De zwanen
De stad Kampen bezat ''heerlijke rechten'', zoals het zwanenrecht, het recht om zwanen te houden. Jonge zwanen in het buitengebied van de stad konden tot stadszwaan worden verklaard. Stadszwanen werden in de stadsgracht gehouden en verzorgt door een speciaal hiervoor aangestelde ambtenaar, de pluimgraaf. In 1618 kregen de stadszwanen een koperen halsband met daaraan een schildje. Om ze vet te mesten aten de stadszwanen haver, gerst en ander ''mestsaet''. Jacob Hendriksz. Goesdeij leverde in 1624 haver en zaad voor de stadszwanen. De pachters op de stadserven op de Kamper eilanden leverden jaarlijks 27 mud gerst voor het mesten van de stadszwanen.
's Winters werd in de stadsgracht een door een mandenmaker van teen vervaardigde ''schutte'' neergezet om de zwanen de winter door te helpen. Pluimgraaf Peter Bartholomeus ontving in 1619 elf herenponden en zes stuivers voor een ''vierendeel turffs als hij ordinaris jaerlix heft van wegen die swaenen haer water bij wijntertijt toe ontdoyen''. In 1662 had de pluimgraaf een ''swaenehock'' in Brunnepe.
De stadszwanen werden bij bijzondere gelegenheden gegeten. Zwanenvlees was een delicatesse. Tijdens de schepenmaaltijd van 1605 stonden er onder andere twee vette zwanen op het menu. Vanwege hun functie hadden alle leden van het stadsbestuur en de stadssecretarissen elk jaar recht op een zwaan. Stadsbestuurders hadden ook het recht om eigen zwanen in de stadsgracht te houden. Verder werden stadszwanen gebruikt als ''relatiegeschenk''. De drost van Salland kreeg in 1606 zes stadszwanen ter ere van de bruiloft van zijn dochter.
De pluimgraaf
Bij de aanstelling van een nieuwe pluimgraaf in 1654 werd zijn taak uitgebreid omschreven. De pluimgraaf ontving een vast jaarsalaris van tien goudguldens. Hiervoor moest hij het hele jaar opletten dat de zwanen die zich ophielden op de Kamper zanden en wateren door niemand gevangen, geschoten of gestrikt werden. Zo ging in 1619 ''zwaenengreve'' Peter Bartholomeus met zes helpers de zee op om zwanen te zoeken. In het voorjaar moest de pluimgraaf de nesten met eieren en pullen (kuikens) beschermen. Als de jonge zwanen groot genoeg waren moest de pluimgraaf hen ''knoten''. Daarbij werd het voorste lid van de rechter vleugel verwijderd. Hierdoor kon de vogel niet meer vliegen. Voor elk ingeleverd vleugellid kreeg de pluimgraaf drie stuivers. Deze geknote jonge zwanen werden overgebracht naar de stadsgracht. Hiervoor ontving de pluimgraaf zes stuivers per zwaan.
© cultuurZIEN 2019Bronnen:
E.G. Van Vliet, De stad van Avercamp, Kampen in de 17e eeuw, deel 7. Water en wind; leven tussen Zuiderzee en IJssel, Kampen 1999.
Geuje van der Linde, Uit rivier en zee geboren, honderd erven op het Kampereiland 1364 - 2014, IJsselacademie 2015
J.C. Streng, Stemme in staat, de bestuurlijke elite van de stadsrepubliek Zwolle 1579 - 1795, uitgeverij Verloren, Hilverzum 1997
Anton G.M. Heijmerikx, Eten en drinken in de middeleeuwen, stadswandelingenzutphen.nl, 2007
familiejalvinghillebrand.wordpress.com
www.nrc.nl/nieuws/2015/07/23/her-majestys-swans-1520065-a179070