BWV 126 - Erhalt uns, Herr, bei deinem Wort

tekst

De anonieme dichter van deze cantatetekst baseerde zich op het koraal ‘Erhalt uns, Herr, bei deinem Wort’. De uit 1542 afkomstige eerste drie strofen van Martin Luther (‘Ein Kinderlied, zu singen, wider die zween Ertzfeinde Christi und seiner heiligen Kirchen, den Papst und den Türchen’) zijn uitgebreid met twee strofen van Justus Jonas (‘Ihr Anschläg, Herr, zurichte mach’ en ‘So werden wir erkennen doch’). In de gezangboeken in Bach’s tijd (o.a. Vopelius en Wagner 1697) werden deze strofen in deze vorm aangetroffen.

In het eerste en derde cantatedeel worden Luthers strofen 1 en 3 onveranderd gebruikt.

De tweede strofe en de beide Jonasstrofen worden in bewerkte versies aangetroffen in de aria’s (delen 2 en 4) en in recitatief nr. 5.

Het slot van de cantate is gebaseerd op het Lutherlied ‘Verleih uns Frieden gnädiglich’ uit 1531 (‘da pacem Domine’).

Bach componeerde deze cantate voor 4 februari 1725. De relatie van de cantatetekst met het evangelie van deze zondag (Sexagesima, Lucas 8:4-15) heeft de tekstdichter niet duidelijk naar voren weten te brengen. De grondgedachte luidt: een bede om het woord van de Heer te ontvangen en ons te beschermen tegen vijanden.

In het openingskoor vervult de trompet een belangrijke rol. Met de in Bach’s tijd beperkte technische mogelijkheden van dit instrument, heeft Bach over een zeer virtuoos speler moeten kunnen beschikken. De sopraanpartij laat ons de koraalmelodie in lange notenwaarden horen, afgewisseld met instrumentale tussenspelen. Op de woorden ‘Mord’ en ‘stürzen’ heeft Bach beeldend gekozen voor snelle, neerwaartse notenslierten.

De volgende aria heeft het karakter van een indringend gebed. In het middendeel gaat de de solopartij van de tenor verrassend over in razendsnelle over nootjes bij de woorden ‘erfreuen’ en ‘zerstreuen’.

In basaria nr. 4 is het dramatische aspect in de tekst (‘stürze zu Boden schwülstige Stolze’) heftig uitgebeeld door de neerwaartse toonladderfiguren in de continuo-begeleiding.

Van de twee recitatieven is deel 3 bijzonder: de recitatiefpartijen zijn, zoals gebruikelijk, eenstemmig, terwijl de koraaldelen in duetvorm worden voorgedragen, waarbij het koraalgedeelte voorkomt in de nieuw ingezette partij.

De cantate wordt afgesloten met en koraal voor koor en orkest.

www.eduardvanhengel.nl/werken/BWV_126