Naderkomen

Naderen

Het naderen is een dichterbij komen of een nadering tot stand brengen.

Het naderen kan ook het naken of genaken zijn. waarbij men een tijd in het oog houdt die dichterbij of naderbij zal komen.

Men kan ook iets of iemand benaderen of overgaan tot een toenaderen, afkomen op, aankomen, aanwaaien of zelfs toewaaien.

Of het nu aandraaien, aangolven, aanglijden, aanrollen, aanbuiteien, aanhorten of aanrukken wordt, men zal dan een mogelijkheid zien om bijeen te trekken of bij te schuiven. Anderen zullen kunnen zien aanstomen, bijzakken, toekomen of graviteren.

Als men bereid is te naderen zal men kunnen ontmoeten, tegenkomen, samenkomen, gemoeten, iemand treffen, aantreffen, vinden, iemand te (in ’t) gemoet lopen, maar ook op iemand lopen of iemand in het gezicht lopen.

Zo lang men niemand ondersteboven loopt, zal niemand er bezwaar moeten tegen hebben dat je iemand door dichterbij te komen zou tegen het lijf lopen, bejegenen of zou stoten op iemand of iets die je al of niet zou willen zien of treffen. In ieder geval zal je bij het naderen de kans lopen om in aanraking met iemand te komen, tegen te komen, achterop te komen, maar ook iemand of iets zal kunnen inhalen, aanhalen, ach terhalen, rencontrere of iemand onder de ogen zien.

Een Schepper en een schepping

Het Wezen van het Zijn

Zeer vele eeuwen geleden was er niets dan donkerte en chaos. Enkel het Wezen van het Zijn of Wezen was er zoals het altijd er was te Zijn. Dat Zijnde Wezen is daarom ook Het Enige Wezen dat kan zeggen dat Het is Dat Is of "Ik ben die Ben".

“Toen antwoordde God hem: ‘Ik ben die er zijn zal. Zeg daarom tegen de Israëlieten: “IK ZAL ER ZIJN heeft mij naar u toe gestuurd.”’” (Ex 3:14 NBV)

De "Ik Ben" de "Ik ben die Ben" of de "Ik ben die zal Zijn" is de Veroorzaker van alles.

“Dit zegt de HEER, Israëls koning en bevrijder, de HEER van de hemelse machten: Ik ben de eerste en de laatste, er is geen god buiten mij.” (Jes 44:6 NBV)

De Onzichtbare Onvergankelijke en Enige God

Die Onzichtbare Ik ben die Ben heeft later Zijn Naam prijs gegeven en laten weten dat Hij met Zijn Naam als Allerhoogste Schepper moet erkend worden.

“Hij alleen is onsterfelijk en hij woont in een ontoegankelijk licht; geen mens heeft hem ooit gezien of kan hem zien. Aan hem zij de eer en de eeuwige kracht. Amen.” (1Ti 6:16 NBV)

“Aan de koning der eeuwen, de onvergankelijke, onzichtbare en enige God, zij de eer en glorie tot in alle eeuwigheid. Amen.” (1Ti 1:17 NBV)

De Onzichtbare Schepper

De onuitputtelijk Wijselijk Schepper

“In het begin schiep God de hemel en de aarde.” (Ge 1:1 NBV)

“Gedenk daarom je schepper in de dagen van je jeugd-voordat de slechte dagen komen en de jaren naderen waarvan je zegt: In deze jaren vind ik weinig vreugde meer.” (Pre 12:1 NBV)

“Weet je het niet? Heb je het niet gehoord? Een eeuwige God is de HEER, schepper van de einden der aarde. Hij wordt niet moe, hij raakt niet uitgeput, zijn wijsheid is niet te doorgronden.” (Jes 40:28 NBV)

“Ik ben de HEER, jullie Heilige, de schepper van Israël, jullie koning.” (Jes 43:15 NBV)

“Daarom moeten allen die lijden omdat God dat wil, het goede blijven doen en hun leven toevertrouwen aan hem op wie wij mogen vertrouwen omdat hij ons heeft geschapen.” (1Pe 4:19 NBV)

Door dat Onzichtbare Wezen dat er altijd geweest is en nooit zal ophouden te bestaan hebben wij leven. Hij is als Veroorzaker van alles diegene die man en vrouw schiep, zoals Hij ook de elementen in de ruimte, dieren en planten schiep.

“God zei: ‘Er moet licht komen, ‘en er was licht.” (Ge 1:3 NBV)

“6 God zei: ‘Er moet midden in het water een gewelf komen dat de watermassa’s van elkaar scheidt.’ 7 En zo gebeurde het. God maakte het gewelf en scheidde het water onder het gewelf van het water erboven. 8 Hij noemde het gewelf hemel. Het werd avond en het werd morgen. De tweede dag.” (Ge 1:6-8 NBV)

“11 God zei: ‘Overal op aarde moet jong groen ontkiemen: zaadvormende planten en allerlei bomen die vruchten dragen met zaad erin.’ En zo gebeurde het. 12 De aarde bracht jong groen voort: allerlei zaadvormende planten en allerlei bomen die vruchten droegen met zaad erin. En God zag dat het goed was.” (Ge 1:11-12 NBV)

“14 God zei: ‘Er moeten lichten aan het hemelgewelf komen om de dag te scheiden van de nacht. Ze moeten de seizoenen aangeven en de dagen en de jaren, 15 en ze moeten dienen als lampen aan het hemelgewelf, om licht te geven op de aarde.’ En zo gebeurde het.” (Ge 1:14-15 NBV)

God gever van vruchtbaarheid

“20 God zei: ‘Het water moet wemelen van levende wezens, en boven de aarde, langs het hemelgewelf, moeten vogels vliegen.’ 21 En hij schiep de grote zeemonsters en alle soorten levende wezens waarvan het water wemelt en krioelt, en ook alles wat vleugels heeft. En God zag dat het goed was. 22 God zegende ze met de woorden: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk en vul het water van de zee. En ook de vogels moeten talrijk worden, overal op aarde.’ 23 Het werd avond en het werd morgen. De vijfde dag. 24 God zei: ‘De aarde moet allerlei levende wezens voortbrengen: vee, kruipende dieren en wilde dieren.’ En zo gebeurde het.” (Ge 1:20-24 NBV)

“26 God zei: ‘Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken; zij moeten heerschappij voeren over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt.’ 27 God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen. 28 Hij zegende hen en zei tegen hen: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag: heers over de vissen van de zee, over de vogels van de hemel en over alle dieren die op de aarde rondkruipen.’” (Ge 1:26-28 NBV)

“Dit zegt de HEER, die de hemel geschapen heeft-hij is God! -,die de aarde gemaakt en gevormd heeft en die haar heeft gegrondvest- niet als chaos schiep hij de aarde, maar om te bewonen heeft hij haar gevormd: Ik ben de HEER, er is geen ander.” (Jes 45:18 NBV)

“‘U komen alle lof, eer en macht toe, Heer, onze God, want u hebt alles geschapen: uw wil is de oorsprong van alles wat er is.’” (Opb 4:11 NBV)

De Maker en zijn schepselen

Man en vrouw naar evenbeeld van God

Van in het oerbegin kreeg de mens een zekere ereplaats in het heelal. De mens werd eerst naar Gods evenbeeld geschapen met een mannelijke en vrouwelijke vorm.

“26 God zei: ‘Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken; zij moeten heerschappij voeren over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt.’ 27 God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen.” (Ge 1:26-27 NBV)

“Wie bloed van mensen vergiet, diens bloed wordt door mensen vergoten, want God heeft de mens als zijn evenbeeld gemaakt.” (Ge 9:6 NBV)

“Een man mag zijn hoofd niet bedekken omdat hij Gods beeld en luister is. De vrouw is echter de luister van de man.” (1Co 11:7 NBV)

“en de nieuwe mens hebt aangetrokken, die steeds vernieuwd wordt naar het beeld van zijn schepper en zo tot inzicht komt.” (Col 3:10 NBV)

“Hij zei: ‘Hebt u niet gelezen dat de schepper de mens bij het begin mannelijk en vrouwelijk heeft gemaakt?’” (Mt 19:4 NBV)

“Maar al bij het begin van de schepping heeft God de mens mannelijk en vrouwelijk gemaakt;” (Mr 10:6 NBV)

Geschapen met goedvinding

God zou zo maar voor het plezier alles rondom Hem geschapen kunnen hebben. Voor zeker moest Hij het goed vinden, en zo wordt ook aangegeven in het eerste boek van de Bijbel dat God telkens zag dat het goed was.

