GEDACHTEN

Dit zijn de woorden, waarmee Ruth haar onvoorwaardelijke trouw zweert aan haar schoonmoeder Noömi en daarmee ook kiest voor de God die haar schoonfamilie in haar leven heeft gebracht. Dit is, gemeente, een zin die te vaak gelezen wordt, zonder dat de hele diepe en ingrijpende achtergrond ervan ten volle doordringt. Ruth kiest uit solidariteit met haar schoonmoeder voor een leven van onzekerheid en onbekendheid en laat alles wat haar vertrouwd is achter. Dat is nog eens een goed verhaal! Ons thema voor het nieuwe jaar, een goed verhaal en daarmee ook een goed begin van het nieuwe seizoen. Zoveel goede verhalen die ons op weg helpen goede mensen te zijn. Op weg helpen, want in ons menszijn, slagen we daar lang niet altijd in en hebben we steeds weer een goed verhaal, een goed voorbeeld nodig.

We hebben vandaag twee gebeurtenissen samengevoegd, de Startzondag, maar ook het Moselweekend, waarin we onze vrienden uit Mosel ontmoeten, het thema dat ik daarvoor al had gekozen was “Vriendschap”, “Freundschaft”, en de uitdaging was de thema’s met elkaar te vervlechten. En uiteindelijk bleken ze moeiteloos in elkaar over te gaan. Want is de daad van Ruth er niet een van ultieme opoffering, diepe liefde en vriendschap? Natuurlijk kunnen we bij dit prachtige bijbelboekje ook denken aan al die mensen die hun geboortegrond verlaten omdat ze ontheemd zijn, weggejaagd door oorlog en gebrek of omdat de graanschuren naar verluidt in het rijke Westen altijd gevuld zijn. Mensen die vaak stranden in verschrikkelijke omstandigheden, in kampen, ongewenst en gehaat, als ze het al redden op hun vlucht en het er levend vanaf brengen. De mensen zonder gezicht waar we vaak zo bang voor zijn. Bang voor worden gemaakt ook. Dat is het grote verhaal. Maar wat te denken van al die kleine verhalen van vriendschap, van betrokkenheid, van niet loslaten als het moeilijk wordt en mensen oprapen als ze gevallen zijn. Die anonieme, onbekende verhalen van mensen die een stukje met hun medemensen oplopen en niet afhaken als het offers vraagt om bij iemand te blijven.

Als ik om me heen kijk, gewoon hier naar de mensen met wie wij gemeente zijn, dan kan ik ze zo aanwijzen, maar dat doe ik niet, want dat zouden ze me niet in dank afnemen. Ik zie mensen van wie ik weet dat ze onvermoeibaar bezig zijn om te zorgen voor anderen. Ieder op zijn of haar eigen wijze, even bij de ander binnenlopen, even een hand op een schouder, een kaartje in de bus, een kopje koffie met de vraag hoe het gaat om dan ook echt te luisteren naar wat er wordt gezegd. Mensen die onze kerkgemeente gaande houden. Mensen die mantelzorger zijn voor hun partner of hun familie, die meegaan naar de dokter, mensen die boodschappen doen voor een ander, die even wat te eten brengen, allemaal gebaren, groot of klein, die dan weggewuifd worden als het al wordt opgemerkt met de mededeling: “Dat is toch normaal!” Allemaal kleine wondertjes die onze samenleving leefbaar houden en die in het grote verband en bij al het onheil dat we over ons heen krijgen in het nieuws, onvermeld blijven.

Echte vriendschap gaat nooit om borstklopperij, om eigen gewin. Vriendschap kun je niet kopen, niet veinzen, die gebeurt zonder dat je er erg in hebt en het gekke is dat je ondanks je opofferingen, er zelf ook beter van wordt.

Ik had een vriend, een hele oude vriend die een paar weken geleden bijna 93 jaar oud, is overleden. We kenden elkaar 12 ½ jaar, ik zou dat niet geweten hebben, hij hield het precies bij. Ik was bij mijn dochter geweest op haar stage-adres in Brussel. Ze woonde in een vreselijke buurt, werd nageroepen en als moeder waande ik haar onveilig. Ik was dan ook niet blij en ongerust toen ik de treinreis naar huis weer aanvaardde. In Antwerpen stapte een oude man in die naast me ging zitten, duidelijk verlegen om het praatje waar ik helemaal niet op zat te wachten. En toch…, hij was ook ongerust. Had zijn vrouw bezocht na een zware operatie. We spraken met elkaar en hij luchtte zijn hart. In Rotterdam stapte hij uit en zwaaide naar me totdat de trein uit het zicht was. En dat was het dus. Ware het niet, dat ik had verteld dat ik als trouwambtenaar werk in de Haarlemmermeer. Hij is naar me op zoek gegaan, heeft me gevonden en we hebben al de afgelopen jaren gecorrespondeerd. Terwijl hij zorgde voor zijn dementerende vrouw die uiteindelijk overleed, scheef hij aan mij zijn levensverhaal, zo intens en lang niet altijd binnen de geldende lijnen, dat hij het niet bij zijn kinderen kwijt kon en wilde. En ik mocht daar begripvol maar kritisch op antwoorden. Een eerlijke, open en waardevolle vriendschap waarover ik al eerder een column heb geschreven in het kerkblad onder de titel, de Emmaüsgangers. Ook zo’n verhaal over vriendschap, een eind oplopen met een onbekende, van luisteren en bedachtzaam je licht erover laten schijnen. Van diepgang en begrip, ook al kun je niet alles begrijpen of terugdraaien, je kunt altijd luisteren zonder te veroordelen. Mijn vriend is gestorven, op de dag voor zijn dood hadden we nog contact en zijn kinderen vertelden me dat ze me niet kennen, maar wisten hoe waardevol de vriendschap was geweest.

