Moskou

Moskou (Russisch: Москва, Moskva) in het Russisch Moskva is de hoofdstad van de deelrepubliek Rusland. De agglomeratie beslaat een oppervlakte van bijna 880 km2 en herbergt 8.801.000 inwoners (1990), verdeeld over 29 stedelijke rayons. Moskou, voorheen hoofdstad van de U.S.S.R. en vanaf 1991 hoofdstad van de onafhankelijke Russische Federatie, ligt in het hart van het Europese deel van Rusland. Ten westen van de stad ligt het gemiddeld ruim 200 m hoge Midden-Russisch Plateau, aan de oostzijde het Mestsjora Laagland. Het grootste deel van de bebouwing ligt op een noordelijk terras van de Moskva, dat in het noorden overgaat in een zandige uitloper van het Midden-Russisch Plateau, de Klin Dmitrov Rug. Moskou ligt in een gebied met een landklimaat. De jaarlijkse neerslag bedraagt tussen de 500 en 800 mm per jaar, met een kleine piek in de zomermaanden. De gemiddelde temperatuur van de koudste maand (januari) is -10°C, de zomertemperatuur bedraagt ca. 20° C. De zomer is relatief kort en de winter lang. In december komt de zon pas om 9 uur op en gaat 's middags om half drie reeds onder. Het aantal vorstdagen bedraagt gemiddeld ongeveer 150 per jaar.

De stad is mede dankzij de centrale ligging het belangrijkste verkeersknooppunt in Rusland: 11 spoorlijnen, 13 autowegen en 10 luchtlijnen leiden naar en van Moskou. De vier luchthavens Vnukovo, Bykovo, Sheremetjevo en Domodevo geven aansluiting met honderden steden in binnen- en buitenland. Voor het vrachtvervoer zijn ook de waterwegen van groot belang. Het Wolga-Donkanaal (1952) en het Moskou-Wolgakanaal (1937) maakten Moskou tot de haven van vijf zeeën (al liggen die op grote afstanden): de Zwarte Zee, Zee van Azov, Kaspische Zee, Witte Zee en Oostzee. Er zijn drie rivierhavens, in het noorden, zuiden en westen van de stad gelegen. Het stadsgebied (Moskova Gorod - Moskou stad) wordt begrensd door de Moskou-Autoringweg en omgeven door een groene gordel van ongeveer 15 km breed. In 1935 gingen de stedenbouwkundigen ervan uit dat deze zone een verdere uitbreiding van het stadsgebied zou verhinderen en tevens dienst zou doen als recreatiegebied. Het geheel, met daaromheen de groene gordel, wordt officieel als de agglomeratie Moskou aangeduid. De duidelijke begrenzing van de stad door de ringweg is een moderne voortzetting van een stedenbouwkundig concept dat vanaf de stichting is volgehouden: cirkelvormige uitbreidingen vanuit het centrum. Vanaf 1971 is dit concept vervangen door een polycentrische opbouw; de stad werd verdeeld in acht stadsdelen met elk een eigen volwaardig centrum.

Het historische centrum van Moskou ligt binnen de Tuinring (Sadovoje Koltso), oorspronkelijk een aarden wal (aangelegd rond 1640), thans een boulevardgordel. Centraal binnen de Tuinring ligt het oudste bolwerk van Moskou, het driehoekige Kremlin. Aan iedere zijde bevinden zich zeven torens; aan de westzijde, bij de Aleksandrovskituinen zijn de voornaamste de Borovitskitoren en de Troitskitoren (Drievuldigheidstoren); aan de oostzijde, bij het 7,5 ha grote Rode Plein (Krasnaja Plostsjad), de Spasskitoren (Verlosserstoren). Tegen de oostelijke Kremlinmuur staat het Leninmausoleum, waar het lichaam van Lenin ligt opgebaard. Vanaf de borstwering van het Kremlin ter hoogte van dit mausoleum slaan de Sovjetleiders de jaarlijkse 1-mei parade over het Rode Plein gade. Een van de bekendste gebouwen van Moskou is de Kathedraal van Basilius de Gelukzalige (vroeger Prkovski Sobor = Kathedraal van de Voorspraak). De kathedraal werd gebouwd in opdracht van Iwan de Verschrikkelijke en bestaat uit negen torenvormige kerken. Tegenwoordig is het complex in gebruik als museum van religie en atheïsme. Door de hele stad heen treft men monumenten aan ter ere van de revolutie, van technische prestaties, industriële vooruitgang en culturele verworvenheden. Ten oosten van het Kremlin ligt het uit een wijk van ambachtslieden en kooplieden ontstane stadsdeel Kitaj-gorod (letterlijk Chinezenstad, maar wellicht een verbastering van de Tataarse naam Middenstad), dat voor de Oktoberrevolutie van 1917 naar functie te vergelijken was met Wall Street in New York of de City in Londen. Na de revolutie werden de particuliere banken en handelsondernemingen opgeheven en thans zetelen in hun gebouwen onder meer ministeries en het centrale comité van de communistische partij. De muren van het Kremlin vormen de oudste verdedigingswerken van Moskou. Eind 16e eeuw werd een tweede gordel van wallen gebouwd; op hun plaats ligt thans de Boulevardring, ook wel Groene Boulevardring (Bulvarny Koltso). Het gebied binnen deze tweede gordel werd Witte Stad (Bjely-gorod) genoemd om de vele fraaie adellijke paleizen die er stonden. Het stadsdeel tussen de Boulevardring en de Tuinring had een soortgelijk maar iets eenvoudiger karakter en werd Aarden Stad (Zemljanoj-gorod) genoemd. Tot 1917 was het gebied binnen de Tuinring vrijwel uitsluitend woongebied voor de elite; de arbeiderswijken lagen verder van het centrum. De meeste oude gebouwen in het centrum hebben een openbare bestemming gekregen. Daarnaast verrezen nieuwe gebouwen, vaak met een monumentaal karakter (Stalinstijl), later in een meer zakelijke stijl. Enkele voorbeelden van zulke gebouwen in het centrum zijn het gigantische stadswarenhuis GOEM (aan het Rode Plein), het Moskvahotel en Rossijahotel, die tot de grootste van Europa behoren, en het Grote Kremlin Congrespaleis (binnen de muren van het Kremlin). De nieuwe wijken bestaan vaak uit rijen hoge flatgebouwen. Evenals andere grote steden kampt ook Moskou met een woningprobleem; het duurde tot 1947 voor de woningbouw krachtig ter hand werd genomen en hoewel sindsdien grote aantallen woningen zijn gebouwd, blijft de vraag groot.

