Bronnenanalyse: een algemene inleiding
Uit het onderzoek dat we gedaan hebben voor dit project kunnen we concluderen dat moslims op het eerste zicht te maken kunnen krijgen met een spanning tussen ‘aql en naql, maar dat dat feitelijk ten onrechte is. Wanneer we terugverwijzen naar het basiswerk geschreven door Yasir Kazi en naar de ideeën van Ibn Taymiyya, kunnen we deze samenvatten als volgt: De twee bronnen van kennis zijn al-‘aql en al-naql, waarbij de ratio de openbaring nooit zal kunnen tegenspreken. Wanneer een individu een conflict aanvoelt tussen zijn ratio en de openbaring, vragen zowel ‘aql als naql dat de conclusie die gebaseerd was op de ratio afgewezen wordt omdat deze fout zal zijn. Echter, wanneer een onweerlegbaar rationeel bewijs in strijd is met de interpretatie van de openbaring en wanneer er andere legitieme alternatieve interpretaties voor de openbaring aanwezig zijn, mag de openbaring geherinterpreteerd worden zodat deze in lijn ligt met het rationele bewijs. Verder legt Ibn Taymiyya ook een verband met het begrip ‘fitra’, maar aangezien onze bronnen daar niet verder op ingaan, gaan we dat idee in deze analyse niet herhalen. Meer informatie over het verband tussen fitra, verstand en openbaring, kan gevonden worden in de samenvatting van het basiswerk van Yasir Kazi.
Zoals vermeld verwijzen de bronnen die we hebben gevonden naar het spanningsveld tussen ‘aql en naql en hoe we deze spanning kunnen oplossen met betrekking tot de leerplanthema’s ‘verstand en kennis in de Koran’ en ‘islam en wetenschap’. Meer specifiek is het de bedoeling om de leerlingen het belang te doen inzien van de rol van het verstand om de leiding van Allah te kunnen begrijpen en dat ze een spanningsveld tussen geloof en wetenschap onderzoeken; in dit geval dus de spanning tussen de evolutietheorie en de openbaring.
Alle bronnen die op deze website staan en vallen onder het eerste en tweede perspectief volgen de visie van Ibn Taymiyya, namelijk dat openbaring en rede elkaar niet kunnen tegenspreken. Het eerste perspectief geeft duidelijk weer dat indien de leerlingen niet aangeleerd krijgen dat er eigenlijk geen spanning hoeft te zijn omdat ‘aql en naql samen gaan en ze daardoor blijven vasthouden aan het idee dat moslims omwille van het Koranische scheppingsverhaal de evolutietheorie volledig verwerpen, er problemen in de klas en individuele identiteitsproblemen (zoals twijfel over het geloof) kunnen ontstaan. Dit gebeuren kunnen we uiteraard ook doortrekken naar andere spanningsvelden tussen ‘aql en naql. Hieruit blijkt dat het dus belangrijk is dat leerlingen het belang van de rol van het verstand inzien om de leiding van Allah te kunnen begrijpen. Zo blijkt ook dat de twee leerplanthema’s waarvoor onze gevonden bronnen gebruikt kunnen worden in elkaars verlengde liggen.