vaak

vaak. Stemorganen, woord, mond-tot-mondreclame. vahini. Stroom of stroom. Valmiki. De heilige dichter die de Ramayana schreef. vanaprastha. Bosbewoner, kluizenaar; derde van de vier levensfasen. vashatkaara. Een rituele uitroep die wordt uitgesproken aan het einde van een offerlied voor het aanbieden van vuuroffers. Vasishtha. Een van de grootste rishi’s (wijzen) uit de oudheid; priester van het zonneras der koningen; onthuller van verschillende Vedische hymnen. Had een heilige, wensvervullende koe genaamd Nandini. Veda. Kennis, wijsheid. Over het algemeen wordt aangenomen dat deze kennis in de Veda's wordt gegeven. Veda-matha. De moeder die de Veda is. Vedanta. Het betekent ‘het einde van de Veda’s’. Het is de essentie van de Veda’s, vastgelegd in de Upanishads. De filosofie van non-dualisme, of gekwalificeerd non-dualisme, of dualisme gebaseerd op de Upanishadische leringen, wordt met deze term aangeduid. Veda's. De oudste en heiligste van de hindoegeschriften, de belangrijkste bron van autoriteit in de hindoereligie en -filosofie. Er zijn er vier in aantal: de Rig-Veda, Sama-Veda, Yajur-Veda en Atharva-Veda. Veda Vyasa. Een andere naam voor Vyasa. Vedisch. Van uw relatie met de Veda's. vidya. Spirituele opvoeding, spirituele kennis, leren, dat wat verlicht, dat wat licht geeft, het allerhoogste onderwijs. Vishnu. De Instandhouder, de tweede van de hindoe-drie-eenheid van Brahma (de schepper), Vishnu (de instandhouder) en Siva (de vernietiger). visishta-adwaitha. Gekwalificeerd non-dualisme. De leerstelling dat de geest van de mens een gekwalificeerde of gedeeltelijke identiteit met God heeft. viveka. Discriminatie / Onderscheidingsvermogen. Vyasa. Samensteller van Veda's en auteur van de Mahabharatha, Mahabhagavatham en anderen