Moslims, vooral degenen die in niet-moslim landen wonen, voeren vaak een strijd om zich vast te houden aan hun geloof. Dit artikel probeert duidelijkheid en overtuiging te verkrijgen in de basis van het geloof. Dit tracht de auteur te bereiken door een interdisciplinaire aanpak te gebruiken die openbaring en theologie combineert met psychologisch, neurowetenschappelijk en ander academisch onderzoek. Op die manier worden de zes geloofspunten onderzocht en geanalyseerd: het geloof in Allah, de engelen, de openbaringen, het profeetschap, het hiernamaals en het lot.
Het artikel behandelt drie onderdelen. In het eerste deel wordt het beginpunt behandeld: het omgaan met vragen over de ongeziene wereld. Vervolgens wordt het geloof en de relatie tussen geloof en ratio uitgelegd. Ten slotte gaat het laatste deel over het juiste begrip van zekerheid: zekerheid zou moeten gezien worden als een spiritueel-emotionele ervaring en niet als een theoretische eigenschap van een specifiek argument.
Dit artikel is belangrijk voor een leerkracht die dit onderwerp behandelt omdat het een framework biedt om de rol van het geloof en het belang van het verstand te begrijpen. In verband met het spanningsveld tussen ‘aql en naql wordt in het artikel vermeld dat levensvragen niet enkel beantwoord kunnen worden door het abstract redeneren én ook niet door enkel naar spirituele ervaringen te zoeken. Meer bepaald is het noodzakelijk dat een individu zijn vragen tracht te beantwoorden door zijn volledige zelf te integreren, dus door zijn rationele, morele en spirituele dimensies te vermengen om zo te komen tot de belangrijkste eigenschap van de mens: het geloof.
Verder wordt benadrukt dat jonge moslims het moeilijk kunnen hebben om hun geloof te behouden omdat ze geen gevoel van zekerheid of intellectuele duidelijkheid hebben. Ze stellen de aanwezigheid van hun persoonlijke overtuiging gelijk aan de afwezigheid van rationaliteit in hun geloof. Het blijft, ondanks de argumenten en bewijzen van geleerden en sprekers, moeilijk om hen te overtuigen. Daarom biedt de auteur een andere invulling aan aan het begrip ‘zekerheid’. Ook dit kan een aspect zijn dat de leerkracht kan helpen om zijn les te verduidelijken.
In het artikel wordt het belang van het menselijke verstand in de islam benadrukt. Het verstand van de mens maakt de mens anders dan al de andere levende wezens en alleen al daarom neemt het een belangrijke positie in in de islam.
Ten eerste worden in de Koran verschillende bewijzen van het bestaan van Allah aangehaald. Hiervan worden verscheidene voorbeelden in het artikel vermeld. De mens moet bij het lezen van de Koran zijn verstand gebruiken. Allah roept de mens op om na te denken over wat ze kunnen waarnemen. Om de mens hierbij te helpen wijst Allah dus naar voorbeelden die bewijzen dat Zijn bestaan vereist is. Deze voorbeelden maken duidelijk dat alles dat waargenomen kan worden afhankelijk en beperkt is in zowel tijd als volume. Het is een oproep om na te denken over het universum en de wetten van het universum te bestuderen en te begrijpen, om zo geleid te worden tot het geloof in haar Schepper.
Ten tweede wordt in het artikel ook benadrukt dat het profeetschap van Mohammed bewezen kan worden door het verstand. Er wordt in het artikel een redenering beschreven waardoor bevestigd wordt dat door te oordelen over het ontstaan van de Koran, er niet anders kan bewezen worden dan dat profeet Mohammed een boodschapper van Allah is.
Ten slotte wordt er geconcludeerd dat de rol van het verstand in de islam inhoudt dat de openbaringen van Allah onderzocht moeten worden om de betekenis ervan te achterhalen. Op die manier kan de moslim de betekenis ervan in zijn dagelijkse leven ten uitvoer brengen.
Dit artikel maakt het voor de leerkracht mogelijk om uit te leggen wat de rol van het verstand in de islam is om de leiding van Allah te kunnen begrijpen: bewijzen dat de Koran het boek van Allah is en dat Mohammed Zijn boodschapper is, en dat het verstand gebruikt dient te worden om de betekenis van de openbaring te achterhalen.
Betreft het spanningsveld tussen ‘aql en naql, kunnen we stellen dat het artikel duidelijk maakt dat het verstand dus gebruikt moet worden om de Koran te interpreteren, maar dat het verstand niet zal bepalen wat Allah behaagt. Een moslim dient het welbehagen van Allah te zoeken en de zoektocht hier naartoe verloopt via kennis over de eigenschappen van Allah. Het menselijk verstand kan zich echter geen oordeel vormen over deze eigenschappen omdat hij ze niet kan waarnemen en zelfs niet verstandelijk kan beschrijven. Ook hierover worden verschillende voorbeelden aangehaald die de leerkracht kan gebruiken in de les om het onderwerp van de les te verduidelijken.
Doorheen de geschiedenis zijn moslimgeleerden de uitdaging aangegaan om ‘aql en naql te verzoenen met elkaar. Het welzijn van de islamitische maatschappijen is gebaseerd op een juiste balans tussen religie en wetenschap. Dit op zo’n manier dat deze twee bronnen van kennis en waarheid hun noodzakelijke sociale functies in samenhang met elkaar kunnen uitdragen.
Eerst en vooral is het door te redeneren dat we zekerheid kunnen krijgen over het feit dat Allah de wereld heeft geschapen. Ook is het door de ratio dat we de waarheid van de openbaring kunnen kennen. Verder is het door de rede dat we goed en slecht kunnen onderscheiden. In het artikel worden verschillende voorbeelden uit de Koran en de ahadieth aangehaald die een leerkracht kan gebruiken tijdens de les.
In dit artikel wordt Ibn Taymiyya aangehaald: Rede is een noodzaak om kennis te verkrijgen en om goede daden te kunnen uitvoeren, maar is op zichzelf niet voldoende. Het is eerder een functie van de ziel en wanneer de rede verbonden wordt met de openbaring, kan een volledigere waarheid duidelijk worden. Verder is elke betrouwbare hadieth in overeenstemming met de rede en kunnen beide niet in conflict met elkaar zijn.
Ten slotte wordt er bewijs aangehaald dat degenen die geen gebruik maken met hun verstand, verkeerd zijn. Irrationaliteit is een eigenschap van ongeloof en hypocrisie en zal leiden tot zelfdestructie. Een moslim moet proberen om de godsdienst, wetenschap en ethiek te bestuderen. De mogelijkheid tot redeneren is fundamenteel om te kunnen geloven.