“Het droge noemde hij aarde, het samengestroomde water noemde hij zee. En God zag dat het goed was.” (Ge 1:10 NBV)

“om te heersen over de dag en de nacht en om het licht te scheiden van de duisternis. En God zag dat het goed was.” (Ge 1:18 NBV)

“En hij schiep de grote zeemonsters en alle soorten levende wezens waarvan het water wemelt en krioelt, en ook alles wat vleugels heeft. En God zag dat het goed was.” (Ge 1:21 NBV)

“God maakte alle soorten in het wild levende dieren, al het vee en alles wat op de aardbodem rondkruipt. En God zag dat het goed was.” (Ge 1:25 NBV)

“God keek naar alles wat hij had gemaakt en zag dat het zeer goed was. Het werd avond en het werd morgen. De zesde dag.” (Ge 1:31 NBV)

Geschapen met opdracht

Dat de mens meer hoorde te zijn dan al het ander geschapene bleek uit de uiting van God dat de mens alles in onderworpenheid kreeg. Zij konden dus hun macht over de andere geschapen elementen uitvoeren, maar moesten wel de aarde bewerken om in hun levensbehoeften te voorzien.

“God zei: ‘Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken; zij moeten heerschappij voeren over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt.’” (Ge 1:26 NBV)

“De dieren die in het wild leven, de vogels van de hemel, de dieren die op de aardbodem rondkruipen en de vissen van de zee zullen ontzag en angst voor jullie voelen-ze zijn in jullie macht.” (Ge 9:2 NBV)

“Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde. Zo ontstonden ze, zo werden ze geschapen. In de tijd dat God, de HEER, aarde en hemel maakte,” (Ge 2:4 NBV)

“7 Toen maakte God, de HEER, de mens. Hij vormde hem uit stof, uit aarde, en blies hem levensadem in de neus. Zo werd de mens een levend wezen. 8 God, de HEER, legde in het oosten, in Eden, een tuin aan en daarin plaatste hij de mens die hij had gemaakt. 9 Hij liet uit de aarde allerlei bomen opschieten die er aanlokkelijk uitzagen, met heerlijke vruchten. In het midden van de tuin stonden de levensboom en de boom van de kennis van goed en kwaad.” (Ge 2:7-9 NBV)

“God, de HEER, bracht de mens dus in de tuin van Eden, om die te bewerken en erover te waken.” (Ge 2:15 NBV)

“18 God, de HEER, dacht: Het is niet goed dat de mens alleen is, ik zal een helper voor hem maken die bij hem past. 19 Toen vormde hij uit aarde alle in het wild levende dieren en alle vogels, en hij bracht die bij de mens om te zien welke namen de mens ze zou geven: zoals hij elk levend wezen zou noemen, zo zou het heten. 20 De mens gaf namen aan al het vee, aan alle vogels en alle wilde dieren, maar hij vond geen helper die bij hem paste. 21 Toen liet God, de HEER, de mens in een diepe slaap vallen, en terwijl de mens sliep nam hij een van zijn ribben weg; hij vulde die plaats weer met vlees. 22 Uit de rib die hij bij de mens had weggenomen, bouwde God, de HEER, een vrouw en hij bracht haar bij de mens. 23 Toen riep de mens uit: ‘Eindelijk een gelijk aan mij, mijn eigen gebeente, mijn eigen vlees, een die zal heten: vrouw, een uit een man gebouwd.’ 24 Zo komt het dat een man zich losmaakt van zijn vader en moeder en zich hecht aan zijn vrouw, met wie hij één van lichaam wordt. 25 Beiden waren ze naakt, de mens en zijn vrouw, maar ze schaamden zich niet voor elkaar.” (Ge 2:18-25 NBV)

Verbreking van vertrouwen

Ook al had de mens een magnifieke wereld rondom zich gekregen en kon hij die Tuin van Eden of dat aardse paradijs zelf beheren, bleek zijn gulzigheid naar gelijke macht en kennis zoals God die mocht hebben, voor hem een letterlijke dooddoener. Want ook al had God hen verboden van de Boom van kennis van goed en kwaad te eten, deden zij een daad van ongehoorzaamheid wat hen die kennis bijbracht maar ook de straf voor hun zonde over hen bracht en daarmee lijden en dood.

“21 En hij schiep de grote zeemonsters en alle soorten levende wezens waarvan het water wemelt en krioelt, en ook alles wat vleugels heeft. En God zag dat het goed was. 22 God zegende ze met de woorden: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk en vul het water van de zee. En ook de vogels moeten talrijk worden, overal op aarde.’” (Ge 1:21-22 NBV)

“26 God zei: ‘Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken; zij moeten heerschappij voeren over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt.’ 27 God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen. 28 Hij zegende hen en zei tegen hen: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag: heers over de vissen van de zee, over de vogels van de hemel en over alle dieren die op de aarde rondkruipen.’ 29 Ook zei God: ‘Hierbij geef ik jullie alle zaaddragende planten en alle vruchtbomen op de aarde; dat zal jullie voedsel zijn. 30 Aan de dieren die in het wild leven, aan de vogels van de hemel en aan de levende wezens die op de aarde rondkruipen, geef ik de groene planten tot voedsel.’ En zo gebeurde het.” (Ge 1:26-30 NBV)

“16 Hij hield hem het volgende voor: ‘Van alle bomen in de tuin mag je eten, 17 maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven.’ 18 God, de HEER, dacht: Het is niet goed dat de mens alleen is, ik zal een helper voor hem maken die bij hem past. 19 Toen vormde hij uit aarde alle in het wild levende dieren en alle vogels, en hij bracht die bij de mens om te zien welke namen de mens ze zou geven: zoals hij elk levend wezen zou noemen, zo zou het heten. 20 De mens gaf namen aan al het vee, aan alle vogels en alle wilde dieren, maar hij vond geen helper die bij hem paste.” (Ge 2:16-20 NBV)

“1 Van alle in het wild levende dieren die God, de HEER, gemaakt had, was de slang het sluwst. Dit dier vroeg aan de vrouw: ‘Is het waar dat God gezegd heeft dat jullie van geen enkele boom in de tuin mogen eten?’ 2 ‘We mogen de vruchten van alle bomen eten, ‘antwoordde de vrouw, 3 ‘behalve die van de boom in het midden van de tuin. God heeft ons verboden van de vruchten van die boom te eten of ze zelfs maar aan te raken; doen we dat toch, dan zullen we sterven.’ 4 ‘Jullie zullen helemaal niet sterven, ‘zei de slang. 5 ‘Integendeel, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, dat jullie dan als goden zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaad.’ 6 De vrouw keek naar de boom. Zijn vruchten zagen er heerlijk uit, ze waren een lust voor het oog, en ze vond het aanlokkelijk dat de boom haar wijsheid zou schenken. Ze plukte een paar vruchten en at ervan. Ze gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en ook hij at ervan. 7 Toen gingen hun beiden de ogen open en merkten ze dat ze naakt waren. Daarom regen ze vijgenbladeren aan elkaar en maakten er lendenschorten van.” (Ge 3:1-7 NBV)

“14 God, de HEER, zei tegen de slang: ‘Vervloekt ben jij dat je dit hebt gedaan, het vee zal je voortaan mijden, wilde dieren wenden zich af; op je buik zul je kruipen en stof zul je eten, je hele leven lang. 15 Vijandschap sticht ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare, zij verbrijzelen je kop, jij bijt hen in de hiel.’ 16 Tegen de vrouw zei hij: ‘Je zwangerschap maak ik tot een zware last, zwoegen zul je als je baart. Je zult je man begeren, en hij zal over je heersen.’ 17 Tegen de mens zei hij: ‘Je hebt geluisterd naar je vrouw, gegeten van de boom die ik je had verboden. Vervloekt is de akker om wat jij hebt gedaan, zwoegen zul je om ervan te eten, je hele leven lang. 18 Dorens en distels zullen er groeien, toch moet je van zijn gewassen leven. 19 Zweten zul je voor je brood, totdat je terugkeert tot de aarde, waaruit je bent genomen: stof ben je, tot stof keer je terug.’” (Ge 3:14-19 NBV)

Door de daad van ongehoorzaamheid verzette de mens zich tegen zijn Maker en werd hun relatie zeer ernstig verstoord. Maar God had hen zo lief dat Hij een oplossing voorzag en hoopte dat de mens terug naar Hem zou keren.