Mijn simpele verhaal is niet groots, niet meeslepend, dit is niet de opoffering die Ruth aan de dag legde om Noömi te volgen en haar God en daarmee alles achter zich te laten wat haar vertrouwd was. En dit, terwijl zij wel een keuze had en niet hoefde te vluchten voor dood, oorlog en ellende. Dit is ook niet wat de barmhartige Samaritaan voor zijn onbekende medemens deed, laat staan wat Jezus voor ons heeft geofferd door zijn pijnlijke dood aan het kruis. O nee, dit haalt het er allemaal niet bij. Ook niet bij de mensen van onze tijd, die zich totaal opofferen voor anderen. Mensen die gaan helpen in de vluchtelingenkampen, moeders en grootmoeders die ondanks hun eigen armoede in ontwikkelingslanden weeskinderen opvangen, artsen die zich bekommeren om ebola-patiënten met gevaar voor eigen leven, mensen die gehaat worden omdat ze drenkelingen redden uit zee, noem ze maar op, ze zijn er, de helden die tegen de stroom op blijven roeien van de te vaak opgang makende sterke mannen-grote monden-de leugen regeert maatschappijen van deze tijd. Gedreven door hun geloof of door hun idealisme, ze doen het werk dat ingegeven wordt door naastenliefde en niet door winstbejag.

En weer zie ik dat beeld voor me, dat eenvoudige maar zo schrijnende beeld van een vrouw op een grens. Ruth, wier naam ook nog eens vriendschap betekent. Een grens van twee landen, van Moab, haar moederland en Israël, het onbekende land van haar schoonmoeder Noömi. Maar ook een grens tussen het vertrouwde en het onbekende, tussen de goden die zij heeft gediend en die onbekende God, tussen de taal die zij spreekt en de taal van de anderen, de gewoonten en gebruiken. Gaat zij terug naar alles wat ze kent, zoals haar schoonzus Orpa? Of kiest ze belangeloos voor degene die haar nodig heeft, wetende dat ze daar alles voor moet opgeven? Een heel spannend moment, besloten in dat ene beeld, dat met de drie vrouwen op een splitsing in hun bestaan. Zo immens en hartverscheurend in éen zin samengevat: “De Heer is mijn getuige, alleen de dood zal mij van u scheiden.” Deze vrouw brengt al onze kleine opofferingen samen, al onze vriendschappen, alles wat we bewust of onbewust even doen voor die ander. Of zoals onze tekst uit Prediker ons zo terecht voorhoudt: "Je kunt beter met zijn tweeën dan alleen zijn, want - dat is zeker - samen zwoegen loont. Wanneer twee vrienden samen zijn en een van beiden valt, helpt de ander hem weer overeind, maar wie alleen is en ten val komt is beklagenswaardig, want hij heeft niemand die hem op de been helpt." Der Bibel, das Buch voller gute Geschichten, erzählt uns mit beiden Füssen fest am Boden, wie wir Leben müssen als bescheiden Menschen, helfende Menschen die fehlen dürfen, so lange sie eurem Herzen aus Gottesliebe sprechen lassen und daraus handeln. De bijbel, de leidraad in ons leven, doet daar niet ingewikkeld of hoogdravend over, maar leert ons verhalend dat wie goed doet, goed ontmoet en dat we ons nooit verheven moeten voelen boven een ander, maar slechts hoeven te doen wat ons hart ons ingeeft, dan maken we op die grens altijd de juiste keuze, niet altijd de makkelijkste, maar wel de meest liefdevolle.


Notre Dame

Het was een uur of zeven ’s avonds. We zaten op de bank met een kopje koffie, toen er een bericht over het telefoonscherm flitste: “Brand in de Notre Dame in Parijs.” Schrik, ongeloof.. Nog groter toen de eerste beelden kwamen van een vlammenzee die uit het dak van de kathedraal sloeg. Dat kon toch niet echt zo zijn? Daar stond de oude dame, de grote torens nog fier in tact, maar haar sierlijke middentorentje reddeloos verloren en in het verzengende vuur verdwenen, afgebroken alsof het een luciferhoutje betrof.

Het mocht niet, het kon niet.. Ik herinner me dat mijn moeder en ik in 1974 samen afreisden, de eerste van een hele reeks busexcursiereizen. Papa wilde niet van huis, kon zijn beestjes en zijn bed niet missen. Hij bracht ons gedwee naar het station, al lang blij dat hij niet mee hoefde. Dat was altijd een punt van discussie geweest bij ons thuis. Twee keer werd er een stacaravan gehuurd van de Veluwse Autobus Dienst waar hij werkte. Bracht hij ons netjes naar Wijk aan Zee en naar Duinrell, om vervolgens spoorslags weer huiswaarts te keren. Maar dat terzijde.. Dit keer had mama besluitvaardig als zij was, gezegd dat zij wel wat van de wereld wilde zien, dus reden we samen verwachtingsvol richting Parijs. Het eerste wat ik in mijn herinnering zag, waren de banlieus, armoede en verval.. Was dit nou de lichtstad? Maar de dagen erna stelden niet teleur; Parijs was zo mooi, zo voornaam en chique. En natuurlijk was het hart het Ile de la Cité met die prachtige Notre Dame.. De kathedraal die alles in zich heeft wat je aan pracht en praal verwacht van de Franse moederkerk. Je kunt er niet anders naar kijken dan verbijsterd, je komt ogen tekort en vraagt je af hoe mensen door de eeuwen heen zonder alle middelen die wij tegenwoordig hebben, zoiets magnifieks neer hebben kunnen zetten. Alles ter meerdere eer en glorie van een God die hen nu niet altijd bepaald barmhartig bejegende. Het waren de tijden van een onwrikbaar geloof: de mens wikt, God beschikt. En als je dan tijdens de bouw van Gods huis verongelukte, dan had je toch maar mooi aan Zijn Glorie gewerkt.

