Christenen
Christenen met vele eigen symbolen en kenmerken
In de wereld zijn er heel wat mensen die zich Christen noemen. Men mag deze echter niet allemaal op één gelijke leest schoeien.
In het Christendom, de meest beoefende religie ter wereld, zijn er heel wat verschillen en heel wat uiteenlopende Christelijke groepen met hun eigen uiteenlopende leerstellingen zo wel eigen voorkeur symbolen en gebruiken.
Jezus de lang geleden aangekondigde Redder voor allen, de Immanuel, Jeshua de Christus
De Joden kenden de oudtestamentische profetieën, die spraken over de zegeningen van de Messias over hun volk.
Lukas verzekerde zich er van dat niet alleen de Joden, maar ook zijn Griekse publiek zou begrijpen dat de Nazareense leermeester Jeshua diegene was die eertijds werd aangekondigd als de te komen Redder. Hij tekende ook op hoe de jonge vrouw Miriam, nu beter gekend onder de naam Maria (of als de maagd Maria of Onze Lieve Vrouw) op de hoogte werd gebracht dat zij de eer had gekregen dit kind in haar moederschoot te dragen.
“30 Maar de engel zei tegen haar: ‘Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. 31 Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen. 32 Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven. 33 Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.’ 34 Maria vroeg aan de engel: ‘Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog nooit gemeenschap met een man gehad.’ 35 De engel antwoordde: ‘De heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God.” (Lu 1:30-35 NBV)
De in Bethlehem (de stad van David) geboren verre nakomeling van Koning David had eerst een eenvoudig leven in Nazareth, bij zijn wereldse vader en moeder [Josef ben Dovid (of Jozef) en Myriam (Miriam)].
Als een geboren en getogen Jood vertoefde Jezus, wiens naam eigenlijk Jeshua is, hoofdzakelijk onder Joden.
Acht dagen na zijn geboorte werd hij opgedragen in de tempel en werd zijn voorhuid weggesneden als onderdeel van de bevestiging deel uit te maken van het Volk van God. Daar verkreeg hij ook de naam Jahushua (Yahushua, Yehushua, Jehoshua) wat betekend "Ya redt" en staat voor "Jehovah redt", verkort als roepnaam Jeshua, de Immanuel of "God met ons" en sprekende in naam van Jehovah, welke genaamd was van de engel, eer hij in het lichaam van Maria ontvangen was. In de tempel van Jeruzalem gaf een rechtvaardig en godvrezende Simeon, die de vertroosting van Israël verwachte, een Goddelijke openbaring dat hij de dood niet zou zien eer hij de Christus, de gezondene van Jehovah zou zien.
“21 Toen er acht dagen verstreken waren en hij besneden zou worden, kreeg hij de naam Jezus, die de engel had genoemd nog voordat hij in de schoot van zijn moeder was ontvangen. 22 Toen de tijd was aangebroken dat ze zich overeenkomstig de wet van Mozes rein moesten laten verklaren, brachten ze hem naar Jeruzalem om hem aan de Heer aan te bieden, 23 zoals is voorgeschreven in de wet van de Heer: ‘Elke eerstgeboren zoon moet aan de Heer worden toegewijd.’ 24 Ook wilden ze het offer brengen dat de wet van de Heer voorschrijft: een koppel tortelduiven of twee jonge gewone duiven. 25 Er woonde toen in Jeruzalem een zekere Simeon. Hij was een rechtvaardig en vroom man, die uitzag naar de tijd dat God Israël vertroosting zou schenken, en de heilige Geest rustte op hem. 26 Het was hem door de heilige Geest geopenbaard dat hij niet zou sterven voordat hij de messias van de Heer zou hebben gezien. 27 Gedreven door de Geest kwam hij naar de tempel, en toen Jezus’ ouders hun kind daar binnenbrachten om met hem te doen wat volgens de wet gebruikelijk is, 28 nam hij het in zijn armen en loofde hij God met de woorden: 29 ‘Nu laat u, Heer, uw dienaar in vrede heengaan, zoals u hebt beloofd. 30 Want met eigen ogen heb ik de redding gezien 31 die u bewerkt hebt ten overstaan van alle volken: 32 een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen en dat tot eer strekt van Israël, uw volk.’ 33 Zijn vader en moeder waren verbaasd over wat er over hem werd gezegd.” (Lu 2:21-33 NBV)
Elk jaar gingen Jezus zijn ouders getrouw naar Jeruzalem voor het Pesach (in vele Bijbelvertalingen weergegeven als Paasfeest). Dit gebeurde ook zo toen Jezus op twaalfjarige leeftijd voor het eerst mee mocht. Daar durfde deze jonge knaap zich tussen de godsdienstleraars begeven en het woord nemen, waarbij hij hen verbaasde met zijn welbespraaktheid en kennis. En deze kennis zou nog toenemen naargelang hij ouder werd, waarbij hij meer genade en welgevallen bij God en de mensen verkreeg.