Voor de Oktoberrevolutie was de textielindustrie de belangrijkste bedrijfstak in Moskou; daarna metaalverwerkende industrieën van o.a. auto's, elektronica en fijnmechanische apparatuur. Op de tweede plaats komt thans de verwerking van landbouwproducten (leer, katoen, wol) en op de derde plaats de bouwmaterialenindustrie. Daarnaast is er een uitgebreide chemische industrie, voedings- en genotmiddelenindustrie, filmindustrie en grafische nijverheid. De behoefte van sommige van deze industrieën aan hooggeschoold personeel is een van de oorzaken dat Moskou zijn bevolkingsgroei niet kan stabiliseren: bepaalde bedrijfstakken trekken geschoolde mensen van buitenaf aan. Dit geldt nog sterker voor de vele wetenschappelijke en bestuurlijke instellingen. Moskou ligt in het oudste industriegebied van de Sovjet-Unie, het zgn. Industriële Centrum. De behoefte aan grondstoffen en energie van de Moskouse agglomeratie is zo groot geworden dat deze zaken niet meer uit de onmiddellijke omgeving kunnen worden betrokken, maar vaak van veraf moeten worden aangevoerd. Hetzelfde geldt voor landbouwproducten, ondanks de uitbreiding en intensivering van zuivelteelt en tuinbouw rond de stad.

Moskou is het belangrijkste wetenschappelijke en culturele centrum van het land. Er zijn vele afdelingen van de Academie van Wetenschappen, honderden wetenschappelijke onderzoeksinstituten en zeker tachtig hogere opleidingsinstituten zoals de Lomonosov Universiteit (de Staatsuniversiteit van Moskou, gesticht in 1755) en de Loemoemba Universiteit (gesticht in 1960), speciaal bestemd voor studenten in ontwikkelingslanden. De overheid heeft altijd een onderwijspolitiek gevoerd die zich niet beperkte tot kinderen van een bepaalde leeftijd, maar ook voor alle volwassenen gedwongen opleidingen inhoudt. Meer dan de helft van de totale bevolking heeft een of andere voortgezette opleiding genoten. Dit veroorzaakt een grote vraag naar boeken, kranten, tijdschriften en culturele voorzieningen. Zo heeft Moskou duizenden grote en kleine bibliotheken en ca. 600 bioscopen. Er verschijnen ongeveer 3000 tijdschriften en een dertigtal dagbladen waaronder het voormalige partijblad Pravda. De televisiestudio's van Moskou zijn de grootste van het land; de bijbehorende televisietoren Ostankino is met zijn 521 m de hoogste ter wereld. Van de vele musea en kunstgalerijen die de stad telt zijn de belangrijkste het Leninmuseum, de Poesjkinmuseum, de Tretjakovgalerij (Russische kunst) en het Staatshistorisch museum. De stad heeft vele theaters, waarvan het Bolsjojtheater wel het beroemdste is; verder zijn er een planetarium en een dierentuin. Sinds de Olympische Spelen van 1980 heeft de stad bovendien talrijke moderne sportcomplexen.