Eenmaal binnen word je gelijk overdonderd door de schoonheid van het gebrandschilderde rozetraam, het orgel, als je geluk hebt, is er net iemand op aan het spelen. Alle kunstschatten en schilderijen.. Zo ben ik verschillende keren in en om de Notre Dame gelopen. Altijd een moment van verstilling, zelfs als het krioelt van de toeristen. De Dame dwingt respect en bewondering af.

Nu we de schade bezien, zal zij dat blijven doen. Misschien is de brand wel haar ultieme redding geweest. Ze verkeerde in slechte staat. Het zandsteen was aangetast en de zo bekende gargouilles of waterspuwers dreigden naar beneden te vallen. Maar zoals het vaak gaat, ontbraken de fondsen om de kathedraal grondig op te knappen. En toch werd er een begin gemaakt, want anders zou het wel eens heel fout met haar kunnen aflopen. En toen kwam die fatale brand, die gelukkig niet fataal bleek te zijn. En na de brand kwam het grote geld, heel veel geld, de wereld wilde het niet op zijn geweten hebben dat de Dame verloren zou gaan. Scheve gezichten, verongelijkte gele hesjes, mank gaande vergelijkingen. De armoede blijft, de Dame herrijst.

Maar wat me vooral zo diep trof was de enorme betrokkenheid die spontaan op gang kwam. Mensen kunnen nog huilen, hun gevoel tonen, hun geloof belijden. De kerken lopen leeg, maar dan, als het er opaan komt wordt er gebeden, geknield en gezongen. Dan komt alles weer boven wat we meegekregen hebben in onze jeugd en dan blijkt geschiedenis een vak te zijn wat er wel degelijk toe doet. We zijn trots op onze erfenis en dan niet alleen op een manier zoals die nu in de politiek vaak zo wordt uitgebuit: geschiedenis gebruiken om je eigen territorium verheerlijken en mensen uit te sluiten, nee, wat we zagen was van een hele andere orde, het had juist alles met insluiten te maken. Er waren mensen van allerlei afkomst, kleur, Fransen en nieuwe Fransen, expats en toeristen, katholieken en moslims, atheisten en noem ze maar op, iedereen was verenigd daar in afgrijzen en schrik. De hele wereld ineens verenigd in wanhoop en ongeloof, soms ineens weer gelovend, rond die brandende kerk.

Misschien was dit wel het “Vuur van Pasen”. Het is gedoofd en net als Christus zal Onze Dame weer opstaan en onderdak blijven bieden aan iedereen die er binnenloopt voor een moment rust en verstilling. Zij zal geen van haar gasten vragen om zijn of haar achtergrond, maar ons allemaal verwelkomen en een gastvrij huis bieden. Zo hoort het. Notre Dame, ze huilde, maar we hebben haar getroost, zoals zij ons al eeuwen troost biedt.


UTRECHT 18 maart 2019

En weer, weer hebben we geen woorden

voor zinloos, oeverloos geweld

voor zoveel doden, opgeteld

al het verdriet waar we van hoorden.

Voor mensen, vechtend voor hun leven,

voor wie nu altijd angstig zijn.

Nooit meer vanzelf in tram of trein,

uit huizen van gebed verdreven.

En toch, alle verdriet ten spijt,

de machteloosheid tegen ’t kwaad

dat steeds de wereld overgaat,

de boodschappers van haat en nijd,

moeten wij om mensen staan

die verdrietig achterbleven.

Juist boven al dat kwaad verheven

gesterkt door liefde verdergaan.

CHRISTCHURCH 2019

And once again more lives are lost

by hatred, blind and unforgiving.

Just children, man and women living

their precious lives, by crime now crossed.

Never to come home again

greeted by loved ones in the morning.

No signs there were, no simple warning

of the horror, they would stand.

We lovingly speak out their names

and never mention those who killed

to make the hateful voices stilled

and ban them and their works of shame.

Let us stand with those who lost

and show the world that love unites,

whether you’re black or brown or white

and teach our children, there’s one God.

The God who loves, who cares, consoles

what ever faith, what ever race

there’s just the God of goodness, grace

a world, compassionate and whole.

Not the pursuit of happiness, but the happiness of the pursuit…

Laat ik het eerst eens vertalen: niet het najagen van het geluk, maar de geluksmomentjes bij de zoektocht ernaar…

De zon schijnt, het wordt al lente en het is nog maar februari. Als je een rondje loopt door de tuin, zie je al van alles popelen om uit de grond te komen, de sneeuwklokjes bloeien, de krokussen fleuren het gras op en de narcissen staan op knappen. De knoppen laten zich alweer dik zien aan de takken van de bomen, de natuur kan haast niet wachten. Maar hoe moet dat nou als er nog vorst komt? En is de natuur niet in de war? Zelfs van iets moois weten we nog iets zorgelijks te maken. Hebben we daar reden toe? Vast wel hoor, er is altijd wel iets om er een bezorgde draai aan te geven: het klimaat, de belasting, het gas, de gezondheidszorg, ons inkomen en pensioen. Dat is allemaal terecht, vast wel en ik zal dan ook niet zeggen dat de klagende mens ongelijk heeft, echt niet. Want je zult maar… en vul het dan maar in.

Maar er is ook een keerzijde aan het klagen. Er komen beelden de huiskamer in, elke dag weer. We kennen ze wel, zo onder het halen van een kopje koffie tussen de uitzendingen door. Van een jongetje op een station die geen thuis heeft, van een meisje dat geen ouders meer heeft, van een ezeltje met vergroeide poten die een zware last moet dragen, of die van die mensen in Oost-Europa die in een tochtig huisje bijna bezwijken onder de vrieskou. O ja, die, en nog heel veel meer. En als we dat met een half oog hebben gezien, begint het nieuws: oorlog in Jemen, Soedan, aanslagen in Kaboel, mensen de straat op in Venezuela omdat ze niets te eten hebben. Bulderende leiders met veel zelfoverschatting… O ja, de wereld staat in brand. En wij hebben ook onze problemen.