“41 Zijn ouders gingen jaarlijks voor het pesachfeest naar Jeruzalem. 42 Toen hij twaalf jaar was, maakten ze weer hun gebruikelijke pelgrimstocht. 43 Na afloop van het feest vertrokken ze naar huis, maar Jezus bleef in Jeruzalem achter zonder dat zijn ouders het wisten. 44 In de veronderstelling dat hij zich bij het reisgezelschap bevond, reisden ze een hele dag voordat ze hem overal onder hun verwanten en bekenden begonnen te zoeken. 45 Toen ze hem niet vonden, keerden ze terug naar Jeruzalem om hem daar te zoeken. 46 Na drie dagen vonden ze hem in de tempel, waar hij tussen de leraren zat, terwijl hij naar hen luisterde en hun vragen stelde. 47 Allen die hem hoorden stonden versteld van zijn inzicht en zijn antwoorden. 48 Toen zijn ouders hem zagen, waren ze ontzet, en zijn moeder zei tegen hem: ‘Kind, wat heb je ons aangedaan? Je vader en ik hebben met angst in het hart naar je gezocht.’ 49 Maar hij zei tegen hen: ‘Waarom hebt u naar me gezocht? Wist u niet dat ik in het huis van mijn Vader moest zijn?’ 50 Maar ze begrepen niet wat hij tegen hen zei. 51 Hij reisde met hen terug naar Nazaret en was hun voortaan gehoorzaam. Zijn moeder sloot alles wat er met hem gebeurd was in haar hart. 52 Jezus groeide verder op en zijn wijsheid nam nog toe. Hij kwam steeds meer in de gunst bij God en de mensen.” (Lu 2:41-52 NBV)
Eerst opkomende Christenen
De door Jeshua, Jezus Christus gekozen discipelen (leerlingen) en apostelen.
Toen die mensenzoon uit de stam van Koning David op dertigjarige leeftijd zijn openbaar leven begon, toen hij zich liet dopen en er een stem boven hem uit verklaarde dat hij de zoon van God was, ging hij eerst mensen kiezen om met hem mee te gaan.
“21 Heel het volk liet zich dopen, en toen ook Jezus was gedoopt en hij aan het bidden was, werd de hemel geopend 22 en daalde de heilige Geest in de gedaante van een duif op hem neer, en er klonk een stem uit de hemel: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde.’ 23 Jezus begon zijn verkondiging toen hij ongeveer dertig jaar was. Hij was, zoals algemeen werd aangenomen, de zoon van Jozef, die de zoon was van Eli,” (Lu 3:21-23 NBV)
Hij ging die volgelingen voor hem niet zoeken bij geletterden, maar nam zijn toevlucht eerst tot gewone vissers.
