Parijs

Parijs (Frans: Paris), inw. ca. 2.200.000 (1991), is de hoofdstad van Frankrijk en ligt aan de Seine, ongeveer tussen de plaats waar deze samenvloeit met de Marne, en waar, ca. 30 km stroomopwaarts, de Oise in de Seine uitmondt. Parijs ligt centraal in het komvormige Bekken van Parijs (bassin parisien), in het noordoosten van Frankrijk, op een afstand van 150 km van de kust. Parijs heeft een mild klimaat. Het weer kan echter nogal wisselvallig zijn, met name in de winter en de lente. De gemiddelde temperatuur ligt omstreeks 12°C (gem. temp. juli 19°C, januari 3°C). In de meest enge zin is Parijs de Ville de Paris, een gemeente en tevens departement van ca. 105 km2 en een inwonertal van 2.175.200 inw. (1990). Neemt men Parijs ruimer, dan spreekt men van de agglomération parisienne (Grand-Paris) met een oppervlakte van ruim 2120 km2 en bijna 9 miljoen inwoners. Nog groter is de région parisienne, die ca. 12.000 km2 omvat en ruim 10 miljoen mensen. De stad beschikt over een goede infrastructuur. Parijs heeft drie luchthavens, een grote haven en ligt centraal in het Franse wegennet. Hoewel het wegennet in en rond de stad (boulevard périphérique, aangelegd vanaf 1960) beter is dan bijv. dat van Londen, zijn er veel verkeersproblemen. Ten behoeve van het verkeer over langere afstand zijn autoroutes aangelegd. In de omgeving liggen drie internationale luchthavens: Orly in het zuiden en Le Bourget en het in 1974 geopende Aéroport Charles de Gaulle in het noorden. Het metronet, geopend in 1900, heeft een lengte van ruim 200 km.

Parijs heeft een concentrische opbouw: rond het oudste stadsdeel zijn steeds nieuwe uitbreidingen min of meer cirkelvormig uitgevoerd. Vrijwel alle bezienswaardigheden, de belangrijkste winkelcentra, een groot deel van de universiteit en de regeringsgebouwen bevinden zich binnen de grenzen van de arrondissementen 1 t/m 10. Zij vormen een ellipsvormig gebied van ca. 5 bij 6 km, dat gemarkeerd wordt door de kopstations van de spoorwegen: Gare du Nord, Gare de l'Est, Gare St.-Lazare, Gare de Vincennes, Gare de Lyon, Gare d'Austerlitz en Gare Montparnasse. De arrondissementen 1 t/m 4 en delen van 5 en 6 vormen het oudste deel van de stad. Negentig percent van de bebouwing dateert hier van voor 1900. De straten zijn er in het algemeen smal en vaak enigszins vervallen; ambacht en kleine handel zijn belangrijke bestaansmiddelen van de bewoners. Daarnaast kan dit deel van Parijs bogen op een aanzienlijk deel van de bouwwerken en monumenten uit een glorierijk verleden. Op het Ile de la Cité staat de beroemde kathedraal Notre Dame (gebouwd van 1163-1330). Verder vindt men er de Sainte Chapelle (1242-1248) en de 14e-eeuwse Conciergerie (tot 1792 parlementsgebouw). Enkele andere belangrijke Parijse kerken zijn die gewijd aan St.-Sulpice (voltooid 1646) en St.-Eustache (1641); voorts de in de stijl van een Griekse tempel opgetrokken Madeleine (1806-1842), de basiliek Sacré-Coeur (1876-1910) - op Montmartre, net buiten de grenzen van de oude stad - en het 18e-eeuwse Panthéon. Behalve tal van kerken telt Parijs ook vele koninklijke en andere paleizen. Het bekendst is wel het Palais du Louvre, met de bouw waarvan in de 13e eeuw is begonnen en dat vervolgens, al of niet na branden, voortdurend is herbouwd en uitgebreid. Sinds 1791 is het een museum; het heeft een van de meest uitgebreide collecties ter wereld en herbergt onder meer de 'Mona Lisa' en de 'Venus van Milo'. Grenzend aan het Louvre liggen de Tuilerieën, oorspronkelijk paleistuin van een in 1882 gesloopt gelijknamig paleis. Het 17e-eeuwse Palais Royal huisvest thans onder meer de Franse staatsraad, het Palais de l'Élysée (1718) de Franse president, het Palais Bourbon (1722) de Nationale Vergadering en het Palais du Luxembourg (1615-1620) de Senaat. Minder koninklijk, maar wel bezienswaardig zijn het Hôtel de Ville de Paris (1882), het stadhuis, na een brand in 1871 gereconstrueerd, het 15e-eeuwse Hôtel de Cluny (thans museum) met, uit de Romeinse tijd, de Thermes de Lutèce en de Arènes de Lutèce. Onder de vele pleinen van Parijs nemen er enkele een speciale plaats in. Op de zeer grote en indrukwekkende Place de la Concorde staat de obelisk van Luxor, geschenk van de Egyptische onderkoning Mohammad Ali (1836); op de Place de l'Étoile, tegenwoordig Place Charles de Gaulle, staat de Arc de Triomphe, opgericht op last van Napoleon en voltooid in 1836, waaronder zich sinds 1920 het graf van de Onbekende Soldaat bevindt, ter gedachtenis aan de gesneuvelden in de Eerste Wereldoorlog. Zeer elegant zijn tenslotte de 16e-eeuwse Place des Vosges en de 18e-eeuwse Place Vendôme, het hart van de haute couture. Hoewel de stad in vergelijking met bijv. Londen arm is aan groen, is er wel een aantal vermeldenswaardige parken, tuinen en plantsoenen: Bois de Boulogne, Bois de Vincennes, Parc de Monceau, Parc de Montsouris, Parc du Champ de Mars en de Jardin du Luxembourg en de Jardin des Tuileries. Van groot belang in het stadsbeeld is de Seine met de tientallen bruggen, waaronder de Pont National, Pont Sully, Pont St.-Michel, Pont Neuf, Pont des Arts, Pont Bir-Hakeim. Opvallend zijn verder de brede boulevards, aangelegd in de 19e eeuw. Van de Parijse buitenwijken (de banlieue) is vooral de architectuur van Evry bijzonder kleurrijk.