Je zal maar een deurwaarder achter je aan hebben, of geen huis kunnen betalen. Of je oude moeder zit in een tehuis en krijgt echt te weinig verzorging. We hebben allemaal onze verhalen en onze noden, misschien moest u vanmorgen wel een half uur wachten voordat u bij de dokter aan de beurt was. Heel vervelend allemaal. Echt…

Maar nu zit ik hier aan tafel te werken, achter mijn mooie computer in mijn lekker warme huis. We zijn niet arm, we zijn niet rijk, we wonen niet in een villa, wel in een prettig rijtjeshuis aan een fijn pleintje. We hebben eten in de koelkast en we kunnen kiezen. Er komt schoon water uit de kraan en we kunnen elke dag in bad. Het vuil wordt keurig opgehaald en als we ergens heen willen, stappen we op de fiets of in de auto en gaan we. Er lopen twee katjes om ons heen die ook hun natje en droogje hebben en geen muis hoeven te vangen om te eten. En buiten schijnt de zon, gratis! We kunnen zo naar buiten lopen zonder gevaar en onze kinderen kunnen naar school. Als we ziek zijn of ons niet happy voelen, dan kunnen we zo naar de dokter of het ziekenhuis, iedereen, ook de mensen die het niet zo breed hebben. We kunnen elke dag schone kleren aantrekken en als we het koud hebben, hangt er vast nog wel een lekker vest of een jas aan de kapstok, om maar te zwijgen over het comfortabele bed dat ons ’s avonds wacht.

Maar waarom nou die gekke titel boven dit stukje? Nou, we zagen pas geleden een prachtige, grappige en soms wel wat verdrietige film, waarin deze zin voorkwam en heel duidelijk gemaakt werd, dat het niet “het geluk” is, waarnaar we op zoek zijn, want wat is dat nou helemaal. Het is voor de één een kopje koffie op een zonnig terras, maar voor de ander misschien wel een hoofdprijs in de loterij. En we rennen maar ontevreden door op weg naar dat grote doel. Veel belangrijker is het dat je de weg naar het geluk weet te vinden en ook al vind je het doel niet, dat je dan blij bent met alle stapjes in de richting van het geluk, momenten waar je zo blij van kunt worden. Gewone, haalbare dingen, een glimlach, iemand die je even helpt, een complimentje, een kat die je gedag komt zeggen en over je werk loopt. Gewoon.. van het “Tel je zegeningen-soort. Niks hoogdravends, je steentje bijdragen en genieten van wat je hebt, je ogen openen voor de kleine dingen, daar word je al een stuk gelukkiger van. Houd die momentjes in de gaten, ze zijn er zomaar, elke dag en ze kosten niks.


Nashville

Nashville, wat moeten we ermee.. Waar is de boodschap van de liefde en de verdraagzaamheid in dit alles gebleven? Hoe kunnen moeders hun zonen en dochters de deur wijzen uit naam van een God die liefdevol heet te zijn? Wat is het toch voor rare geldingsdrang die de mannen al eeuwen aan de dag leggen met hun uitleg van de bijbel en leert het nieuwe testament ons niet dat de liefde boven alles gaat?

Ik ben twintig jaar werkzaam als trouwambtenaar en meelevend kerklid van de PKN. Nooit heb ik mensen van het zelfde geslacht geweigerd te trouwen. Ik heb zoveel oprechte liefde gezien. Ook als moeder. Beseffen de ondertekenaars de verantwoordelijkheid die ze dragen voor het leed wat ze veroorzaken? Wat is het verhaal wanneer een radeloze homo of lesbiënne voor de trein springt. Is het dan “eigen schuld, dikke bult!” of “had je er maar niet voor moeten kiezen homo te zijn!” Nee, daar kies je niet voor, want nog steeds is het niet de weg van de minste weerstand, die weerstand zien we nu ook weer en die ondervinden mensen ook in Nederland nog veel te vaak.

Nee, de orthodoxe christenen preken niet dat mensen van hoge torens gegooid moeten worden, dat doen ze zelf misschien wel als ze het echt niet meer weten. Ze bieden het alternatief van celibaat of “genezing”. We hebben helaas genoeg gezien tot welke eenzaamheid en verdriet dit kan leiden.

Mijn verbazing en vraag is: Waar zijn de vrouwen in dit alles? Het zijn weer de mannenbroeders die bedacht hebben dat een zeer reactionair en Amerikaans manifest vertaald deze kant uit moest komen. Waar zijn de moeders van de kinderen die dit aangaat, ook in hun eigen kring? Ik heb verschillende dingen gelezen in reactie op deze reactionaire onzin. En nee, vervolging is niet de weg in Nederland, we zijn te zuinig op onze grondrechtelijke vrijheid van meningsuiting, maar een geloof dat als boodschap heeft dat de liefde boven alles gaat, mag mensen niet zo wegzetten en pijnigen. Een gelovige moet leven uit mededogen en naastenliefde, deze waarden gaan ver boven dogma’s uit. Gelukkig is de tegenbeweging, ook en juist vanuit de kerken, veel groter en warmer. Mijn moeder is 90 en heel boos over de veroordeling van niet alleen haar kleinzoon, maar van een gedeelte van de mensheid, uit naam van haar God. Haar moeder sprak al de klassieke woorden: “Vader vergeef het ze, ze weten niet wat ze doen!” Laten we omarmen in plaats van afwijzen.