“35 De volgende dag stond Johannes er weer met twee van zijn leerlingen. 36 Toen hij Jezus voorbij zag komen, zei hij: ‘Daar is het lam van God.’ 37 De twee leerlingen hoorden wat hij zei en gingen met Jezus mee. 38 Jezus draaide zich om, en toen hij zag dat ze hem volgden, zei hij: ‘Wat zoeken jullie?’ ‘Rabbi, ‘zeiden zij tegen hem (dat is in onze taal ‘meester’), ‘waar logeert u?’ 39 Hij zei: ‘Kom maar mee, dan zul je het zien.’ Ze gingen met hem mee en zagen waar hij onderdak had gevonden; het was ongeveer twee uur voor zonsondergang en ze bleven die dag bij hem. 40 Een van de twee die gehoord hadden wat Johannes zei en Jezus gevolgd waren, was Andreas, de broer van Simon Petrus. 41 Vlak daarna kwam hij zijn broer Simon tegen, en hij zei tegen hem: ‘Wij hebben de messias gevonden’ (dat is Christus, ‘gezalfde’), 42 en hij nam hem mee naar Jezus. Jezus keek hem aan en zei: ‘Jij bent Simon, de zoon van Johannes, maar voortaan zul je Kefas heten’ (dat is Petrus, ‘rots’). 43 De volgende dag besloot Jezus naar Galilea te gaan en daar ontmoette hij Filippus. Hij zei tegen hem: ‘Ga met mij mee.’ 44 Filippus kwam uit Betsaïda, uit dezelfde stad als Andreas en Petrus. 45 Hij kwam Natanaël tegen en zei tegen hem: ‘We hebben de man gevonden over wie Mozes in de wet geschreven heeft en over wie ook de profeten spreken: Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazaret!’ 46 ‘Uit Nazaret?’ zei Natanaël. ‘Kan daar iets goeds vandaan komen?’ ‘Ga zelf maar kijken, ‘zei Filippus. 47 Jezus zag Natanaël aankomen en zei: ‘Dat is nu een echte Israëliet, een mens zonder bedrog.’ 48 ‘Waar kent u mij van?’ vroeg Natanaël. Jezus antwoordde: ‘Ik had je al gezien voordat Filippus je riep, toen je onder de vijgenboom zat.’ 49 ‘Rabbi, u bent de Zoon van God, u bent de koning van Israël!’ zei Natanaël. 50 Jezus vroeg: ‘Geloof je omdat ik tegen je zei dat ik je onder de vijgenboom zag zitten? Je zult nog grotere dingen zien.’ 51 ‘Waarachtig, ik verzeker jullie, ‘voegde hij eraan toe, ‘jullie zullen de hemel geopend zien, en de engelen van God zien omhooggaan en neerdalen naar de Mensenzoon.’” (Joh 1:35-51 NBV)
Jezus (Jeshua) ging zoals hij gewend was regelmatig naar de synagoge, die waren opgericht toen er geen tempel meer was en plaatsen voor eredienst moesten voorzien worden.
“14 Jezus keerde, gesterkt door de Geest, terug naar Galilea. Het nieuws over hem verspreidde zich in de hele streek. 15 Hij gaf onderricht in de synagogen en werd door allen geprezen.” (Lu 4:14-15 NBV)
Daar konden al enkele mensen geïnteresseerd geraakt zijn om hem te volgen. Waar hij ook kwam, waarschuwde Jezus de mensen dat zij zich hoorden te bekeren, omdat het Koninkrijk van God naderbij kwam.
“13 Hij liet Nazaret achter zich en ging wonen in Kafarnaüm, aan het Meer van Galilea, in het gebied van Zebulon en Naftali. 14 Zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeet Jesaja: 15 ‘Land van Zebulon en Naftali, gebied aan de weg naar zee en aan de overkant van de Jordaan, Galilea van de heidenen, luister: 16 Het volk dat in duisternis leefde, zag een schitterend licht, en zij die woonden in de schaduw van de dood werden door het licht beschenen.’ 17 Vanaf dat moment begon Jezus zijn verkondiging. ‘Kom tot inkeer, ‘zei hij, ‘want het koninkrijk van de hemel is nabij!’
18 Toen hij langs het meer liep, zag hij twee broers, Simon, die Petrus genoemd wordt, en zijn broer Andreas. Ze wierpen hun net uit in het meer, het waren vissers. 19 Hij zei tegen hen: ‘Kom, volg mij, ik zal van jullie vissers van mensen maken.’ 20 Ze lieten meteen hun netten achter en volgden hem. 21 Even verderop zag hij twee andere broers, Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en zijn broer Johannes. Ze waren met hun vader in hun boot bezig met het herstellen van de netten. Hij riep hen 22 en meteen lieten ze de boot en hun vader Zebedeüs achter en volgden hem.