Het is dat vertrouwen in God dat de mensheid terug moet krijgen. Elk individu moet er zelf aan werken hoe hij of zij al of niet in God wil geloven en tot Hem wil komen.

Continu misleiding

Ontstaan van verschillende groepen

Valse leermeesters en geestelijke leiders

Al heel vroeg in de geschiedenis van de volgelingen van de Nazareense Joodse leermeester Jeshua, nu beter gekend onder de naam Jezus Christus, stonden er valse leermeesters op de uitkijk om volgelingen weg te snoepen van de apostelen.

“Want er zullen valse messiassen en valse profeten komen, die indrukwekkende tekenen en wonderen zullen verrichten om ook Gods uitverkorenen zo mogelijk te misleiden.” (Mt 24:24 NBV)

Geestelijke leiders wensten ook hun macht te vergroten en verkozen het zekere tegenover het onzekere.

De Joodse beweging de Weg

De van oorsprong Joodse beweging kreeg ook aandacht van heidenen die zich bij de groep gelovigen wensten aan te sluiten. Hierdoor groeide de beweging De Weg aan en werden meer mensen aangetroffen die Christus volgden en daarom ook 'christenen' werden genoemd.

“met het verzoek hem aanbevelingsbrieven mee te geven voor de synagogen in Damascus, opdat hij de aanhangers van de Weg die hij daar zou aantreffen, mannen zowel als vrouwen, gevangen kon nemen en kon meevoeren naar Jeruzalem.” (Hnd 9:2 NBV)

“en toen hij hem gevonden had, nam hij hem mee naar Antiochië. Een heel jaar lang kwamen ze met de gemeente daar bijeen en gaven ze onderricht aan tal van mensen. Het was in Antiochië dat de leerlingen voor het eerst christenen werden genoemd.” (Hnd 11:26 NBV)

Zij die kozen om de leer van Jeshua (Jezus Christus) te volgen hadden het niet altijd makkelijk. Ze werden bespot en na een tijdje werd het zo erg dat ze achtervolgd werden, gefolterd en zelfs gemarteld tot de dood. Zelfs Saul, de latere apostel Paulus had aan zulk een vervolging mee gewerkt.

“Maar toen sommigen zijn boodschap halsstarrig bleven afwijzen en de Weg bij iedereen belachelijk maakten, vertrok hij en nam de leerlingen met zich mee. Voortaan sprak hij dagelijks in de school van Tyrannus,” (Hnd 19:9 NBV)

“Ik heb de aanhangers van de Weg tot de dood toe vervolgd. Mannen en vrouwen heb ik gevangengenomen en laten opsluiten,” (Hnd 22:4 NBV)

“Maar wel wil ik hier verklaren dat ik overeenkomstig de Weg, die zij een sekte noemen, de God van onze voorouders dien en dat ik geloof in alles wat in de Wet en de Profeten geschreven staat;” (Hnd 24:14 NBV)

Populairdere groepen door opname van gewoonten en gebruiken

De groepen van de Weg groeiden aan, maar ook kwamen er meer groepen waar er een mengvorm van ideeën waren uit allerlei gangbare filosofieën en heidense godsdiensten. Dit bracht teweeg dat er meer populaire groepen ontstonden, omdat ze meer aansloten bij de gebruiken of tradities van vele mensen, en de minder populaire groepen die zich strikter aan de leefregels van Jezus hielden.

Al snel stonden er twee wegen open voor degenen die dat impopulaire geloof omhelsden — vasthouden aan de leringen en beginselen van Christus en de Schrift, die geen geschipper toelieten, of geleidelijk terechtkomen op de brede en gemakkelijke weg van compromissen met de wereld van die tijd.

De geschiedenis van de eerste 400 jaar toont aan welke weg de meerderheid uiteindelijk is ingeslagen.

Verleiding van de filosofie

De geschiedschrijver Will Durant zet uiteen:

„De Kerk nam niet alleen enkele religieuze gewoonten en vormen over die in het voor-Christelijke [heidense] Rome gangbaar waren, — ook de stola en andere kledingstukken van de heidense priesters, het gebruik van wierook en water bij de reinigingen, het branden van kaarsen en het altijd brandende licht voor het altaar, de aanbidding van de heiligen, de bouw van de basilica, het Romeinse recht als basis voor het canonieke recht, de titel van Pontifex Maximus voor de Allerhoogste Priester, en in de Vierde eeuw, de Latijnse taal . . . Spoedig zouden de bisschoppen, meer dan de Romeinse prefecten, in de steden de orde handhaven en de zetel van het gezag vormen; de metropolitanen of aartsbisschoppen zouden de wingewestelijke gouverneurs tot steun zijn, — als zij niet hun plaats innamen; en de Synode van bisschoppen zou de wingewestelijke Vergadering opvolgen. De Romeinse Kerk volgde de voetsporen van de Romeinse staat.”
De geschiedenis der beschaving: Deel III — Caesar & Christus.

Het is verkeerd aan te nemen dat iedereen akkoord ging met de compromissen die met de Romeinse heersers werden gemaakt. Doorheen de eeuwen heen zijn er altijd mensen geweest die trouw wensten te blijven aan de leer van Jezus Christus en diezelfde God wensten, en nog steeds wensen, te aanbidden die Jezus aanbad.

Aangeraden om voorzichtig te zijn

De apostelen konden ook wel zien hoe er mensen waren die gebruik wilden maken van de populariteit van de verrezen heer. De apostel Petrus verzocht de toehoorders voorzichtig te zijn en altijd hun vermogen om helder te denken te gebruiken.

“1 Geliefde broeders en zusters, dit is al de tweede brief die ik u schrijf. Met beide wil ik u tot een helder inzicht brengen, 2 en wel door u te herinneren aan de woorden die de heilige profeten destijds hebben gesproken en aan het gebod van onze Heer en redder dat uw apostelen u hebben doorgegeven.” (2Pe 3:1-2 NBV)

“Geliefde broeders en zusters, u weet van tevoren wat er gaat komen. Wees daarom op uw hoede en laat u niet meeslepen op de dwaalwegen van wettelozen. Laat uw standvastigheid niet varen,” (2Pe 3:17 NBV)

Toen al in de eerste eeuw van deze tijdrekening waren er al mensen die zich lieten meeslepen door de dwaling van personen die de wet trotseerden en maar al te graag om meer volgelingen wensten te hebben, inspeelden op wat mensen graag hoorden. Zelfs hij die eerst de volgelingen van Jeshua had vervolgd, begreep nu hoe er valse beelden waren ontstaan over Jeshua's volgers. Daarom gaf hij de duidelijke raad om niet onder een ongelijk juk met ongelovigen te komen.

“14 Loop niet in een en hetzelfde span met ongelovigen. Wat is de verwantschap tussen gerechtigheid en wetteloosheid? Wat heeft licht met duisternis te maken? 15 Waarin lijken Christus en Beliar op elkaar? Wat hebben een gelovige en een ongelovige gemeen? 16 Wat heeft de tempel van God met afgoden te maken? Wijzelf zijn de tempel van de levende God, zoals God heeft gezegd: ‘Ik zal bij hen wonen en in hun midden verkeren, ik zal hun God zijn en zij mijn volk. 17 Daarom zegt de Heer: Ga weg bij de ongelovigen, zonder je van hen af en raak niets aan dat onrein is. Dan zal ik jullie aannemen” (2Co 6:14-17 NBV)

Verdere afstandsname van de Ware God

Overname van opsmuk van de heidense Romeinse religie

In weerwil van de duidelijke vermaningen van de discipelen van Jezus, namen afvallige christenen uit de tweede eeuw de opsmuk van de heidense Romeinse religie over. Zij keerden zich van hun zuivere bijbelse oorsprong af en bekleedden zich in plaats daarvan met heidense Romeinse kledij en titels en raakten doortrokken van Griekse filosofie.