Een steen…

gisteren een indrukwekkende meditatie gehoord over een last in een mensenleven, voorgesteld als een steen die rust op je borst. We kennen dat gevoel allemaal denk ik wel. De voorbeelden spraken voor zich: Een mens die denkt een vriend te hebben, die dan een vertrouwelijk bericht of een for-your-eyes foto deelt met een of vaak heel veel anderen, zodat je een onderwerp van spot en schaamte wordt. Niet zelden leidt zo iets tot heel slechte dingen. Of de vriendin, die – wanneer jij nog volop in de rouw bent over het verlies van een geliefde – achteloos opmerkt of het nu niet genoeg is geweest met dat verhaal. Bij het horen van deze voorbeelden, zat iedereen zichtbaar ineens op het puntje van zijn stoel. Geen wonder. Naast mij zat een oudere meneer die zijn vrouw vorig jaar is verloren. Een leuke, fijne man die heel erg zijn best doet om nog iets moois van zijn leven te maken, maar die als je even doorprikt, nog zo diep verdrietig is.

Die steen van verdriet, teleurstelling, ontzetting of gemis, die zou je dan achter kunnen laten bij God. Dat is mooi, een hele fijne gedachte die voor menigeen misschien heilzaam kan zijn.

Maar wat als je nog middenin het oprapen van die steen zit, of als ie nog maar net op je borst ligt, of wanneer je zelf niet in staat bent om hem van je borst af te krijgen omdat het verdriet, de boosheid voortduurt en je nog gevangen bent in een proces van verwerking, Wat als er geen perspectief is, geen zicht op verandering, laat staan een oplossing van hetgeen je zo benauwt, wat dan? Of wanneer je helemaal geen God hebt om het bij achter te laten? Wat dan?

Natuurlijk, er zijn zoveel zaken waar mensen aan lijden en waar geen oplossing voor is. Niemand kan een geliefde terugbrengen die is overleden, niemand kan een leugen die zich heeft verspreid terugdraaien, niemand kan het gemis van kinderen of kleinkinderen verhelpen, niemand kan de teleurstelling van een leven dat zo anders is verlopen dan de rooskleurige verwachtingen alsnog inkleuren met een regenboog… En wat er dan overblijft, is toch nog steeds die steen op je borst.

Aan het begin van de overdenking werd de vraag gesteld aan een kind, aan de hand van een echte steen, of deze zwaar zou zijn. Ja, natuurlijk! En wat te denken van misschien wel tien stenen! Die kun je misschien maar beter laten liggen. Je kunt ze ook meenemen, in een tas of misschien wel een kruiwagen en dat zette me aan het denken. Want misschien zijn de mensen om je heen die je wel begrijpen, die willen luisteren naar je verdriet of wat je bezwaart, al is het ook voor de tiende keer, de mensen die even je hand pakken en zeggen dat ze het niet voor je kunnen oplossen, maar dat ze er wel voor je willen zijn, die even binnenlopen voor een gesprekje of een begripvolle blik, misschien zijn zij wel die tas of die kruiwagen waar je je stenen even in of op kunt leggen. De mensen die je willen helpen dragen wanneer je het even niet alleen kunt tillen, zoals jij dat wellicht bent voor hen. Ik denk dat deze mensen ook door God gezonden kunnen zijn, of misschien wel gewoon uit zichzelf meelevend.

Nee, je kunt niet altijd de stenen van je afwerpen, maar je kunt wel om je heen kijken of je iemand ziet die je wil helpen dragen en misschien zie jij dan ook wel iemand die wat hulp nodig heeft bij het dragen van zijn rugzak. Samen is de last echt lichter!


preek tijdens coronacrisis

Jesaja 43:4

Jij bent zo kostbaar in mijn ogen, zo waardevol, en ik houd zo veel van je dat ik de

mensheid geef in ruil voor jou, ja alle volken om jou te behouden.

Deze woorden troffen me toen ik op zoek ging naar teksten die troosten. Juist omdat het in deze vreemde en beangstigende tijd niet alleen gaat om individueel leed, angst en verdriet van ons ieder persoonlijk, maar dit is zoveel groter, het gaat hier om die mensheid, om alle volken. We zijn natuurlijk ieder van ons bezig met de mensen van wie we houden, onze naasten, onze geliefden. Maar tegelijkertijd horen we van al die andere landen en volken waar het ook niet goed mee gaat. Landen met goede leiders, maar ook landen met roekeloze leiders die niet om hun mensen lijken te geven. We zien de kracht van wijsheid, maar ook de dommekracht van de macht. Het is ongrijpbaar. Mensen willen samenkomen om te bidden en dat mag juist niet. De reflex is dicht bij elkaar te kruipen om het af te wachten, maar dat mag en kan nou net niet. Dit is een virus dat zijn kwaad overal rondstrooit, zonder aanzien des persoons. Het kijkt niet naar arm of rijk, naar blank of zwart, naar jong of oud. Maar het landt ook erg hard daar waar de voorzieningen niet goed zijn. Geen ruimte voor mensen om zich in een comfortabel warm huis terug te trekken. Geen schoon water om je handen te wassen, geen ziekenhuizen, laat staan goed ingerichte IC-bedden, angst om je werk op te geven als je ziek bent, omdat er geen vangnet is. En dat geldt echt niet alleen voor de zogenaamde derde wereld-landen. Kijk maar eens naar het grote, machtige Amerika, waar ze het niet eens konden worden over de noodmaatregelen, terwijl er in de senaat maar vooral in de straat al mensen besmet raakten. Economy first… De voedselbank die ook hier het ineens veel drukker heeft. En wat te denken van het morele leed: Mensen, artsen moeten keuzes maken wie wel of niet door mag naar de IC, wie wel of niet mag leven, je zal er maar voor staan.. We leven in angst, in eenzaamheid, in verdriet en zorg. We kunnen het niet begrijpen, laat staan grijpen… We leggen het bij God, die al zo vaak onze redder is gebleken. Vaak laten we God los, maar nu pakken we hem weer vast en smeken om betere tijden. Hij laat ons niet los, want wij zijn kostbaar in zijn ogen…

