De grenzen van de relatie tussen rede en openbaring volgens Al Ghazali en de mogelijkheid om ze met elkaar te verzoenen.
Wat de relatie tussen rede en openbaring betreft volgens Al Ghazali, zijn er sommigen die deze relatie ontkennen omdat Al Ghazali de filosofie verwierp. Aan de andere kant zijn er sommigen die deze relatie bevestigen, omdat Al Ghazali rationele meningen had over een aantal onderwerpen waarover hij zich voordeed.
Om de positie van Al Ghazali te achterhalen, zullen we in een aantal van zijn boeken over zijn standpunten spreken.
In zijn boek "Economics of belief," bekritiseert hij “al hachwiya” die zich baseerden op imitatie en het blindelings volgen van de teksten, en Al Ghazali is van mening dat ze in tegenspraak zijn geraakt wanneer ze de voorzieningen van de rede niet in acht nemen. Ook is hij kritisch over Al-Mu'tazilah die predikten dat de rede superieur is dan de openbaring, die neigen om de rede te eerbiedigen. Ghazali gelooft dat er geen conflict is tussen openbaring en rede.
In zijn boek "The Revival of the Sciences of Religion" benadrukt Al Ghazali zijn middelmatigheid. Al Ghazali zegt dat de rede onmisbaar is om te horen en horen onmisbaar is voor de rede. Degene die oproept voor blindelings volgen en het verstand uitsluit is onwetend, en degene die zich beperkt tot het verstand op het licht van de openbaring en soenna is arrogant. Deze verklaring laat ons zien dat Al-Ghazali het verstand en de openbaring samen heeft gevoegd, en zo worden de openbaring en inspiratie verklaart door de rede, m.a.w. hij gaat ervan uit dat openbaring geverifieerd kan worden door het gebruik van de rede.
Wat betreft zijn boek “Al-Mishkat”, zien we dat Al-Ghazali het verstand eert en er geen grenzen aan stelt, en dat de rede handelt en heerst over ware en nauwkeurige oordelen, zelfs in verborgen zaken. Al Ghazali zegt dat alles het domein van de rede is, hij is diegene die handelt en oordeelt. De innerlijke geheimen zijn zichtbaar en de verborgen betekenissen zijn duidelijk voor de rede.
In zijn boek "incoherence of the philosophers” (tahafut al falasifa) verwierp Al Ghazali de rede niet, maar geloofde in de geldigheid van de bepalingen en de consequenties ervan, vooral als het verstand zich houdt aan de “shar’” en de wetten ervan toepast. Volgens hem is het niet nodig om de rede altijd haalbaar en betrouwbaar te maken op alle gebieden, maar dat er beperkingen zijn voor de rede om daarbij te stoppen.
Deze houdingen laten ons zien dat Al Ghazali de rede en de openbaring samenvoegt. Al Ghazali zegt: De geest wordt alleen door de shar’ geleid, en de shar’ wordt alleen door de rede verklaart. De rede is de basis en de shar’ is het gebouw.
Hoewel hij echter van mening was dat de rede een breed scala heeft, is hij ook van mening dat de rede het onbekende niet kan realiseren die buiten de natuur is zoals de hemel, de hel en andere zaken die het domein waren van een ander perceptie dan het verstand en dat is de Profetie.
Deze video is van Adnan Ibrahim, een Palestijnse islamitische geleerde, denker en filosoof. Hij is de predikant van de Shura-moskee in de Oostenrijkse hoofdstad Wenen en de voorzitter van de Association of Civilisations Meeting, hij heeft veel controversiële ideeën, theorieën en stellingen.
Het onderwerp van Adnan Ibrahim in deze video is al ‘aql wa naql, verzoening of scheiding?
Min.7:
Volgens Adnan Ibrahim is dit een mysterieus onderwerp die veel verschillen veroorzaakt, en om dit problematisch onderwerp te kunnen oplossen is het beginnen met de betekenis van de religie te definiëren die tegenover de rede wordt geplaatst. Het concept van de religie volgens Adnan Ibrahim is de authentieke religie (mutawatir) en de rede is een reeks wetten, hier is hij in overeenstemming met Aristoteles en zijn begrip over rede “de wetten van de rede”.
Min. 17:
Volgens Adnan Ibrahim kan er geen conflict zijn tussen religie en de prioriteiten van de rede in de islam, in tegenstelling tot andere religies zoals het christendom, bv. de "kwestie van de triniteit", die tot een dilemma in het christelijk denken tussen religie en verstand heeft geleid.
De vraag is of het mogelijk is dat er iets is in de religie die het verstand overtreft?
Volgens Adnan Ibrahim is het antwoord ja, omdat dit de aard van religie is. Het overtreft het verstand. Als de rede alleen gelaten zou zijn dan zou hij niet in staat geweest zijn om alle religieuze zaken te begrijpen (God, engelen, vuur,…), zelfs als de rede toch in staat is om te begrijpen, zal dit niet verbindend voor ons zijn, omdat iedereen met een ander perspectief kan komen én met rationele bewijzen, aldus Adnan Ibrahim.
Hij vervolgt dat wetenschap en verstand niet met elkaar verward mogen worden, het vermogen van het verstand is veel breder dan die van de wetenschap, de wetenschap is relatief en geaccumuleerd en kan niet worden beschouwd als basis voor het begrijpen van religie.