Professor Wolfson van de Harvard University zet in The Crucible of Christianity uiteen dat er in de tweede eeuw een grote toevloed van „filosofisch geschoolde heidenen” het christendom binnenkwam. Dezen bewonderden de wijsheid van de Grieken en meenden overeenkomsten te zien tussen de Griekse filosofie en de leringen van de Schrift. Wolfson vervolgt:

„Soms brengen zij op diverse manieren tot uitdrukking dat filosofie Gods speciale geschenk aan de Grieken is door middel van de menselijke rede, zoals de Schrift het aan de joden is door middel van rechtstreekse openbaring.”

Hij vervolgt:

„De Kerkvaders . . . zetten zich aan hun stelselmatige onderneming om aan te tonen hoe achter de eenvoudige taal waarin de Schrift zich veelal uitdrukt, de leringen van de filosofen schuilen, verwoord in de duistere technische termen die werden uitgedacht in hun academie, lyceum en stoa [centra voor filosofische discussie].”

Binnendringing van Griekse filosofie en terminologie

Mysterie van een Drievuldige God

Als gevolg van een dergelijke houding konden de Griekse filosofie en terminologie de leringen van de christenheid binnendringen, in het bijzonder waar het de Drieëenheidsleer en het geloof in een onsterfelijke ziel betrof. Zoals Wolfson verklaart:

„De [kerk-]Vaders begonnen in de voorraadschuren van de filosofische terminologie te zoeken naar twee goede technische termen, waarvan de ene gebruikt zou worden om de realiteit van de onderscheidenheid van elk lid van de Drieëenheid als een afzonderlijke persoon aan te duiden en de andere gebruikt zou worden ter aanduiding van hun werkelijke wezenseenheid.”

Zij moesten echter toegeven dat

„de opvatting van een drievuldige God een mysterie is dat niet verklaard kan worden door de menselijke rede”.

Gevaar van bezoedeling

Paulus daarentegen had duidelijk het gevaar van een dergelijke bezoedeling en ’verdraaiing van het goede nieuws’ onderkend toen hij aan de christenen in Galatië schreef en ook de christenen in Kolosse waarschuwde:

„Past op: misschien zal iemand u als zijn prooi wegdragen door middel van de filosofie [Grieks: fi·lo·soʹfi·as] en door ijdel bedrog overeenkomstig de overlevering van mensen, overeenkomstig de elementaire dingen van de wereld en niet overeenkomstig Christus.”“Wees op uw hoede en laat u niet meeslepen door holle en misleidende theorieën die op menselijke tradities zijn gebaseerd en zich richten op de machten van de wereld en niet op Christus.” (Col 2:8 NBV)

“7 Er is geen ander evangelie, er zijn alleen maar mensen die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien. 8 Wanneer iemand u iets verkondigt dat in strijd is met wat ik u verkondigd heb, al was ik het zelf of een engel uit de hemel-vervloekt is hij! 9 Ik heb het al eerder gezegd en zeg het nu opnieuw: wanneer iemand u iets verkondigt dat in strijd is met wat u hebt ontvangen-vervloekt is hij!” (Ga 1:7-9 NBV)

Tussen twee vuren

De Joodse groepering De Weg kreeg het niet makkelijk tussen twee vuren te zitten. Enerzijds waren er Joden die de zuiverheid van de Joodse gemeenschap in gevaar zagen gebracht door heidenen of niet-Joden die zich bij de groep De Weg aansloten. anderzijds waren er diegenen die zich christen noemden maar die Christus als hun god gingen aanbidden wat een doorn is in het oog van elke Jood.

“22 De Joden vragen om wonderen en de Grieken zoeken wijsheid, 23 maar wij verkondigen een gekruisigde Christus, voor Joden aanstootgevend en voor heidenen dwaas.” (1Co 1:22-23 NBV)

Ook tot op vandaag hebben vele Joden het moeilijk om een juiste plaats te vinden maar ook om een juiste plaatsing te krijgen.

Naarmate dat wij dichter bij het Einde der tijden komen kunnen wij ook meer Joden vinden die de Nazarener Jood Jeshua erkennen als die lang beloofde Messias. Voor hun is er dat dilemma van meerdere christenen die een valse godheid aanbidden en waar zij zeker niet van willen weten. Zij willen zich daar zeker van onthouden of distantiëren. Om de reden van de binding van de Heilige Drieeenheid met de christenen, verkiezen zij daarom ook niet bepaald christen genoemd te worden, maar verkiezen zij zo bijvoorbeeld Jeshuaist of Jesjoeaist of Jeshuaan of Jesjoeaan (in Nederland), of (ware) volger van Jeshua genoemd te worden.

Het verhogen van mensen

Gelijkheid van de mens verworpen

Als dienaar voor iedereen klaar staan

De Nazareense Joodse leermeester wees op de hovaardige houding die geestelijke leiders in zijn tijd innamen. Jezus probeerde duidelijk te maken dat ieder mens als evenbeeld van God gerespecteerd moest geworden en dat wij altijd voor iedereen klaar moesten staan om hulp te bieden.

Voetwassing door Jezus

Jezus gaf als voorbeeld aan zijn apostelen aan hoe zij elkaar moesten bedienen en hoe dienstbaarheid een van de tekenen van het geloof moeten zijn. Hij als rebbe of hoofdleraar voelde zich niet te hoog geplaatst om de voeten van zijn leerlingen te wassen. (Johannes 13:1-20)

“4 stond tijdens de maaltijd op. Hij legde zijn bovenkleed af, sloeg een linnen doek om 5 en goot water in een waskom. Hij begon de voeten van zijn leerlingen te wassen en droogde ze af met de doek die hij omgeslagen had. 6 Toen hij bij Simon Petrus kwam, zei deze: ‘U wilt toch niet mijn voeten wassen, Heer?’ 7 Jezus antwoordde: ‘Wat ik doe, begrijp je nu nog niet, maar later zul je het wel begrijpen.’ 8 ‘O nee, ‘zei Petrus, ‘míjn voeten zult u niet wassen, nooit!’ Maar toen Jezus zei: ‘Als ik ze niet mag wassen, kun je niet bij mij horen,‘” (Joh 13:4-8 NBV)

“12 Toen hij hun voeten gewassen had, deed hij zijn bovenkleed aan en ging weer naar zijn plaats. ‘Begrijpen jullie wat ik gedaan heb?’ vroeg hij. 13 ‘Jullie zeggen altijd “meester” en “Heer” tegen mij, en terecht, want dat ben ik ook. 14 Als ik, jullie Heer en jullie meester, je voeten gewassen heb, moet je ook elkaars voeten wassen. 15 Ik heb een voorbeeld gegeven; wat ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie ook doen.” (Joh 13:12-15 NBV)

Verhoging van eigen positie en van leden van hun eigen geestelijke klasse

Maar heel wat geestelijke leiders wensten zich helemaal niet te verlagen tot een dienaar en stonden er op dat zij als een 'hogere' werden erkend. Met de jaren gingen zij zelfs zo ver dat zij mensen van hun geestelijke groep of gemeenschap zodanig gingen verhogen dat zij deze 'heilig' verklaarden en de mensen aanraadden ook tot die overleden geestelijken te bidden. Men kan stellen dat zij zo een soort ondergoden creëerden.

Verder gaven veel geestelijke leiders te kennen dat enkel speciaal opgeleide mensen het recht hadden om te prediken of om over Jezus en God te praten. Zij gaven aan dat het een exclusief recht was en is van priesterschap en de hiërarchie die in het christendom tot ontwikkeling kwam. Wat bij die 'verhoogde geestelijke leiders ook opviel, is dat zij zich dikwijls dingen permitteerden die zij van hun volgelingen niet verdroegen of als zondig betitelden, alhoewel zij er zich zelf aan bezondigden.