Maar er is nog een virus dat rondraast, het virus van hoop, van naastenliefde en ook dat virus gaat rond zonder aanzien des persoons, ook dat verspreidt zich razendsnel. We heten het welkom in onze gelederen, ineens draait alles om de mensen die er belangeloos zijn, de zorgers. Natuurlijk in de ziekenhuizen, maar is het niet merkwaardig dat we ineens anders kijken naar de vuilniswagen als die gewoon langskomt om ons vuil op te halen, naar de vakkenvuller die gewoon haar werk doet, naar de politie-agent die toch de straat op gaat en de brandweer die toch uitrukt waar het nodig is. Politici kijken ineens dezelfde kant uit, de uitzonderingen daargelaten, ze leiden ons en geven vertrouwen, de pakjes en de post en de krant worden netjes bezorgd. De ouderen verzorgd zo goed en zo kwaad als het gaat. Mensen die nodig zijn zijn er, maar ook de mensen die zich op allerlei manieren heel origineel en liefdevol inzetten voor hun medemens. De hond-uitlaters, de mensen van de voedselbank, van het Leger des Heils, de moed-erin-houders, de boodschappenbezorgers en de muziekmakers en beweeg-coaches onderaan de flatgebouwen, de bloemenbezorgers en kaartenstuurders die de eenzame bewoners van de zorgcentra een beetje blij maken, we zien zoveel hartverwarmende initiatieven die ons gaande houden. Dit virus van naastenliefde heeft alles te maken met de tekst waarmee ik begon en er is geen Jaap Dissel of Ab Osterhaus die het kan bestrijden. Het wonderlijke aan dit alles is, dat we gesommeerd worden afstand te houden, maar dat we in dit proces toch meer samen lijken te komen dan ooit. Veel mensen doen gewoon wat ze moeten doen uit naastenliefde, er zijn ook mensen die zich geroepen voelen door hun geloof. Je hoort zelfs in praatprogramma’s waarmee we worden overladen, dat God weer een rol speelt in mensenlevens. Terug naar God? Ach, de mens wil antwoorden, Misschien laat God door deze mensen zien hoe kostbaar ieder mens is in Zijn ogen, God werkt door de mensen en zal er zijn, door alle tranen en angst heen laat hij niet los. Dat is het virus van hoop. Dat is, zoals het is geschreven in 1 Petrus 5:7:

U mag uw zorgen op hem afwentelen, want u ligt hem na aan het hart. Laten we dat niet vergeten… Samen, we hebben pasgeleden in de preek van de leek er nog over horen vertellen, samen komen we er wel, samen, in het vertrouwen dat God over ons waakt, zal het goedkomen, daar mogen we op vertrouwen.

Dierendag

· Matteüs 6:25-34

Daarom zeg ik jullie: maak je geen zorgen over jezelf en over wat je zult eten of drinken, noch over je lichaam en over wat je zult aantrekken. Is het leven niet meer dan voedsel en het lichaam niet meer dan kleding? Kijk naar de vogels in de lucht: ze zaaien niet en oogsten niet en vullen geen voorraadschuren, het is jullie hemelse Vader die ze voedt. Zijn jullie niet meer waard dan zij? Wie van jullie kan door zich zorgen te maken ook maar één el aan zijn levensduur toevoegen? En wat maken jullie je zorgen over kleding? Kijk eens naar de lelies, kijk hoe ze groeien in het veld. Ze werken niet en weven niet. Ik zeg jullie: zelfs Salomo ging in al zijn luister niet gekleed als een van hen. Als God het groen dat vandaag nog op het veld staat en morgen in de oven gegooid wordt al met zo veel zorg kleedt, met hoeveel meer zorg zal hij jullie dan niet kleden, kleingelovigen? Vraag je dus niet bezorgd af: “Wat zullen we eten?” of: “Wat zullen we drinken?” of: “Waarmee zullen we ons kleden?” – dat zijn allemaal dingen die de heidenen najagen. Jullie hemelse Vader weet wel dat jullie dat alles nodig hebben. Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden. Maak je dus geen zorgen voor de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt wel voor zichzelf. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen last.

Deze prachtige meditatieve tekst lezen we in Matteüs 6:24. Een boodschap, die we wel eens wat meer ter harte mogen nemen. We vliegen door de dagen heen, lopen onszelf voorbij en rennen weer verder. Tijdens de coronaperiode die we natuurlijk bovenal verfoeiden in de hoop dat de narigheid en het verdriet gauw over zouden gaan, moeten we misschien ook erkennen zonder degenen tekort te doen die zo hebben geleden onder eenzaamheid, ziekte, verlies van geliefden of inkomsten of enorme werkdruk, dat er ook meer rust was, meer tijd voor pas op de plaats. Een tijd voor inkeer. Voor mij persoonlijk betekende dat met mijn potloden op tafel veel tijd om tekeningen te maken. Nu merk je al weer dat het grote circus van aktiviteiten een keiharde comeback maakt. De economie raast weer en het personeel is niet aan te slepen. Laten we hopen dat we het slechte achter ons kunnen laten, maar de zorgzaamheid die we voor elkaar koesterden, kunnen vasthouden. Laten we ook hopen, in het kader van dierendag, dat al die huisdieren die in deze periode zijn aangeschaft, een lang en goed leven is beschoren bij de baasjes die zo smachtten naar hun gezelschap, helaas lijkt de praktijk anders uit te wijzen en raken de asielen al weer vol.