23 Hij trok rond in heel Galilea; hij gaf er onderricht in de synagogen, verkondigde het goede nieuws van het koninkrijk en genas iedere ziekte en elke kwaal onder het volk. 24 Het nieuws over hem verspreidde zich in heel Syrië. Allen die ergens aan leden en die gekweld werden door een ziekte of door pijn, en ook bezetenen en maanzieken en verlamden werden bij hem gebracht, en hij genas hen. 25 En grote groepen mensen volgden hem, uit Galilea en Dekapolis, uit Jeruzalem en Judea en uit het gebied aan de overkant van de Jordaan.” (Mt 4:13-25 NBV)
Apostelen van Christus, verkondigers en bekeerders
In het begin hadden de apostelen nog niet echt het juiste beeld van wie Jeshua of Jezus wel degelijk was.
Zij zagen in hem eerst iemand die hen van het Romeinse juk zou komen verlossen.
Met de tijd kwam er meer aanhang, maar het kon gerust zijn dat er heel wat mensen zich rond Jezus begaven om zijn wonderwerken te zien en om te kunnen pochen dat zij die veel besproken persoonlijkheid ook kenden. Toch was de verwantschap met Jezus ook niet altijd zo gewenst, daar hij met de tijd ook meer gehaat werd en meerdere priesters tegen hem spraken. Discipel zijn van Christus eist heel wat. Jezus vroeg opofferingen getrouwheid om een van zijn volgelingen te zijn.
“18 Toen Jezus de mensenmassa om zich heen zag, gaf hij bevel naar de overkant te varen. 19 Maar een schriftgeleerde kwam op hem af en zei: ‘Meester, ik zal u volgen waarheen u ook gaat.’ 20 Jezus zei tegen hem: ‘De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon kan zijn hoofd nergens te ruste leggen.’ 21 Een ander, een van zijn leerlingen, zei: ‘Heer, sta me toe eerst terug te gaan om mijn vader te begraven.’ 22 Maar Jezus zei tegen hem: ‘Volg mij en laat de doden hun doden begraven.’” (Mt 8:18-22 NBV)
“51 Toen de tijd naderde dat Jezus van de aarde zou worden weggenomen, ging hij vastberaden op weg naar Jeruzalem. 52 Hij stuurde boden voor zich uit. In een Samaritaans dorp, waar ze kwamen om zijn komst voor te bereiden, 53 wilden de dorpelingen hem niet ontvangen, omdat Jeruzalem het doel van zijn reis was. 54 Toen de leerlingen Jakobus en Johannes merkten dat Jezus niet welkom was, vroegen ze: ‘Heer, wilt u dat wij vuur uit de hemel afroepen dat hen zal verteren?’ 55 Maar hij draaide zich naar hen om en wees hen streng terecht. 56 Ze gingen verder naar een ander dorp.
57 Terwijl ze hun weg vervolgden, zei iemand tegen hem: ‘Ik zal u volgen waarheen u ook gaat.’ 58 Jezus zei tegen hem: ‘De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon kan zijn hoofd nergens te ruste leggen.’ 59 Tegen een ander zei hij: ‘Volg mij!’ Maar deze zei: ‘Heer, sta me toe eerst terug te gaan om mijn vader te begraven.’ 60 Jezus zei tegen hem: ‘Laat de doden hun doden begraven, maar ga jij op weg om het koninkrijk van God te verkondigen.’ 61 Weer een ander zei: ‘Ik zal u volgen, Heer, maar sta me toe dat ik eerst afscheid neem van mijn huisgenoten.’ 62 Jezus zei tegen hem: ‘Wie de hand aan de ploeg slaat en achterom blijft kijken, is niet geschikt voor het koninkrijk van God.’” (Lu 9:51-62 NBV)
Ook vandaag moeten wij acht slaan op die en andere uitspraken van Jezus over het volgen van hem en over het moeilijke pad en de de nauwe poort om door te gaan naar het Koninkrijk van God.
