sacha

sacha. Ledematen, takken. saama, saamana. Bijzonder soort heilige hymne; lied uit Sama-veda; zingen. sadhana. Spirituele discipline of oefening; eigen inspanning. sama. Controle van de zintuigen, vrede, gelijkmoedigheid, rust. Sama. Een naam voor Zon (Aditya), vooral in Sama-veda. Sama, Sama-veda. Verzameling van bepaalde verzen uit de Rigveda, gearrangeerd voor liturgische doeleinden. Samadhi. Letterlijk: totale absorptie. De staat van superbewustzijn die resulteert in vereniging met of opname in de ultieme realiteit, het Atma; perfecte gelijkmoedigheid. De staat die het lichaam, de geest en het intellect overstijgt. In die bewustzijnsstaat verdwijnen de objectieve wereld en het ego en wordt de Werkelijkheid waargenomen of ermee gecommuniceerd, in totale vrede en gelukzaligheid. Wanneer mensen in deze staat hun eenheid met God beseffen, wordt dit nirvikalpa samadhi genoemd. Samamithra. Gelijke Vriend – een naam voor Agni, de God van het Vuur. Sama-samhitha. Sama-veda. Samhitha betekent ‘verzameling’. Samhitha. Verzameling van methodisch geordende verzen of tekst; doorlopende tekst van de Veda’s, zoals gevormd uit de afzonderlijke woorden door middel van juiste fonetische veranderingen. Saraswathi. Godin van kennis en welsprekendheid, een dochter van Brahma. Ook een ondergrondse rivier, afkomstig uit het bovenste stroomgebied van de Indus en bij Prayag of Allahabad uitmondend in de rivieren Ganga en Yamuna. Sathapatha Brahmana. Een van de Brahmana-teksten van de Veda. satwa. Een van de drie guna's (kwaliteiten en karakters) van maya of prakriti. Het is de kwaliteit van zuiverheid, helderheid, vrede en harmonie. Het leidt tot kennis. De mens wordt aangespoord om thamas te overwinnen door rajas en rajas door sathwa en uiteindelijk verder te gaan dan sathwa zelf om bevrijding te bereiken. satwisch. Bijvoeglijke naamwoordvorm van sathwa; sereen, puur, goed, evenwichtig. Shatrughna. Sumitra's zoon, tweelingbroer van Lakshmana en broer van Rama. De naam betekent ‘doder van vijanden’. siddha. Volbracht, bereikt, vervuld, succesvol. Shiva. De vernietiger, de derde van de hindoe-drie-eenheid: Brahma (de schepper), Vishnu (de instandhouder) en Siva (de vernietiger). smrithi. Wetboek; traditioneel recht, geleverd door menselijke auteurs. Srimantha. Welvarend persoon. sruthi. Heilige openbaringen die mondeling door brahmanen van generatie op generatie zijn doorgegeven en die verschillen van traditionele wetboeken (smrithi). Schriftuur van goddelijke oorsprong; Veda; goddelijke woorden bekend door openbaring; datgene wat werd gehoord of beluisterd. Sruthyam. Rijkdom aan intuïtieve wijsheid waardoor de Heer wordt verkregen in overeenstemming met de Veda's. Sukla Yajur-Veda. Een deel van de Yajur-veda, gepromoot door Yajnavalkya. Surya. De zon. Surya. De zonnegod, de vader van de tijd. Een naam voor de zon. Ook zoon van Kasyapa en vader van Manu. swaha. Uitdrukking gebruikt voor voorspoed bij het brengen van offergaven aan goden. Swaaha Devi. De godheid die wordt aangeroepen door het woord swaaha, de vrouw van Agni, de God van het Vuur. Zij is de kracht van de spijsvertering. swaahutham. Goed verteerd, goed opgeofferd. swadha. Zegening gebruikt bij het aanbieden van offergaven aan voorouders. swadhyaya. Studie van religieuze geschriften, vooral de Veda's. Swadhyaya. Een naam voor Veda; zelfstudie; studie van zichzelf. swa-rupa. Vorm, essentiële aard, ware aard van het Zijn, belichaming.