mietskasernen. In 1900 telde de stad ruim 2 miljoen inwoners, tegen 330.000 in 1840. In die tijd werd ook een uitgebreid net van lichte railverbindingen aangelegd, de S-Bahn. Politiek belang bleek uit het Spartakus-oproer (1919, met Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht) en de Kapp-Putsch (1920) en de centrumfunctie tijdens het Derde Rijk. Na WO II (ernstige verwoestingen) werd de stad opgedeeld in vier sectoren (Frans, Brits, Amerikaans, Russisch). Spanningen leidden tot de Russische blokkade (juni 1948-mei 1949), overwonnen via een luchtbrug uit West-Duitsland. Om de stroom vluchtelingen naar West-Berlijn in te dammen werd augustus 1961 door de DDR de Berlijnse Muur gebouwd. Na de politieke omwentelingen van eind 1989 ('die Wende') werd begonnen met de afbraak van de Muur. De stad werd in 1990 weer tot hoofdstad van Duitsland gekozen. Over enkele jaren zullen regering en parlement weer in Berlijn zetelen.

© 2016 F.N. Heinsius