“Nauw is de poort naar het leven, en smal de weg ernaartoe, en slechts weinigen weten die te vinden.” (Mt 7:14 NBV)
“Jezus zei: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door mij.” (Joh 14:6 NBV)
“Ze bemoedigden de leerlingen en spoorden hen aan te volharden in het geloof, maar wezen hun erop ‘dat wij pas na veel beproevingen het koninkrijk van God binnen kunnen gaan’.” (Hnd 14:22 NBV)
“Als zij die rechtvaardig leven al ternauwernood gered kunnen worden, hoe moet het dan gaan met hen die zondigen doordat ze God niet gehoorzamen?” (1Pe 4:18 NBV)
Apostel Jezus en zijn apostelen
Nadat de leerlingen van Jezus meerdere verhalen, parabels of gelijkenissen van hun Nazareense leermeester hadden gehoord begonnen ze te begrijpen dat Jezus de mensenzoon, de zoon van God, maar ook een apostel en hogepriester voor God was.
“1 U allen, heilige broeders en zusters, die deel hebt aan de hemelse roeping, richt uw aandacht op Jezus, de apostel en hogepriester van het geloof dat wij belijden, 2 die trouw is aan wie hem heeft aangesteld, zoals Mozes in heel Gods huis zijn taak trouw vervulde.” (Heb 3:1-2 NBV)
Van gewone en ongeletterde mensen, die rond de tijd van Jezus gevangeneming en dood, zeer bang waren om naar buiten te komen en over Jezus te praten, werden zij sprekers en predikers over Jezus, zijn God en het Goede Nieuws van het komende Koninkrijk.
“Toen de leden van het Sanhedrin zagen hoe vrijmoedig Petrus en Johannes optraden en begrepen dat het gewone, ongeletterde mensen waren, stonden ze verbaasd, en ze realiseerden zich dat beiden in Jezus’ gezelschap hadden verkeerd.” (Hnd 4:13 NBV)
De twaalf getrouwe leerlingen van Jezus werden apostelen genoemd, terwijl er tussen de andere volgers ook leerlingen en latere predikers bij waren.
“18 Toen hij langs het meer liep, zag hij twee broers, Simon, die Petrus genoemd wordt, en zijn broer Andreas. Ze wierpen hun net uit in het meer, het waren vissers. 19 Hij zei tegen hen: ‘Kom, volg mij, ik zal van jullie vissers van mensen maken.’ 20 Ze lieten meteen hun netten achter en volgden hem.” (Mt 4:18-20 NBV)
“Toen Jezus van daar verderging, zag hij bij het tolhuis een man zitten die Matteüs heette, en hij zei tegen hem: ‘Volg mij.’ Hij stond op en volgde hem.” (Mt 9:9 NBV)
“1 Daarop riep hij zijn twaalf leerlingen bij zich en gaf hun de macht om onreine geesten uit te drijven en iedere ziekte en elke kwaal te genezen. 2 Dit zijn de namen van de twaalf apostelen: als eerste Simon, die Petrus genoemd wordt, en zijn broer Andreas, Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en zijn broer Johannes, 3 Filippus en Bartolomeüs, Tomas en de tollenaar Matteüs, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Taddeüs, 4 en ten slotte Simon Kananeüs en Judas Iskariot, die hem zou uitleveren. 5 Deze twaalf zond Jezus uit, en hij gaf hun de volgende instructies: ‘Sla niet de weg naar de heidenen in en bezoek geen Samaritaanse stad. 6 Ga liever op zoek naar de verloren schapen van het volk van Israël. 7 Ga op weg en verkondig: “Het koninkrijk van de hemel is nabij.” 8 Genees zieken, wek doden op, maak mensen die aan huidvraat lijden rein en drijf demonen uit. Om niet hebben jullie ontvangen, om niet moeten jullie geven! 9 Neem in je beurs geen gouden, zilveren of koperen munten mee, 10 schaf je voor onderweg geen reistas aan, geen extra kleren, geen sandalen en geen stok, want een arbeider is het waard dat er in zijn onderhoud wordt voorzien. 11 In elke stad en in elk dorp waar je komt, moet je uitzoeken wie het waard is je te ontvangen; blijf daar dan tot je weer verder gaat. 12 Groet de bewoners van het huis dat je binnengaat. 13 Laat jullie vrede over dat huis komen als het dat waard is, maar als het dat niet waard is, laat dan die vrede naar je terugkeren. 14 En als ze je niet willen ontvangen noch naar je woorden willen luisteren, verlaat dan dat huis of die stad en schud het stof van je voeten. 15 Ik verzeker jullie: de dag van het oordeel zal voor het land van Sodom en Gomorra draaglijker zijn dan voor die stad.
