Ich lebe, mein Herze, zu deinem Ergötzen (BWV 145)

Bachs Leipziger tekstdichter Picander publiceerde in 1728 een volledige jaargang cantateteksten die blijkens het voorwoord bestemd waren te worden getoonzet door de unvergleichliche Herrn Capellmeister Bach. We kennen echter slechts tien cantates van Bach op deze teksten, waaronder die voor Derde Paasdag, Ich lebe, mein Herze, zu deinem Ergötzen. Deze cantate zou dus op 19 april 1729 kunnen zijn uitgevoerd. Ze is ons echter niet in het handschrift van Bach overgeleverd, noch kennen we er partijen van die tijdens Bachs leven door kopiïsten zouden zijn vervaardigd. Er bestaat alleen een negentiende-eeuws handschrift waarin de muziek op Picanders teksten wordt voorafgegaan door een koraal (!) en een koor. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat het eerste en uitgesloten dat het tweede deel door Bach zelf is toegevoegd. Waarschijnlijker is dat Carl Philipp Emanuel, die zijn vaders manuscript erfde, of iemand uit diens  omgeving met knip- en plakwerk deze pasticcio-cantate vervaardigde, omdat Picanders tekst slechts tien minuten muziek bevat, erg weinig voor een feestdag. Het koraal (a) is ontegenzeggelijk van J.S. Bachs hand, maar we kennen het slechts uit de vier bundels vierstemmige koralen die C.P.E. in 1784/'87 uit zijn vaders oeuvre samenstelde (BWV 250-438). Het koor is ontleend aan een cantate van Telemann voor Eerste Paasdag 1723 (TWV 1:1350). Door deze omstandigheden werd deze cantate vroeger wel aangeduid met de beginregels van het koraal (Auf, mein Herz, des Herren Tag) dan wel met die van het koor (So du mit deinem Munde bekennest Jesum).

www.eduardvanhengel.nl/werken/BWV_145