Parijs is niet alleen het grootste industriecentrum van Frankrijk, maar is tevens een belangrijke afzetmarkt voor deze producten. De industriële productie bestaat o.a. uit auto's, elektrische apparaten en chemische producten. Op het gebied van bankwezen, verkeer en toerisme neemt de stad een vooraanstaande plaats in. De Parijse agglomeratie geeft een kwart van de Franse beroepsbevolking werk en huisvest vrijwel alle hoofdkantoren van banken en verzekeringsmaatschappijen. De onderwijsmogelijkheden zijn legio en voor een groot deel geconcentreerd in het Quartier Latin, waarvan de beroemdste zijn de Sorbonne (gesticht 1257- thans de verzamelnaam van enkele faculteiten van de Université de Paris) en het Collège de France (gesticht 1527). Ook in cultureel opzicht vervult Parijs een centrumfunctie: er zijn tientallen musea, meer dan vijftig theaters en diverse concertzalen. Het bekendste museum is het reeds genoemde Musée du Louvre, verder zijn er het Musée National d'Art Moderne, Musée Rodin, de Bibliothèque Nationale en het Musée d'Orsay (1986). Het in 1977 geopende Centre National d'Art et de Culture Georges Pompidou (Centre Pompidou) is een van de grote culturele trekpleisters. Het Picasso Museum herbergt de grootste Picasso verzameling van de wereld. Voor klassiek toneel zijn er de Comédie-Française en het Odéon, voor de opera het Théâtre de l'Opéra en de Opéra-Comique, voor het lichtere amusement de Folies-Bergère, Lido, Casino de Paris, Moulin Rouge en l'Olympia. De rol van Parijs als wereldcentrum van culturele uitingen wordt onderstreept door de aantrekkingskracht die de stad reeds eeuwen heeft uitgeoefend op kunstenaars uit alle delen van de wereld. Van de sportcomplexen en sporthallen moeten genoemd worden de grote paardenrenbanen van Longchamp en Auteuil; verder zijn er voetbalstadions en wielerbanen, waarbij die van het stadion Parc des Princes jarenlang het eindpunt van de Tour de France was.

© 2016 F.N. Heinsius