De zon weerkaatst in’t stille water
van de Westeinder. Aan de dijk
waar het een dag als and’re lijkt,
lijkt het ver weg, dat grote haten,
waardoor zij toen gevallen zijn.
Zo doelloos wreed, een lot als velen,
een wond, die jaar na jaar moet helen,
steeds weer herinnerd, zoveel pijn.
Een tijd, voor ons geschiedenis,
maar zoals helaas nog elke dag
herhaalt zich overal die nacht
van strijd, die niet gestreden is.
Onderdrukking, wereldwijd..
De vrijheid ooit zo zwaar bevochten
door hen die de bevrijding zochten,
hun rest slechts onze dankbaarheid
en gedenken, blijven leren
aan generaties zoals wij
in vrijheid, nog steeds zij aan zij
om dreigend tij te blijven keren.
In eerbied noemen we hun namen
jong en oud, vereend en samen!
Een telefoonpaal...lijkt een kruis
een laatst gebaar, ontreddering...
Het beeld dat slechts tot tranen dwingt;
zoveel geliefden... nooit meer thuis.
Hun graf, een ver, verlaten veld.
Verwachtingsvol van huis gegaan
er geen moment bij stilgestaan
dat 't laatste uur al was geteld.
Een paspoort als een laatste groet
die het leed zo tastbaar maakt,
tussen het puin persoonlijk raakt
van het verlies, zo nooit vermoed
De zinloos, redeloze haat
vertaald naar onomkeerbaar leed.
Niemand, die een antwoord weet
op deze laffe, kwade daad.
En juist, in 't allergrootst verdriet
waar feit na feit wordt opgeteld,
staat daar dat kruis in 't stille veld
als eer aan wie daar 't leven liet.
Ach moeders van de taliban
Ik zou het zo graag willen weten
Kunnen jullie ooit vergeten
Het kind, dat uit je lichaam kwam
De zoon, die je hebt opgevoed
Die je met liefde hebt omringd
Die nu 't heldhaftig krijgslied zingt
De wapens neemt, omdat het moet
Hij weet, mij wacht het paradijs
Het is hem zo geleerd, niet anders
Een kind, met wapens in zijn handen
Zo gaat hij, waar die plicht hem wijst
En zo neemt ook de moeder hier
Afscheid van haar legerkind
Dat avontuur en missie vindt
Natuurlijk werk, maar ook vertier
Totdat de dood die plicht verstoort
Dan wordt het stil, stil van verdriet
Tranen van moeders, zie je niet
't Is God van beiden, die ze hoort
Niet ieder kind heeft het geluk
te wonen in een fijn gezin
waar het warmte en liefde vindt,
soms vallen vroeg zijn dromen stuk.
Als je wat zegt, word je geslagen,
je leert al vroeg je mond te houden,
Kunt niets of niemand meer vertrouwen
en moet verdriet in stilte dragen.
Zo gaat het ook in heel veel landen,
daar kun je slaag en klappen krijgen
waardoor de meeste mensen zwijgen,
de waarheid zeggen is een schande.
Hier mag je zeggen wat je wilt,
ieder mens dezefde rechten.
Daar hoefden wij niet voor te vechten,
voor hen, zijn we op vier mei stil.
Want ben je wit of bruin of zwart,
rijk of arm of links of rechts,
de wet is bij het volk gelegd.
Vrijheid is volgen van je hart.
Soms komt herdenken zomaar langs
in beelden, die op’t netvlies staan,
om er nooit meer vanaf te gaan;
stilstaan, hoe menselijk, hoe bang…
Ik denk aan die soldaat, die staat
met gebogen hoofd, heel stil…
Zijn gezicht, verdrietig, mild
niet iemand, die de vijand slaat.
Teruggebracht naar het verdriet
van verloren medemensen.
Van hen, die gingen over grenzen
van onrecht, zij verdroegen’t niet.
Hen gedenken wij, onze gedachten
gaan naar die helden van weleer,
van toen en nu, die moed, verweer
betoonden, macht verachtten.
Aan hen zijn wij zo veel verschuldigd;
de vrijheid, menselijke maat.
Elk van hen, vrijheidssoldaat,
zoals dat beeld daar staat, geduldig…
Als les voor ons, in deze tijd,
is ons herdenken, hen gewijd.
Marian van der Veen
Burgerveen, 4 mei 2021