16 Bedenk wel, ik zend jullie als schapen onder de wolven. Wees dus scherpzinnig als een slang, maar behoud de onschuld van een duif. 17 Pas op voor de mensen, want ze zullen je voor het gerecht brengen en je geselen in hun synagogen. 18 Jullie zullen omwille van mij worden voorgeleid aan gouverneurs en koningen, en een getuigenis moeten afleggen ten overstaan van hen en de heidenen. 19 Wanneer ze je uitleveren, vraag je dan niet bezorgd af hoe je moet spreken of wat je moet zeggen. Want wat je moet zeggen, zal je op dat moment worden ingegeven. 20 Jullie zijn het immers niet zelf die dan spreken, het is de Geest van jullie Vader die in jullie spreekt. 21 De ene broer zal de andere uitleveren om hem te laten doden, en vaders zullen hetzelfde doen met hun kinderen, en kinderen zullen zich tegen hun ouders keren en hen laten terechtstellen. 22 Jullie zullen door iedereen worden gehaat omwille van mijn naam; maar wie standhoudt tot het einde zal worden gered. 23 Wanneer ze jullie vervolgen in de ene stad, vlucht dan naar de volgende. Ik verzeker jullie: voor je in elke stad van Israël bent geweest, zal de Mensenzoon gekomen zijn.” (Mt 10:1-23 NBV)
“Jezus zag Natanaël aankomen en zei: ‘Dat is nu een echte Israëliet, een mens zonder bedrog.’” (Joh 1:47 NBV)
“Toen de leden van het Sanhedrin zagen hoe vrijmoedig Petrus en Johannes optraden en begrepen dat het gewone, ongeletterde mensen waren, stonden ze verbaasd, en ze realiseerden zich dat beiden in Jezus’ gezelschap hadden verkeerd.” (Hnd 4:13 NBV)
De enige apostel die niet een rechtstreekse leerling van Jezus was, is de apostel Paulus, die Jezus na zijn dood en verrijzenis ook nog had uitgekozen, ook al was deze eerst een vervolger van de navolgers van Christus en navolgers van de apostelen.
“‘Ik ben een Jood, geboren in Tarsus in Cilicië, maar opgegroeid in deze stad. Ik heb als leerling aan de voeten van Gamaliël gezeten en ben strikt volgens de voorschriften van de wet van onze voorouders opgevoed. Ik ben een vurig dienaar van God, en u allen geeft vandaag blijk van hetzelfde.” (Hnd 22:3 NBV)
Wat zijn Christenen?
Volgens de Van Dale is een christen een belijder van de christelijke godsdienst, maar dan kan men de vraag stellen wat die christelijke godsdienst wel mag wezen.
Christenen of Christianen
Het boek Handelingen vertelt dat de belijders van Jezus als de beloofde Messias of Christus, het eerst in Antiochië {Hnd 11:26 } christenen genoemd werden. Het is niet waarschijnlijk dat zij zelf deze benaming kozen, want zij noemden zich onder elkaar: jongeren, gelovigen, broeders of heiligen.
De Apostelen gebruiken in hun geschriften deze naam niet. Evenmin is het waarschijnlijk dat de Joden hen zo noemden: voor hen was de titel Christus, de Griekse vertaling van het Hebreeuwse Messias, te heilig {Hnd 24:14 28:22 24:5 }. De christenen werden dus zo genoemd door de ongelovigen. Gezien de Latijnse vorm was dit de bovenlaag van de bewoners van de stad, mogelijk de overheid.
In de apostolische eeuw werd de naam alleen gebruikt door niet-christenen als Agrippa {Hnd 26:28 } en door mensen die christenen onderdrukten en vervolgden {#1Pe 4:16 }. Pas in de tweede eeuw hebben de christenen zichzelf zo genoemd.
