Op de tekening hierboven is helemaal links, met luifel, de stadsstal te zien. De tekening werd gemaakt door A. Beerstraten, ca. 1650.
''keurveulens''
De stad had volgens oud gebruik het recht om uit de veulens die geboren werden op de Kamper eilanden de beste uit te kiezen. Eénmaal tijdens een pachtperiode van tien jaar moest een pachtboer een ''keurveulen'' aan de stad leveren. Het kiezen van de ''keurveulens'' was een jaarlijks terugkerend evenement. Waarschijnlijk ging het om vijf tot zes veulens per jaar. Enkele van de door het stadsbestuur uitgezochte veulens hield men voor de stad. De meeste veulens werden verkocht. In 1606 brachten drie ''keurveulens'' die aan schepen Roelof Steenbergen werden verkocht 27 daalders per stuk op (1 daalder = 30 stuivers).
de paarden
Meestal hadden de stadspaarden geen naam, maar werd een omschrijving gebruikt. Bijvoorbeeld het ''bruyn blest henckstpeerd'', een ''vosse reydtruyne'' of een ''swart colde marrie''. In de winter van 1627 stonden onder andere ''den jongen grauen'' en het paard ''Rapken'' in de stadsstal. De stadspaarden werden behoorlijk afgejakkerd. In 1623 werd ''het vosken'' doodgereden. Minder geschikte of oude paarden werden door verkoop of ruil door betere vervangen.
Waren er voor een klus te weinig stadspaarden, dan moesten de pachters van de stadserven extra paarden leveren. Zonder hiervoor vergoeding te ontvangen. Tussen 1607 en 1616 betaalden de pachters jaarlijks een afkoopsom voor de ''herendiensten'' aan het stadsbestuur. Na protesten werd deze afkoopsom omgezet in het jaarlijks leveren van kalkoenen, kapoenen en andere hoenders voor de schepenmaaltijden.
De stadstal
Het stadsbestuur beschikte meestal over vier rijpaarden en een onbekend aantal tuig- en trekpaarden. Deze waren in de stadsstal aan de stadsmuur achter het Oude Raadhuis ondergebracht en werden verzorgd door een stalmeester. Burgemeester Arent toe Boecop schrijft in zijn kroniek dat de stal daar in 1489 gebouwd werd. De stadsstal had een waterput en een eigen toilet. Rond 1622 kreeg de oude stadsstal een opknapbeurt en werd het dak van nieuwe, geglazuurde pannen voorzien. Hendrick Avercamp, d' stomme, verdiende 12 Carolusguldens ''van twije peerden tho schilderen, opte stadszstal gecomen''. Misschien vervaardigde hij een uithangbord, maar helemaal duidelijk is dit niet.
In de Groenestraat, waar veel meer ruimte was, stond vermoedelijk een bijgebouw van de stadsstal.
De stalmeester
In 1541 werd Sander van Gaelen aangesteld als stalmeester. Hij ontving een jaarsalaris van 30 herenponden en de stad betaalde zijn laarzen (jaarlijks een stel nieuwe), kleding en stalbenodigdheden (bezems, kaarsen, turf). Voor het inhuren van een jongen die hielp bij het werk in de stadsstal, kreeg Sander nog eens 10 herenponden.
Johan Helmersen volgde in 1606 zijn vader Helmer Haesecamp als stalmeester op. Vanaf 1613 moest Johan de vier rijpaarden voor een bedrag van 525 Carolusgulden op eigen kosten van haver en ruwvoer voorzien. Nieuwe bitten, stijgbeugels en sporen moest de stalmeester zelf betalen, het beslaan van de paarden en de hoefijzers en zadels kwamen voor rekening van de stad.
Latere stalmeesters waren onder andere Christopher Bolij (1619), Johan Hendriksen (1620), Johan van Nordhorn en Steven van Lotteringen.
Voor vers gras had de stalmeester in 1631 een eigen stuk grasland buiten de Broederpoort tot zijn beschikken. De stalmeesters vergezelden de stadsbestuurders op hun reizen en moesten hen met andere dienaren onderweg aan tafel bedienen. Op reis waren de stalmeesters bewapend, tot hun uitrusting behoorden twee pistolen. Na 1686 werd de naam stadsstalmeester niet meer gebruikt.
De hoefsmid
De hoefsmid fungeerde in de 17e eeuw ook als paardendokter. Voor zieke paarden had de hoefsmid een ''nooststal'' tot zijn beschikking, waarin de paarden konden worden onderzocht en eventueel behandeld. Noost is een middelnederlands woord dat kwaal, letsel of wond kon betekenen.
© cultuurZIEN 2019Bronnen:
E.G. Van Vliet, Het gebruik van paarden in 17e eeuws Kampen, K.A.92, SNS hc/FransWalkate archief, 1992
Geuje van der Linde, Uit rivier en zee geboren, honderd erven op het Kampereiland 1364 - 2014, IJsselacademie 2015