Voorbeelden voor de gemeenschap

Vast en zeker kunnen wij zien dat door de eeuwen heen velen van die geestelijke leiders helemaal geen voorbeeld voor een christen kunnen of mochten zijn.

“14 Jullie zijn het licht in de wereld. Een stad die boven op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. 15 Men steekt ook geen lamp aan om hem vervolgens onder een korenmaat weg te zetten, nee, men zet hem op een standaard, zodat hij licht geeft voor ieder die in huis is. 16 Zo moet jullie licht schijnen voor de mensen, opdat ze jullie goede daden zien en eer bewijzen aan jullie Vader in de hemel.” (Mt 5:14-16 NBV)

“13 want er staat: ‘Ieder die de naam van de Heer aanroept, zal worden gered.’ 14 Maar hoe kunnen ze hem aanroepen als ze niet in hem geloven? En hoe kunnen ze in hem geloven als ze niet over hem hebben gehoord? En hoe kunnen ze over hem horen als hij niet verkondigd wordt? 15 En hoe kan iemand verkondigen als hij niet is uitgezonden? Het is zoals geschreven staat: ‘Welkom zijn zij die goed nieuws verkondigen.’” (Ro 10:13-15 NBV)

“erken Christus als Heer en eer hem met heel uw hart. Vraagt iemand u waarop de hoop die in u leeft gebaseerd is, wees dan steeds bereid om u te verantwoorden.” (1Pe 3:15 NBV)

Als raadgevende broeders voor elkaar klaar staan

Gedurende de eerste eeuw, na Jezus’ dood, verrichtten zijn apostelen samen met andere geestelijk bekwame christelijke ouderlingen in Jeruzalem dienst om de christelijke gemeente raad te geven en te leiden. Niemand oefende gezag over de anderen uit, voor hen was er niet een echte hiërarchie, alsook deelde iedereen in de taken die er nodig waren om een gemeenschap draaiende te houden. De taken werden gewoon onderling gedeeld en voorzien naar de mogelijkheden wie ze het best wanneer kon uitvoeren.

“en ze dus de genade onderkenden die mij geschonken was, toen reikten Jakobus, Kefas en Johannes, die als steunpilaren golden, mij en Barnabas de broederhand: wij zouden naar de heidenen gaan, zij naar de besnedenen.” (Ga 2:9 NBV)

Zij die tot de Weg wilden toetreden werden verzocht om zich als broeders en zusters in Christus op te stellen. Tot op de dag van vandaag is dat de vereiste voor een ware volgeling van Christus Jezus.

Thans is de positie van bisschop in de verschillende kerken van het christendom een positie van prestige en macht, die gewoonlijk rijkelijk wordt beloond en dikwijls vereenzelvigd wordt met de elitaire heersende klasse van elke natie. Maar er is een hemelsbreed verschil tussen hun trotse en verheven positie en de eenvoudige organisatie die er onder Christus en de ouderlingen of opzieners van de vroeg-christelijke gemeenten bestond.

Noodzaak van te naderen

Na de verrijzenis en ten hemel opneming van Jezus Christus waren de apostelen op zich aangewezen om mensen bijeen te roepen om te verzamelen in de naam van Christus Jezus.

Een bestuurlijk apparaat voor de dagelijkse regelingen

Van Jezus wijze van omgaan met elkaar hadden zij geleerd hoe ook zij zich dienstbaar moesten opstellen naar anderen toe. Wel waren ze er bewust van dat om tot een goede gang van zaken te komen er een zekere structuur nodig was.

In 49 G.T. rees voor hen de noodzaak in Jeruzalem bijeen te komen om beslissingen te nemen in kwesties die de leden van De Weg of de christenen in het algemeen betroffen. Klaarblijkelijk dienden de apostelen en ouderlingen als een bestuurlijk apparaat voor de overal verspreide christelijke gemeenten.

Het Bijbelse verslag vertelt ons dat er een open discussie was, waarna de apostelen en de oudere mannen [pre·sbuʹte·roi], te zamen met de gehele gemeente, besloten om enkele mannen uit hun midden te kiezen en hen met Paulus en Barnabas naar Antiochíë te zenden.

“22 Daarop besloten de apostelen en de oudsten in overleg met de hele gemeente enkele afgevaardigden met Paulus en Barnabas mee te zenden naar Antiochië. De keuze viel op twee leiders uit de gemeente: Judas, wiens bijnaam Barsabbas luidde, en Silas. 23 Men gaf hun een brief mee met de volgende inhoud: ‘Van de apostelen en de oudsten. Aan hun broeders en zusters in Antiochië, Syrië en Cilicië die uit de heidense volken afkomstig zijn: gegroet!” (Hnd 15:22-23 NBV)

Mensen met ervaring en inzicht voor de dienstregeling

Paulus’ brief aan Timótheüs maakt duidelijk dat de gemeenten opzieners (Grieks: e·piʹsko·pos, waarvan het woord „episcopaal” is afgeleid) hadden die geestelijk gezinde ouderlingen (pre·sbuʹte·roi) waren, mannen die door hun gedrag en hun geestelijke hoedanigheden bekwaam waren om hun medechristenen te onderwijzen. Voor men een taak kon opnemen in de gemeenschap van gelovigen of in de ecclesia, moest men bewezen hebben waardig te zijn voor zulk een functie.

“1 Het is een waar woord: als iemand opziener wil worden, is dat een eerzaam streven. 2 Een opziener moet onberispelijk zijn. Hij kan slechts de man van één vrouw zijn en hij moet sober, bezonnen, gematigd, gastvrij en een goede leraar zijn. 3 Hij mag niet te veel drinken of driftig zijn, maar hij moet vredelievend en vriendelijk zijn, en niet geldzuchtig. 4 Hij moet zijn huisgezin goed leiden en op een waardige manier gezag over zijn kinderen uitoefenen. 5 Als iemand geen leiding kan geven aan zijn huisgezin, hoe zou hij dan voor de gemeente van God kunnen zorgen? 6 Hij mag ook niet iemand zijn die net bekeerd is; anders raakt hij verblind en valt hij ten prooi aan de duivel. 7 Verder moet hij buiten de gemeente een goede reputatie hebben, zodat hij niet in opspraak komt en door de duivel wordt gestrikt.” (1Ti 3:1-7 NBV)

“Oudsten die goed leiding geven moeten dubbel worden beloond, vooral degenen die zich veel moeite geven voor de prediking en het onderricht.” (1Ti 5:17 NBV)

Opvallend bij die gemeenschappen van eerste christenen is dat deze mannen en vrouwen die bepaalde taken op zich namen geen afzonderlijke klasse van geestelijken vormden. Zij droegen geen onderscheidende kledij. Wel kan er vna hen gezegd worden dat het hun geestelijke gezindheid was die zich onderscheidde van anderen en de inzet die zij wensten te geven voor het vormen van gemeenschappen of ecclesiae. Zo ontstonden taken die men toeschreef aan mensen die al een tijdje deel uit maakten van de groep van gelovigen. Het waren niet bepaald nieuwelingen die deze verschillende taken op zich namen, maar mensen met langere tijd van dienst, of 'ouderlingen'. In feite had elke gemeente een lichaam van ouderlingen (opzieners), en niet een monarchaal eenmansbewind.

“Vanuit Milete stuurde hij iemand naar Efeze met het verzoek aan de oudsten van de gemeente om bij hem te komen.” (Hnd 20:17 NBV)

“Van Paulus en Timoteüs, dienaren van Christus Jezus. Aan alle heiligen in Filippi die één zijn in Christus Jezus, en aan hun opzieners en dienaren.” (Flp 1:1 NBV)

Zo regelden de gemeenschappen onderling de taken voor hun eigen groepen en was er niet bepaald een overkoepelend orgaan of 'priesterlijke rangorde' zoals er later bij bepaalde kerken van het christendom ontstond.

Naderen tot God via hogepriester Jezus

Wereldse priesters en pausen niet nodig om tot God te naderen

In het christendom heeft men bij verschillend groepen de mensen doen geloven dat zij enkel via die (deze of gene) Kerk tot God konden of kunnen komen. Niets is minder waar.