De nederzettingsgeschiedenis van de plaats waar nu Moskou ligt, gaat terug tot in de prehistorie. De geschiedenis van de stad zelf laat men gewoonlijk in 1147 beginnen, wanneer de naam Moskou voor het eerst in geschreven bronnen opduikt. De eerste versterking, het Kremlin, bestond uit een driehoekig gebied dat nauwelijks 200 m2 groot was en omgeven werd door een gracht en een palissade. De volgende eeuwen laten een voortdurende uitbreiding van de nederzetting rondom het Kremlin zien, terwijl de vesting zelf in de 14e eeuw een stenen (van torens voorziene) muur kreeg, waarbinnen kerken, kloosters en paleizen gebouwd werden. In de 14e eeuw werd de stad het centrum van Moskovië, een vorstendom dat zijn macht aan andere vorstendommen in zijn omgeving oplegde en zelf noordelijk genoeg lag om gespaard te blijven voor de aanvallen van de Mongolen, die wél Kiev ingenomen hadden. Moskou lag in een bosrijk gebied, waar de Mongoolse ruiters minder goed uit de voeten konden dan in de grasvlakten, waar ze heer en meester waren. In de tweede helft van de 14 eeuw werden de Mongolen beslissend verslagen en kon Moskou tot een handelsplaats uitgroeien die verbindingen onderhield met zowel de Baltische als de Zwarte Zee. Het was tevens de hoofdstad van een centralistische Russische staat, die in de komende eeuwen haar grondgebied naar het westen en het oosten zou uitbreiden. In deze periode van de 16e tot de 20e eeuw vonden de cirkelvormige uitbreidingen plaats die tot op heden het stratenpatroon van Moskou in het centrum bepalen. In de 16e eeuw werden onder de regering van Ivan de Verschrikkelijke (1533-1584) gebieden rond de Baltische Zee en in het oosten veroverd, wat de positie van Moskou (handel) versterkte. In de 17e eeuw had de hoofdstad evenwel te lijden van aanvallen door de Polen en opstanden van de stedelijke burgers. Onder de regering van Peter I de Grote (1682-1725) werd de hoofdstad niet alleen de voornaamste handels- en industrieplaats (in deze periode kwamen naast een groeiende ambachtelijke middenstand de eerste kapitalistische bedrijven op: textielfabrieken), maar ook het belangrijkste culturele centrum van Rusland. In 1712 verplaatste Peter I de zetel van de regering naar St.-Petersburg, het tegenwoordige Leningrad. Moskou bleef echter het economische en culturele hart van het land. Een dieptepunt in de 19e eeuw betekenden de verwoestingen die de Fransen tijdens Napoleons Russische veldtocht (1812) aanrichtten: de uitgehongerde Franse soldaten plunderden eerst de stad en staken haar toen in brand; de brand duurde zes dagen. Van blijvende betekenis was de snelle uitbreiding van fabrieken en bedrijven na de afschaffing van de slavernij in 1861. Zeer veel vrijgekomen slaven trokken naar Moskou, waarvan het inwonertal van 360.000 in 1860 steeg tot 1,7 miljoen in 1917. In de eerste helft van de 20e eeuw maakte de stad de opstand van de arbeidersbevolking tijdens de Russische Revolutie (1905-1907) mee, de Oktoberrevolutie in 1917 en de aanval van Hitlers troepen in 1941, die er hun eerste grote nederlaag in WO II leden. In 1918 was Moskou tot hoofdstad van de Russische sovjetrepubliek (RSFSR) en nam daarmee de plaats in van Leningrad. In 1922 tijdens het eerste Sovjetcongres werd Moskou tot de hoofdstad van de Sovjet-Unie (USSR) uitgeroepen. Er werden in de twintig jaar van rust die de stad gegund was vele nieuwe fabrieken gebouwd en oude hersteld. In deze jaren groeide de stad zo snel dat in 1935, toen het inwonertal sinds 1917 meer dan verdubbeld was (3,7 miljoen), een algemeen saneringsplan voor de stad werd opgesteld dat als eerste ter wereld zich o.a. ten doel stelde de groei van de stad te verminderen en het inwonertal te stabiliseren op een bepaald maximum (5 miljoen). WO II deed de groei afnemen; vele bedrijven en mensen werden naar het oosten geëvacueerd toen de Duitse troepen Moskou gevaarlijk dicht genaderd waren. Na WO II begon echter een nieuwe periode van snelle groei en in 1972 woonden er ruim 7,3 miljoen mensen in Moskou. Zowel in de 19e als in het begin van de 20e eeuw bleek de aanwezigheid van geschoolde ambachtslieden een belangrijke vestigingsfactor voor industrieën te zijn. Na WO II was de concentratie van planbureaus, wetenschappelijke instituten e.d. de voornaamste oorzaak van de groei. Eind 1991 was Moskou het terrein voor de gebeurtenissen die leidden tot het uiteenvallen van de U.S.S.R. Een mislukte coup poging door communisten van de harde lijn mondde uit in het aftreden van de hervormingsgezinde president Michael Gorbatsjov, waarna de sovjetrepublieken de een na de ander de onafhankelijkheid uitriepen. December 1991 was de ontbinding van de U.S.S.R. een feit en werd Moskou de hoofdstad van de onafhankelijke Russische Federatie - Rusland.

© 2016 F.N. Heinsius