{rev. PJL 1998; JB 2002; iov IP }
Christen een volger en dienaar van Christus
Een Christen zijn betekent eigenlijk dat men de leer van Christus Jezus, de Joodse rebbe volgt, en zijn woorden als waarheid en op te volgen aanneemt.
Een christen zou zich moeten opstellen als de discipel en dienstknecht van Christus en dezelfde God moeten aanbidden als Jezus Christus en volgens zijn leer leven.
Daar knelt het schoentje in het christendom. In het christendom zijn er heel wat gelovigen die niet aannemen wie Jezus in het echt is en die niet de God van Jezus of de God van de Bijbel aanbidden, maar Jezus zelf tot hun god gemaakt hebben.
Diegenen die in het christendom tot de christenheid behoren, aanbidden wel de God van Abraham, die door Jezus werd geprezen en als de God van Israël werd beschouwd, alsook als de Enige Ware maar Onzichtbare Eeuwige God boven alle andere goden en Heer boven alle koningen werd aangenomen.
Als een volgeling van Christus Jezus schaamt een christen zich niet en probeert hij of zij naar eer en geweten te leven volgens de richtlijnen en wensen van Jezus christus. Christenen zijn diegenen die leven met de hoop dat de Nazareen Jeshua, Jezus, de Christus is die hun kan gidsen en uit de duisternis halen, wetende dat hij het licht is dat leven geeft.
“Toen zei Jezus tegen zijn leerlingen: ‘Wie achter mij aan wil komen, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en mij volgen.” (Mt 16:24 NBV)
“Jezus nam opnieuw het woord. Hij zei: ‘Ik ben het licht voor de wereld. Wie mij volgt loopt nooit meer in de duisternis, maar heeft licht dat leven geeft.’” (Joh 8:12 NBV)
De eerste christenen werden beschouwd als een Joodse sekte, en verkreeg de naam "De Weg" omdat Jezus alsmaar had gesproken dat hij de waarheid en de weg was.
“met het verzoek hem aanbevelingsbrieven mee te geven voor de synagogen in Damascus, opdat hij de aanhangers van de Weg die hij daar zou aantreffen, mannen zowel als vrouwen, gevangen kon nemen en kon meevoeren naar Jeruzalem.” (Hnd 9:2 NBV)
“en toen hij hem gevonden had, nam hij hem mee naar Antiochië. Een heel jaar lang kwamen ze met de gemeente daar bijeen en gaven ze onderricht aan tal van mensen. Het was in Antiochië dat de leerlingen voor het eerst christenen werden genoemd.” (Hnd 11:26 NBV)
“Maar toen sommigen zijn boodschap halsstarrig bleven afwijzen en de Weg bij iedereen belachelijk maakten, vertrok hij en nam de leerlingen met zich mee. Voortaan sprak hij dagelijks in de school van Tyrannus,” (Hnd 19:9 NBV)
“Maar wel wil ik hier verklaren dat ik overeenkomstig de Weg, die zij een sekte noemen, de God van onze voorouders dien en dat ik geloof in alles wat in de Wet en de Profeten geschreven staat;” (Hnd 24:14 NBV)
“Agrippa zei tegen Paulus: ‘Dadelijk krijgt u me nog zover dat ik me voor christen uitgeef.’” (Hnd 26:28 NBV)
“Maar als u lijdt omdat u christen bent, schaam u dan niet en draag die naam tot eer van God.” (1Pe 4:16 NBV)
Een te volgen leer
Jezus verwachte van hen die hem volgden en nog zouden willen volgen, dat zij eerst en vooral zijn God zouden herkennen als de Enige Waarachtige God, waarbuiten geen ander is, zoals ook in de Schriften staat opgetekend. (Johannes 4:24; Deuteronomium 6:4; Psalm 83:18/19)
Met de tijd begonnen Jezus getrouwen meer in te zien wie hun grote leermeester eigenlijk wél was.