Eerst en vooral is het God die mensen tot Zich roept. Elke mens kan zelf de Roep van God al of niet horen en er al of niet op in gaan. Men is niet geroepen tot God om dan een slaaf te zijn van menselijke of geestelijke leiders. Christus Jezus, de zoon van God is juist gekomen om alle ketens te verbreken en aan slavernij een einde te maken.

“Wie hij hiertoe heeft bestemd, heeft hij ook geroepen; en wie hij heeft geroepen, heeft hij ook vrijgesproken; en wie hij heeft vrijgesproken, heeft hij nu al laten delen in zijn luister.” (Ro 8:30 NBV)

“God, door wie u geroepen bent om één te zijn met zijn Zoon Jezus Christus, onze Heer, is trouw.” (1Co 1:9 NBV)

“Broeders en zusters, u bent geroepen om vrij te zijn. Misbruik die vrijheid niet om uw eigen verlangens te bevredigen, maar dien elkaar in liefde,” (Ga 5:13 NBV)

“één lichaam en één geest, zoals u één hoop hebt op grond van uw roeping,” (Efe 4:4 NBV)

Als volgers van Jezus Christus zijn wij mensen die als broeders en zusters deel willen uitmaken van één lichaam waar Jezus de hoeksteen en hoofd van is.

“Daarop zei Jezus tegen hen: ‘Hebt u dit nooit in de Schriften gelezen: “De steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden. Dankzij de Heer is dit gebeurd, wonderbaarlijk is het om te zien.”” (Mt 21:42 NBV)

“Kostbaar is hij voor u, die erop vertrouwen. Voor wie er niet op vertrouwen, geldt echter: ‘De steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden.’” (1Pe 2:7 NBV)

Naderen tot God via spreken of bidden tot God met een Gebed

In vele godsdienstgroepen, zij het die tot het Jodendom, Christendom of de Islam behoren maar ook in heidense religies vindt men een meerderheid van mensen die trachten dichter tot hun God of goden te komen door hen een dienst aan te bieden, of door offergaven of door gebed.

Velen streven er naar om dichter bij Dé Hogere Macht te geraken. Hiertoe vinden zij het gebed een ideaal middel om aan te voelen dat zij met hun God in contact zijn. Gebed is wel beschreven als

„een handeling waardoor de mens in contact treedt met het heilige — God, de goden, het rijk van het transcendente of bovennatuurlijke machten” (The New Encyclopædia Britannica).

Sommigen die zich in gebed tot God wenden, denken echter alleen in termen van wat het hun kan opleveren. Vaak zien wij mensen pas in gebed treden als zij geconfronteerd worden met problemen en dingen willen opgelost krijgen.

Geen leeg ritueel

Om te bidden gaan veel mensen over om bepaalde rituelen uit te voeren of bepaalde hulpmiddelen te gebruiken, zoals bijvoorbeel gebedsparels (zoals paternosters) of kransen, of gebedstrommels en gebedswimpels.

Gebed hoort geen leeg ritueel te zijn, noch kan het louter een middel zijn om iets te krijgen. Een belangrijke reden om ons tot God te wenden, is om een hechte band met Hem te krijgen. Onze gebeden dienen daarom tot Jehovah God gericht te worden. Wij mogen er namelijk op aan dat Jehovah God bereid is om te luisteren naar diegenen die Hem aanroepen. Net als God bereid is om gul te zijn voor hen die Hem aanbidden.

“15 Allen zien hoopvol naar u uit, u geeft brood, op de juiste tijd. 16 Gul is uw hand geopend, u vervult het verlangen van alles wat leeft. 17 Rechtvaardig is de HEER in alles wat hij doet, zijn schepselen blijft hij trouw. 18 Allen die hem aanroepen is de HEER nabij, die hem roepen in vast vertrouwen. 19 Hij vervult het verlangen van wie hem eren, hij hoort hun klacht en komt te hulp. 20 De HEER waakt over wie hem liefhebben, maar wie hem afwijzen, vaagt hij weg.’” (Ps 145:15-20 NBV)

“Want welk volk, hoe groot ook, heeft goden zo dichtbij als wij de HEER, onze God, telkens als wij hem om hulp roepen?” (De 4:7 NBV)

“(34:19) gebroken mensen is de HEER nabij, hij redt wie zwaar wordt getroffen.” (Ps 34:18 NBV)

Naderen tot God zodat Hij u ook kan naderen

Als men God wil naderen moet er bereidwilligheid zijn om Hem werkelijk tegemoet te treden door te voldoen aan Zijn normen en waarden. Men kan moeilijk verwachten dat iemand vriendschapbanden zou aanleggen met iemand die tegen hem is of allemaal dingen doet waarmee die persoon niet akkoord kan mee gaan. Zo is het ook met God. Vriendschap aan gaan met God verlangt een leven dat in overeenstemming is met Gods verzoek tot waardigheid.

“Nader tot God, dan zal hij tot u naderen. Reinig uw handen, zondaars; zuiver uw hart, weifelaars.” (Jak 4:8 NBV)

“Ik heb je misdaden als een wolk doen verdampen, je zonden als de ochtendnevel. Keer terug naar mij: ik zal je vrijkopen.” (Jes 44:22 NBV)

“Zoek de HEER nu hij zich laat vinden, roep hem terwijl hij nabij is.” (Jes 55:6 NBV)

Redding van zonde en ongerechtigheid

Mensen redden van zonde en ongerechtigheid is het fundamentele, bevrijdende werk van Jezus. Hij voorzag de weg of open pad naar God. Hij maakte ons vrij van de zonde, maar hierbij moeten wij wel inzien dat wij ons dan ook als leden van gerechtigheid aan elkaar en God moeten aanbieden.

“Wij zijn dus als rechtvaardigen aangenomen op grond van ons geloof en leven in vrede met God, door onze Heer Jezus Christus.” (Ro 5:1 NBV)

Nu zijn we vrij zijn gemaakt om te groeien in een leven van rechtvaardigheid kunnen wij ook vrijuit tot God praten en onze grieven aan Hem voorleggen. Maar onze hernieuwde vrijheid is niet enkel voor persoonlijke verwennerij. Het is voor het dienen van de Allerhoogste.

Bescherming onder Christus

Als volgers van Jeshua, Jezus Christus, vallen wij onder zijn vleugels van bescherming en kunnen wij genieten van het redden van zelfredzaam streven om een ​​leven van godsvrucht en liefdevolle dienstbaarheid te ontwikkelen. dit wordt bereikt door het werk van de Heilige Geest (de Kracht van God). als wij om Die Kracht verzoeken kan de Elohim de wet van de Geest van leven in Christus Jezus ons ook doen vrijmaken van de wet van zonde en dood.

“De wet van de Geest die in Christus Jezus leven brengt, heeft u bevrijd van de wet van de zonde en de dood.” (Ro 8:2 NBV)

Zo kunnen wij als we nederig afhankelijk zijn, het leven dat in Christus Jezus is nu al aanvoelen. Dit bevrijdt ons van de neiging om te vertrouwen op vleselijke menselijke hulpbronnen, die ontoereikend zijn (vanwege zonde en spirituele dood). Het geeft dan ons ook de volledige kracht om op Jezus en onze hemelse Vader te vertrouwen.

Mantel van dienstbaarheid voor God

Als wij willen naderen tot God moeten wij Hem eerst en vooral aanzien als 'Onze God' en in bijzonderheid als Dé Enige Ware God. Hij dult namelijk geen andere goden naast Hem.

Jezus heeft ons een 'mantel van vrede' aangeboden. Deze mag door ons niet als een mantel voor ondeugd gebruikt worden, maar als dienstknechten van God.

“Leef als vrije mensen, en verschuil u niet achter uw vrijheid om u te misdragen, maar handel als dienaren van God.” (1Pe 2:16 NBV)

Besef hebbend van de onder Christus verworven vrijheid, kunnen we onze vrijheid gebruiken om liefdevol anderen te dienen.

“Broeders en zusters, u bent geroepen om vrij te zijn. Misbruik die vrijheid niet om uw eigen verlangens te bevredigen, maar dien elkaar in liefde,” (Ga 5:13 NBV)

In ons gebed komt het er dan ook op aan ons niet te laten verleiden om tot de bevrediging van onze eigen verlangens te komen. Zo zal het gebed niet als een kans voor het vlees zijn maar een spirituele gebeurtenis die ons innerlijke verrijkt en ons ook zal helpen om voor anderen klaar te staan en te dienen door liefde.