Vervolgens gaat hij in op de kwestie van rede en openbaring in de islamitische beschaving en zegt dat Al Ghazali erin gelooft dat de rede een interne wet is en dat de religie een externe wet is, en dat de rede en openbaring in feite verenigd zijn omdat Diegene (Allah) die de openbaring neerzond is diegene die de rede creëerde. Dit is wat Adnan Ibrahim benadrukt met voorwaarde onder het begrip mutawatir van de religie met uitsluitend “ahadith ahad” die in strijd zijn met de kosmische principes of Koran. Hij continueert dat de tekst niet kan begrepen worden zonder rede, en dat het mogelijk is dat de religie soms zaken inhoudt die het verstand verbijstert, maar dat het nooit inhouden zal hebben die het verstand tegenspreken.
Volgens sheikh Walid Rashudi zijn er pogingen om conflicten te creëren die geen oorsprong hebben. Er zijn er die conflicten proberen te vinden tussen verschillende beschavingen, en er zijn er die conflicten proberen te creëren tussen religies, tussen de mensheid, en er wordt dus ook geprobeerd een conflict te creëren tussen rede en openbaring (de authenticiteit van de Koran en soenna).
De Sheikh vervolgt dat Allah de Koran geopenbaard heeft en dat Hij het verstand geschapen heeft en dat hij het begrip vergemakkelijkt heeft. Allah is de Shepper en de Wetgever. Het is dus niet mogelijk en onredelijk om een conflict te creëren tussen rede en openbaring, omdat God zaken niet heeft geschapen die in conflict gaan tegen elkaar.
Allah de Barmhartige zegt in [54:22]: “En Wij hebben inderdaad de Koran gemakkelijk gemaakt ter vermaning. Is er iemand die er lering uit trekt?”. Moest het een conflict zijn, dan zou het niet makkelijk zijn maar wel moeilijk. God heeft ons ook gewaarschuwd over de mensen van het heilige boeken, omdat ze zich tegen de openbaring rationeel verzetten en werden daardoor ontspoord.
De Sheikh vervolgt met het vers [17:85]: “En zij stellen u vragen betreffende de Geest. Zeg: "De Geest is op bevel van mijn Heer: en er is u slechts een weinig kennis van gegeven”. Het Koranische antwoord is dat niet alles wat in het universum bestaat door rede kan worden begrepen omdat de rede grenzen heeft.
Als we de geschiedenis bekijken, kunnen we vanuit de bovenvermelde geleerden en Ibn Taymiyya van het basiswerk opsommen dat het verstand en openbaring niet van elkaar gescheiden kunnen worden, die twee vullen elkaar aan. Al Ghazali voegt de openbaring en de rede samen, en ze zijn dus niet in conflict met elkaar. Volgens Adnan Ibrahim kan er geen conflict zijn tussen religie en de prioriteiten van de rede in de islam. Sheikh Walid Rashudi is van mening dat de openbaring niet in contradictie is met het verstand omdat Allah nooit met iets zou komen die onredelijk is, ‘aql wa naql’ zijn allebei van God gekomen daardoor is het niet mogelijk dat beide in conflict zouden zijn. De ratio kan de teksten niet tegenspreken, daarom kan er ook geen voorkeur gegeven worden aan de rede ondanks de brede scala die ze heeft, dit is het idee dat Ibn Taymiyya benadrukt.
Samengevat, volgens de ‘asharieten’ (o.a. Al Ghazali) zijn mensen alleen in staat om openbaring te identificeren door het gebruik van de rede, zonder rede kan men geen onderscheid maken tussen de ware openbaring en de valse daarvan. Dit wil echter zeggen dat er de voorkeur gaat naar het gebruik naar de rede wanneer rede en openbaring in conflict treden met elkaar. Ibn Taymiyya van de ‘ athari school’ is er volledig mee eens dat ‘aql en naql volledig in overeenstemming zijn met elkaar, hij verwerpt niet het idee dat de rede de openbaring bevestigd en verifieerd, hij verwerpt wel die prioriteit. Volgens Ibn Taymiyya moet al ‘aql op de juiste manier begrepen worden, d.w.z dat de mens in staat is om te redeneren en zijn intellect te gebruiken, en dit is steeds te verzoenen met de Goddelijke openbaring, m.a.w. het moet een gezond verstand zijn en geen gecorrumpeerde rede. Hierin verschilt Ibn Taymiyya van de anderen, hij benadrukt zijn eigen begrip van rede als onbesmette rede en dit is een aangeboren gave die bekend staat als het concept ‘fitra’. De fitra is de basis van de mens en neigt automatisch naar de onderwerping aan Allah en naar het goede. In de fitra is er de kracht om de waarheid te zoeken en deze te verkiezen boven alles. In de fitra is er de wil om de waarheid te accepteren en de onwaarheid te verwerpen. De fitra kan niet vrij zijn van het erkennen van Zijn Schepper en Zijn bestaan, daarom is het niet nodig om het bestaan van God rationeel te bewijzen omdat het een aangeboren kennis is die Allah in de mens creëerde. Ibn Taymiyya betoogt dat de fitra niet het enige middel is, het kan voorkomen bij sommige mensen dat hun ‘hawa al nafs’ door interne en externe factoren hun fitra bederft, en daarvoor hebben ze de openbaring nodig om hun pad te verlichten en te verduidelijken en hen te helpen om hun fitra te beschermen en zuiver te houden. Zo zou de gecorrumpeerde intuïtie gecorrigeerd worden door het juiste gebruik van de ratio.
Tenslotte, Islam betekent zich onderwerpen aan Allah, daarom zien we vanuit de islamitische perspectieven dat de openbaring in overeenstemming is met de rede en het verstand, waarom? Omdat onderwerping niet in tegenstrijd is met de rede en het verstand zolang de mens zijn verstand op de juiste manier gebruikt en beschermt van alle zaken die zijn fitra doen afwijken.