BWV 104 - Du Hirte Israel, höre

tekst

Voor zondag Misericordias Domini


Bach schrijft deze cantate in zijn eerste jaar te Leipzig voor zondag 23 april 1724. In deze compositie wordt op geniale wijze de herderlijke sfeer muzikaal weergegeven, door ritmiek en instrumentatie (driedelig met triolen, en gebruik van hobo’s). In de verschillende kunstvormen bestaat in de barok grote belangstelling voor het platteland, in het bijzonder het herderlijke leven. De rust en het vredige aspect hiervan spreken erg tot de verbeelding. Voor het geloof geldt dat het beeld van de herder perfect van toepassing is op Jezus, die hoedt over zijn kudde.

Het openingskoor (tekst is gebaseerd op psalm 80, vers 2) begint met een instrumentaal gedeelte, waarin meteen de herderlijke elementen hoorbaar zijn: de doorgaande triolen-beweging en de strijkorkestklank tegenover de hobogroep.

De kooropbouw is overwegend homofoon, dat wil zeggen dat de vier koorstemmen gelijk-tijdig dezelfde tekst- en ritmebeweging hebben, hierdoor wordt de tekstuitdrukking benadrukt (“höre”, “erscheine”). Op twee plaatsen gaan de vier koorstemmen er zelf-standig van door (fuga).

Hierna volgt een tenorrecitatief waarbij de afsluiting in een arioso gecomponeerd is (een doorgaande “andante” beweging), toepasselijk op de tekst “Gott ist getreu” (driemaal).

De tenor vervolgt met een aria, hierbij begeleid door twee hobo’s d’amore en basso continuo. Bach benadrukt het woord “bange” met bijzondere begeleidingsakkoorden, en bij “mein Mund schreit” springt de melodie een octaaf naar boven.

Vervolgens luisteren we naar het basrecitatief en de bas-aria. In deze aria, die qua beweging erg aan het openingsdeel doet denken, staat echter niet het smeken centraal, maar de vervulling: nadat Christus is verschenen hebben wij de zekerheid dat God zijn kudde niet in de steek zal laten. Bijzonder fraai is de begeleiding bij de tekst “nach einem sanften Todesschlafe”, waarbij de muziek als het ware stokt, en de harmonie een verrassende wending neemt.

Het koraal voor koor en orkest sluit de cantate af, waarbij Bach de melodie “Allein Gott in de Höh sei Ehr” heeft gebruikt.

www.eduardvanhengel.nl/werken/BWV_104