Bij het bidden tot God moeten wij er ons ook bewust van zijn dat wij Die Enige Ware God aanspreken, Die de macht heeft ons voor struikelen te behoeden en ons onberispelijk en juichend van vreugde voor Zijn majesteit te laten verschijnen.

“(24-25) De enige God, die de macht heeft u voor struikelen te behoeden en u onberispelijk en juichend van vreugde voor zijn majesteit te laten verschijnen, die ons redt door Jezus Christus, onze Heer, hem behoort de luister, de majesteit, de kracht en de macht, vóór alle eeuwigheid, nu en tot in alle eeuwigheid. Amen.” (Jds 1:24 NBV)

Nabijheid van diegenen die God aanroepen

Wij mogen er gerust van zijn dat

Jehovah nabij allen is die Hem aanroepen,

zoals de psalmist David kenbaar maakte (Psalm 145:18). Diegene die Zijn schepselen ook nabij wil zien, nodigt ons uit in een vreedzame verhouding met Hem te komen. Zelfs al hebben wij gezondigd, als wij daar spijt van hebben, mogen wij er op rekenen dat Jezus ons heeft witgewassen en ons heeft vrij gekocht. Maar dan mogen wij niet koppig blijven vasthangen aan menselijke tradities en filosofieën. Onze stappen tot het naderen van God vragen wel de inzet om ook naar Hem te luisteren en niet enkel te willen dat Hij naar jou zou luisteren. Het gebed is een twee-wegen stelsel. Het moet een uiting zijn van het willen in gesprek treden met de ander, tot Wie men bidt. Als wij naast ons gebed ook luisteren en in gaan op de antwoorden kunnen wij rekenen op de zegeningen die van bovenaf komen.

“18 De HEER zegt: Laten we zien wie er in zijn recht staat. Al zijn je zonden rood als scharlaken, ze worden wit als sneeuw, al zijn ze rood als purper, ze worden wit als wol. 19 Als je weer naar mij wilt luisteren, zal het beste van het land je ten deel vallen. 20 Als je koppig bent en niet wilt luisteren, zul je vallen door het zwaard. De HEER heeft gesproken.” (Jes 1:18-20 NBV)

“En omdat u hem gehoorzaamt, zullen u deze zegeningen toevallen:” (De 28:2 NBV)

“Je zult weer volop te eten hebben, meer dan genoeg, en je zult de naam van de HEER, je God, prijzen, want ik heb wonderbaarlijk met jullie gehandeld; nooit zal mijn volk weer te schande gemaakt worden.” (Joe 2:26 NBV)

Toevlucht en waar geluk te vinden bij Jehovah God

Ja, degenen die aan Gods uitnodiging om Hem naderbij te komen, gehoor geven, stemmen in met de psalmist die zei:

“Bij God te zijn is mijn enig verlangen, mijn toevlucht vind ik bij God, de HEER. Van al uw daden zal ik verhalen.” (Ps 73:28 NBV)

Het naderen tot God is niet enkel goed voor die koning David en de profeten die God de wereld heeft geschonken. Het is ook voor u als u God wil naderen, omdat degenen die tot Jehovah God naderen, zich in waar geluk en vrede van de geest zullen verheugen.

“(65:5) Gelukkig wie door u gekozen is en u mag naderen, hij mag wonen in uw voorhoven. Wij genieten het goede van uw huis, het heilige van uw tempel.” (Ps 65:4 NBV)

“laten we God dan naderen met een oprecht hart en een vast geloof, nu ons hart gereinigd is, wij van een slecht geweten bevrijd zijn en ons lichaam met zuiver water is gewassen.” (Heb 10:22 NBV)

“Nader tot God, dan zal hij tot u naderen. Reinig uw handen, zondaars; zuiver uw hart, weifelaars.” (Jak 4:8 NBV)

Aanvullende teksten over het Wezen dat Het "Ik ben die Ben" is

  1. Het begin van alles

  2. Van chaos naar ordelijkheid

  3. Is daar een veroorzaker van alles

  4. Bestaan en moeilijke herkenning van het Hoogste Godheidswezen

  5. Schepper en Blogger God 5 Te Vertellen zaken

  6. Schepper en Blogger God 10 Een Blog van een Boek 4 Luisteren naar Blogger

  7. Hashem השם, Hebreeuws voor "de Naam"

  8. God over zijn Naam יהוה

  9. Ik ben die ben Ehyeh-Asher-Ehyeh אהיה אשר אהיה

  10. Al-Fatiha [The Opening/De Opening] Süra 1:1-3 In the name of Allah the Merciful Lord Of The Creation

  11. Al-Fatiha [De Opening] Surah 1: 1-7 Hulp van God onze Schepper

  12. Hoe leest u?: “Ik ben aan Abraham, Isaak en Jakob verschenen als God de Almachtige, maar met mijn naam JHWH ben Ik hun niet bekend geweest.”

  13. Om te onthouden (of niet te vergeten): God is!

  14. Belangrijkheid van Gods Naam

  15. Heer, Yahuwah, Yeshua of Yahushua

  16. Jehovah Yahweh Gods Name - Gods Naam

  17. Archeologische vondst omtrent de Naam van God YHWH

  18. Gebruik van Jehovahs naam

  19. Aanroepen van Gods Naam

  20. De naam van Jehovah gebruikend maar geen getuigen met die naam

  21. Use of /Gebruik van Jehovah or/of Yahweh in Bible Translations/Bijbel vertalingen

  22. De NIV en de Naam van God

  23. Getuig van een levende God en zijn zegeningen voor jou

  24. Breng glorie aan Jehovah God de Allerhoogste

  25. Prijs en zeg dank tot God de Allerhoogste

  26. Ek sal u prys, o Jehovah, met my hele hart

  27. Looft Jehovah

  28. Begrijpend Zingen: Psalm 8: Heerschappij mens en luister

  29. Begrijpend zingen: Psalm 19 De hemelen vertellen Gods eer

  30. Een Naam voor een God #9 Vals geloof gevoed door vrees

  31. Op zoek naar antwoorden op de vraag Is er een God # 2 Pantheon van goden en feesten

  32. Schriftwoord door God geïnspireerd bruikbaar voor onderricht en toerusting

  33. Wat is het geslacht van God

  34. Filosofen, theologen en ogen naar de ware kennisgever van bestaan van God

  35. Vertrouwen, Geloof, Roepen en Toeschrijving aan Jehovah #2 Aanroepen van de Naam van God

  36. Vertrouwen, Geloof, Roepen en Toeschrijving aan Jehovah #3 Stem van God #1 Schepper en Zijn profeten

  37. Vertrouwen, Geloof, Roepen en Toeschrijving aan Jehovah #3 Stem van God #2 Instructies en Wetten

  38. Vertrouwen, Geloof, Roepen en Toeschrijving aan Jehovah #5 Gebed #2 Getuigen zonder taalbarrieres

  39. Vertrouwen, Geloof, Roepen en Toeschrijving aan Jehovah #7 Gebed #5 Luisterend Oor

  40. Vertrouwen, Geloof, Roepen en Toeschrijving aan Jehovah #11 Gebed #9 Heiliging van Dé Naam

  41. Vertrouwen, Geloof, Roepen en Toeschrijving aan Jehovah #13 Gebed #11 Naam om apart geplaatst te worden

  42. Vertrouwen, Geloof, Roepen en Toeschrijving aan Jehovah #14 Gebed #12 De andere naam

  43. Vertrouwen, Geloof, Roepen en Toeschrijving aan Jehovah #15 Expositie voor de Schepper

  44. Fundamenten van het Geloof: De goedertierenheid van God

  45. Fundamenten van het Geloof: De lankmoedigheid van God

  46. Fundamenten van het Geloof 2: De levende en waarachtige God

  47. Fundamenten van geloof 3: De Persoonlijkheid van God

  48. De Almachtige God der goden, groter dan en hoog verheven boven alle goden

  49. Bijbel, Gods Woord tot opvoeding (NBG51)

  50. Bijbel, Gods Woord ingegeven nuttig tot lering, tot bestraffing, tot verbetering en tot onderwijzing

  51. Bijbel, zwaard van de Geest in de eenheid van het geloof en van de kennis van de Zoon van God om tot een volkomen mens te komen