Als ik in het kader van zorgen voor de dag van morgen denk aan mijn eigen leven, dan moet ik helaas erkennen dat een hoofd vol zorgen mij niet vreemd is en ik weet zeker als ik zo om me heen hoor, dat ik daar niet alleen in sta. “Hoe moet ik verder? Hoe gaat het met de kinderen? Ben ik er wel genoeg voor anderen? Doe ik mijn werk goed?.... En zo zijn er altijd wel de nodige muizenissen: daar komt nog bij dat je je zo vreselijk machteloos kunt voelen over alles wat er in de wereld gebeurt, het milieu, de wereldvrede, de vrouwen en meisjes in Afghanistan wie alle rechten zijn ontnomen, kinderen die voor losgeld worden ontvoerd in Afrika, criminaliteit en eenzaamheid in Nederland en ga zo maar door en al die dieren die helemaal geen rechten hebben, worden gehouden in erbarmelijke omstandigheden, in de bio-industrie, gedood, veracht en vertrapt, behandeld als gevoelloze dingen…De mens maakt zich druk. Ik noem het muizenissen, en de muis in kwestie? Die maakt zich net zoals ons wordt voorgehouden in de bijbeltekst, nergens druk om. Hij wandelt door veld en tuin en scharrelt zijn kostje bij elkaar. Soms loopt dat niet goed af, dan komt onze allerliefste kat Bo een cadeautje brengen, heeft die zorgeloze muis het niet gered.

In het kader van dierenleed moet ik al sinds ik klein was en op school het verhaal hoorde van Abraham en Izaäk denken aan die arme ram die verstrikt zat in de struiken en alsnog de sigaar was om Izaäk te redden. Ik weet het wel, heb er vele theologische uitleggen van gehoord in mijn leven, maar altijd zie ik toch die vader en zoon opgelucht de scène verlaten en dat arme beest op het altaar belanden. Maar die zorgen, die vogels met hun nesten, die vossen met hun holen, de mensen met hun zorgen…

Wij kunnen ons zorgen maken, zo zitten we in elkaar. Daartoe hebben we onze hersens gekregen en je zou toch denken dat we die altijd verstandig, kijk maar, daar zit het woord verstand in besloten, zouden gebruiken. Wij achten onszelf ver verheven boven de dieren, wij zijn immers aangewezen als rentmeesters van onze prachtige aarde, zo zit het in elkaar. Nou, kijk maar eens rond, veel mensen kunnen de weelde van dat rentmeesterschap, het zijn van een goede beheerder en herder, niet dragen. We zien het overal, elke dag, op grote en op kleine schaal. Het is de mens die zijn leefomgeving veracht, door mateloos te leven, steeds meer te vragen en te consumeren, daar doen we vooral hier in ons rijke westen vrijwel allemaal aan mee. Ik zal de laatste zijn die mijn eigen aandeel hierin ontkent. We kunnen de vinger wijzen en dat moeten we ook doen, naar onze leiders die maar niet tot overeenstemming kunnen komen, naar de grote industrieën, de intensieve landbouw en veeteelt, de diepe zakken van hen die er met de ontwikkelingsgelden vandoorgaan er corrupt rijke levens van leiden. We spreken over een derde vaccinatie terwijl veel mensen in minder bedeelde landen nog helemaal geen vaccin hebben gezien. En we hèbben een vaccin en wat gebeurt er? We gaan een welles-nietes strijd aan met elkaar. Wij hebben de luxe om de wijsheid van de wetenschap te ontkennen en ons druk te maken omdat we zonder toegangspas niet kunnen dansen, eten en drinken. Waar moet het toch naartoe in deze wereld, waar de rijkdom zo slecht is verdeeld, waar de ene mens zich meer acht dan de andere, waar de rede en vooral de empathie voor velen en door velen zo ver zijn te zoeken…. Waar mensen durven beweren dat wetenschap ook maar een mening is… Is er dan helemaal geen waarheid meer om in te geloven? Heeft God de mens niet de wetenschap geschonken?

Muizenissen? Maak je niet zo druk, gisteren is voorbij, vandaag leef je zo goed mogelijk en geniet je van al wat je gegeven is en morgen weet je niet wat er gaat gebeuren. Ja maar, we moeten ons toch met de toekomst bezighouden? Is de boodschap die Jezus ons in dit bijbelgedeelte voorhoudt dan niet tegenstrijdig? Ja en nee, het is een goede aansporing om ons niet zo druk te maken om onszelf en onze grote eigenbelangen, om niet egoïstisch en afgunstig te zijn. Het gras is altijd groener bij de buren, maar had u in de Sahara geboren willen worden? Of als vluchteling die zijn geboorteland Afghanistan of Syrie achterlaat met gevaar voor eigen leven? Ik denk het niet. Maar Jezus heeft het hier niet over achteloosheid, over een wegwuif-gebaar met de hand, als wil hij zeggen zoals de jeugd doet: Boeien! Wat hij ons voorhoudt gaat over veel grotere visioenen en ontslaat ons niet van de plicht om zuinig te zijn op ons erfgoed, op onze aarde, onze medemensen, onze dieren, onze wateren en de bossen, de grondstoffen die we zo nodig hebben en die vaak leiden tot oorlogen en strijd. En laten we onszelf ook niet zo op de borst kloppen als mensen. Natuurlijk, we zijn tot grote hoogten gekomen door ons verstand goed te gebruiken, ons door God gegeven verstand. Dat heeft ons gebracht waar we nu zijn, waar we het helaas ook ingezet hebben door slechte dingen te ontwikkelen zoals egoïsme en oorlog, met alle moderne machtsmiddelen van dien, maar ook ten goede voor onze welvaart, onze gezondheidszorg, de ontwikkeling van vaccins. Ik denk dat juist ook in de bange tijden die we nu beleven, onze hoop gevestigd mag zijn op de wetenschap, de mensen die met hun door God gegeven goede verstand middelen hebben gevonden tegen het kwaad dat corona heet. Mensen die zich voortdurend en onvermoeibaar buigen over de wereldorde, de honger, de verdeling van het water, de opwarming van de aarde. De hoop op antwoorden komt van hen en wij mogen daarop vertrouwen, de goede leiders en voorlopers in de wetenschap bemoedigen en steunen en hen niet voortdurend saboteren door achter valse profeten aan te lopen. Maar borstklopperij? Nee, het is pure genade als je gezegend bent met een goed verstand, met een talent, een gave, daarmee kun je veel betekenen als Gods gezant hier op aarde. Iedereen heeft zo’n talent, u, wij ook, dat we gekregen hebben om het in te zetten voor Gods goede zaak. Mensen met echte talenten, zijn daar vaak heel bescheiden over. Het gaat hier niet om al die bekende Nederlanders wie is er niet beroemd heden ten dage, ik ken ze allemaal niet, laat staan de dubieuze prestaties die die roem veroorzaken. Het zijn degenen die onvermoeibaar en stilletjes werken aan een betere wereld, die er geen belang aan hechten beroemd te zijn. Die hun werk doen omdat ze dat vanzelfsprekend vinden. Bij dit alles kunnen we een voorbeeld nemen aan de dieren om ons heen, die tot ongekende dingen in staat zijn.