  52. Jehovah God Maker van het universum gediend door een getraind leger

  53. El Shaddai Die verscheen voor Abraham

  54. De man die wij als Aartsvader van ons geloof aanschouwen #1 Hebreeuwse Geschriften

  55. Gedachte bij de Bijbellezing van 27 december: Elihu verklaart de majesteit van God

  56. Waarom doen we niets aan de oorzaak?

  57. Gedachte voor 2 januari 2018

  58. Gedachte voor vandaag “Dwaasheid en slechtheid van de mens” (06 januari)

  59. Gedachte voor vandaag “Geloof in moeilijke tijden” (14 januari)

  60. Eerste gedachte voor vandaag “De wereld is misschien slecht” (16 januari)

  61. Want het is geen leeg woord

  62. Zonder God geen reden, geen doel, geen hoop

  63. Overdenking: Gemeenschap met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus

  64. Het begin van Jezus #3 Voorgaande Tijden

  65. Lam van God #2 Tegenover onschuldig dier een onschuldig man #1

  66. God is een verhaal #2 Voorgangers niet gediend met een Enige God

  67. Onwetendheid, wettigheid en zondigheid

  68. Keuze van levende zielen tot de dood

  69. Zuiverheid en verantwoordelijkheid van leden en leiders in een gemeenschap

  70. Naam gebruikers

  71. Jesjoea … wie bent u?

  72. Hoeft men Jood te zijn of niet om waardige volgeling van Jezus Christus te zijn 2 Verbondswetten

  73. Goed Nieuws brengen met en door voorbeeld

  74. Moeten Christenen over zich heen laten walsen

Aanvullende lectuur over de Weg

  1. Gesproken Woord zodat een mens zou weten

  2. Bijbel Woord van God tot lering en opvoeding

  3. Woord zonder boeien vol van kracht

  4. Bijbel uitzonderlijk Boek van boeken waar niets van weggenomen mag of toegevoegd worden

  5. Met de Bijbel hoort eer aan God gegeven te worden en niet aan mensen

  6. Uitdagende vordering 1 Wiens Woord

  7. Vertrouwen, Geloof, Roepen en Toeschrijving aan Jehovah #3 Stem van God #4 Stem in het Schrift

  8. Schepper en Blogger God 4 Verklarende Stem

  9. De Schepper God wil gevonden worden

  10. Geloof in God

  11. Kerk en geloof

  12. Jehovah steile rots en vesting, bron van inzicht

  13. Missionaire hermeneutiek 4/5

  14. De Weg naar God

  15. Jezus is de Weg naar God

  16. Kruispunt

  17. Broeders en Zusters in Christus door de eeuwen heen #1 Abraham de aartsvader

  18. Wereld waarheen #3 – de wortelscheut van David

  19. Het begin van Jezus #7 Een Nieuwe Adam, zoon van Abraham

  20. Het begin van Jezus #8 Beloofde Gezalfde zoon van God

  21. Jezus van Nazareth #3 De Zoon van God

  22. Jezus van Nazareth #5 Zijn Unieke persoonlijkheid

  23. Jezus van Nazareth #6 Zijn unieke macht

  24. De Knecht des Heren #5 De Gezalfde gezant

  25. Offers van mensen onvolkomen tegenover het volmaakte slachtoffer door God te leveren 3 Leven, straf, dood en stof

  26. Verwaarloosde geboortedag en sterfplaats 1 Rabbijn Jeshua en Romeinse weerstand

  27. Redding, vertrouwen en actie in Jezus #1 Bedekking Lijden

  28. Dienaar van zijn Vader

  29. Een koning die zijn onderdanen wetten oplegt waarvan hij weet dat zij zich er nooit aan kunnen houden

  30. De zoeker naar God en wereldse schatten

  31. Getuigen voor God of voor Christus

  32. Kan men God zoeken en ervaren

  33. Is er een verbinding tussen God en mens?

  34. Jezus volgen

  35. Volgelingen van Jeshua (Jezus Christus)

  36. Hoeft men Jood te zijn of niet om waardige volgeling van Jezus Christus te zijn 1 Begin jaren

  37. Hoeft men Jood te zijn of niet om waardige volgeling van Jezus Christus te zijn 2 Verbondswetten

  38. Hoeft men Jood te zijn of niet om waardige volgeling van Jezus Christus te zijn 3 De Weg – een Joodse sekte

  39. Hoeft men Jood te zijn of niet om waardige volgeling van Jezus Christus te zijn 4 Trinitariërs en Niet-trinitariërs

  40. Joodse Wetten en Wetten voor Christenen

  41. Religie, Wet en leven

  42. Zoek en vind de Open Weg

  43. Hoe leest u? Het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan, dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan

  44. Hoe leest u? Om het koninkrijk van God binnen te gaan

  45. Gods vergeten Woord 26 Epiloog

  46. Kleurblindheid en verkeerscode

  47. 2020 jaar geleden werd de weg geopend

  48. Verzoening en de gekochte race

  49. Eerste Eeuw van het Christendom

  50. Wanneer u een ware volger van Jezus wil zijn #1 Geestelijke ondersteuning

  51. Wanneer u een ware volger van Jezus wil zijn #2 Christenheid tegenover christendom

  52. Wanneer u een ware volger van Jezus wil zijn #3 Groeiende beweging uit Joodse sekte De Weg

  53. Wanneer u een ware volger van Jezus wil zijn #4 Openbare prediking en Wederdopers

  54. Wanneer u een ware volger van Jezus wil zijn #5 Volgers van een godheid Jezus of navolgers van de ware Jezus

  55. Wanneer u een ware volger van Jezus wil zijn #6 Volgers van de ware Jezus zijn volgers van Jeshua of Jeshuaisten

  56. Verhouding met onze omgeving

  57. Schapen en bokken 2 Bruikbaar en onbruikbaar – Goede en slechte daden

  58. Samen deel uitmakend van het Lichaam van Christus

  59. Valse profeten en leraren als roofzuchtige wolven in schaapskleren #3 Van een bepaalde wereld zijnde

  60. Broeders en Zusters in Christus door de eeuwen heen #3 De Weg

  61. Broeders en Zusters in Christus door de eeuwen heen #4 Volgelingen van Jezus

  62. Constantijn, een wrede sociopaat die de gelovigen in een Godmens aan zijn zijde brengt en een christelijke kerk schept

  63. Hoogdag voor vele protestanten

  64. Reformatie bracht niet direct een uitgestoken hand naar Joden

  65. Na 2020 jaar

  66. Geen plaats voor Jezus volgende Joden in Nederlandse Kerk noch in Israël

  67. Joden uitvinders van hoop

  68. Een heiden of niet-Jood en de mozaïsche wet

  69. Noahide-wetten of Noachitische geboden - zeven geboden die op de hele mensheid rusten

  70. Veranderingen in het overblijfsel van Joodse gelovigen

  71. Woorden als wapen om te getuigen

  72. Getuigenis afleggen

  73. Getuigen voor Joden

  74. Getuige zijn voor niet-Joden

  75. Messiaans, Joods of Christen

  76. Een misverstand over het Messiaans Jodendom

  77. De Messiaanse beweging onder de loep

  78. Verschil tussen Messiaans Jodendom, Jeshuaisme of Jesjoeaïsme, Christendom en Christenheid

  79. Betreft het specifieke geloof in het Jeshuaisme

  80. Jesuaisten, Jeshuanen of Jesjoeanen, Messiasbelijdende Joden, Messiaansen en Christenen

  81. Wie of wat is een Jeshuaist of Jesjoeaist?

  82. Jeshuaisten dragers van de naam van Christus

  83. Jeshuaisme voor de gehele wereld.

  84. De weg ten leven

  85. Wanneer men geloof gevonden heeft door de studie van de Bijbel moet men werken van geloof verwezenlijken

  86. Geloof dat stenen verplaatst

  87. Wanbegrip