Als ik op weg ben naar verschillende plekken in Nederland, speurt mijn oog altijd naar ooievaars. Mijn hart springt op als ik er een of een paar zie in een weiland, op een lantaarnpaal. Majestueus, rustig spiedend en soms met een machtige spanwijdte zwevend boven het landschap. Een paar jaar geleden zag je ze alleen in de zogenaamde ooievaarsdorpen, nu zijn ze wijdverspreid. En als je dan bedenkt dat die vogels, net als vele andere trekvogels, zonder alle moderne middelen waar wij gebruik van kunnen maken, al sinds mensenheugenis en langer, moeiteloos de hele wereldbol over trekken om te overwinteren waar het warmer is… Ik zocht het even op, er is een vogel, de Noordse Stern, die ieder jaar 90.000 kilometer aflegt om van het gebied rond de Noordpool richting de Zuidpool te vliegen, geen gps, geen stroom, geen batterijtjes… En wat te denken van de kleine, oranje Monarchvlinder, die zijn koninklijke naam eer aandoet, door elk jaar met z’n allen als een oranje wolk op te stijgen om van Mexico naar het noorden te vliegen, naar de VS en Canada en vice versa, vlinders die nog geen gram wegen, vinden moeiteloos hun weg via hun interne klok en de zon. De spreeuwen die zich gezamenlijk in grote, sierlijke zwermen bewegen om aan de roofvogels te ontkomen die op hun beurt beschikken over oren en ogen waar een mens jaloers op zou zijn. De ganzen die zich zonder aangewezen leider in die wonderlijke v-vorm door de lucht bewegen. Je hoeft maar om je heen te kijken of de films van David Attenborough te bewonderen, om je nederig te voelen als mens, vaak zo beperkt en zo onhandig. O ja en dan de stellige gedachte bij veel mensen, dat dieren geen emotie kennen. Nee, dieren huilen niet met tranen, maar vraag het de mensen die hun hart verloren hebben aan een huisdier, troost een dier je niet net wanneer je dat zo nodig hebt? Is het verhaal van de hond die waakt bij het graf van zijn baasje niet vele malen verteld? Een goede boer kent al zijn dieren en weet, dat elk dier een ander karakter heeft. Wie goed is voor dieren en het kleinste dier hoog acht, is over het algemeen een goed mens. Liet Jezus in zijn vertellingen de herder niet op zoek gaan naar dat ene, verdwaalde schaap dat net zo veel waard was als de hele kudde samen? Misschien ben jij dat schaap wel, of ik, dat schaap, dat net even buiten de kudde treedt. Ik herken dat wel… Het leven kan soms zo uitdagend zijn, zo vragend dat de veilige kudde verlaten wel eens nodig of aantrekkelijk is.

Wie het kleine niet eert…, we zijn volgens de bijbel aangesteld als rentmeesters over de aarde en al wat daar op leeft, maar laten we dan ook ons best doen goede rentmeesters te zijn over alles wat ons is toevertrouwd, zoveel schoonheid, zoveel om van te genieten, om van te houden en om te eren en te respecteren. Onze regeringen, onze wetenschappers en CEO’s kunnen het niet alleen, het aanbod begint bij de vraag, dus aan ons is minstens evenveel verantwoordelijkheid te dragen gegeven om naar alles wat wij hebben geërfd, om te zien. En dat hoeft niet altijd alleen maar groots te zijn, dat begint bij het kijken naar de wonderen die we elke dag kunnen aanschouwen met onze eigen ogen. De bloemen die elke zomer weer bloeien, de zaden die ontkiemen, de vogels die fluiten, de hond die je begroet, de kat die weer op je werk ligt, ach, dan ga je eerst maar wat anders doen, de koe in de wei, al die dieren die ons zoveel geven. Laten we ook oog hebben en houden voor de schaapjes, die buiten de kudde treden, die net even anders zijn. Dat zijn geen muizenissen, dat is onze dure en fijne plicht. Een mens te zijn op aarde, een mens met een opdracht, nooit alleen maar met een herder die ons altijd weer zoekt, altijd op ons wacht. Omzien in verwondering, elke dag weer, geen muizenissen, maar visioenen, op weg naar het Koninkrijk van God, we zijn ons kerkelijk jaar ermee begonnen, en we lopen samen stapsgewijs in de goede richting, met vallen en opstaan, maar met het doel voor ogen, het grote doel van Gods vrederijk waar plek is voor al wat leeft, dus ook voor het schaapje dat nog gezocht moet worden. Het wordt gevonden, want niets of niemand zal verloren gaan. Elk schaapje is kostbaar in zijn ogen.