“16 ‘U bent de messias, de Zoon van de levende God, ‘antwoordde Simon Petrus. 17 Daarop zei Jezus tegen hem: ‘Gelukkig ben je, Simon Barjona, want dit is je niet door mensen van vlees en bloed geopenbaard, maar door mijn Vader in de hemel.” (Mt 16:16-17 NBV)
Later zouden zij ook in hun brieven getuigen welke plaats Jezus in hun leven innam en hoe zij zijn positie dan inschatten.
“En dat heb ik gezien, en ik getuig dat hij de Zoon van God is.’” (Joh 1:34 NBV)
“16 ‘U bent de messias, de Zoon van de levende God, ‘antwoordde Simon Petrus. 17 Daarop zei Jezus tegen hem: ‘Gelukkig ben je, Simon Barjona, want dit is je niet door mensen van vlees en bloed geopenbaard, maar door mijn Vader in de hemel.” (Mt 16:16-17 NBV)
“Wees niet ongerust, maar vertrouw op God en op mij.” (Joh 14:1 NBV)
“Jezus zei: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door mij.” (Joh 14:6 NBV)
“Jezus zei: ‘Ik ben nu al zo lang bij jullie, en nog ken je me niet, Filippus? Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien. Waarom vraag je dan om de Vader te mogen zien?” (Joh 14:9 NBV)
“29 Jezus zei tegen hem: ‘Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.’ 30 Jezus heeft nog veel meer wondertekenen voor zijn leerlingen gedaan, die niet in dit boek staan, 31 maar deze zijn opgeschreven opdat u gelooft dat Jezus de messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leeft door zijn naam.” (Joh 20:29-31 NBV)
“wij weten: er is één God, de Vader, uit wie alles is ontstaan en voor wie wij zijn bestemd, en één Heer, Jezus Christus, door wie alles bestaat en door wie wij leven.” (1Co 8:6 NBV)
“Als iemand belijdt dat Jezus de Zoon van God is, blijft God in hem en blijft hij in God.” (1Jo 4:15 NBV)
“5 Want er is maar één God, en maar één bemiddelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus, 6 die zichzelf gegeven heeft als losgeld voor allen, als het getuigenis voor de vastgestelde tijd.” (1Ti 2:5-6 NBV)
“Ik moet u echter nog het volgende zeggen. Christus is het hoofd van de man, de man het hoofd van de vrouw en God het hoofd van Christus.” (1Co 11:3 NBV)
Tot Christen worden en gaan christenen of bekeren
Jeshua of Christus Jezus koos uit het gewone volk leerlingen die hij de opdracht gaf zoals hij uit te gaan om te gaan prediken of te getuigen over God en gebod en het Goede Nieuws te vertellen van het komende Koninkrijk van God.
Leidraad om een christen te zijn
Op de korte tijd dat Jezus predikte heeft hij geprobeerd de teksten van het Oude Testament en de Wet van Mozes te verduidelijken en hoe wij deze moeten onderhouden.
Na Pinksteren gingen de apostelen en andere leerlingen van Christus nog meer prediken en volgelingen er toe brengen om op hun beurt ook weer nieuwe volgers te maken en hen te dopen in de naam van Christus.
Als leidraad om christenen te vormen en samen gemeenschap te houden schreven de apostelen brieven aan hun medegelovigen en gemeenten en kon het Boek over de Handelingen van de apostelen een beeld scheppen hoe de eerste ekklesiae of ecclesiae werden opgebouwd en gevormd.
Handelingen van de apostelen als voorbeeld voor structuur van de christen gemeenschap
De redacteur (redacteur) van Handelingen schreef toespraken met primair primitief materiaal erin; ongeveer een vijfde van Handelingen is op deze manier samengesteld. Deze manier van toespraken maakte deel uit van de stijl en het doel van het werk en was niet anders dan die van andere oude historici zoals Josephus, Plutarch en Tacitus.
In het laatste deel van Handelingen staan verschillende secties die bekend staan als de "wij passages" (bijv. 16:10, 20: 5, 21: 1,8, 27: 1, 28:16) die fragmenten lijken te zijn van een reis dagboek of verhaal. Deze wijzen echter niet noodzakelijkerwijs op Lukas als metgezel van Paulus (Saul) - zoals algemeen wordt aangenomen - maar zijn eerder een stilistisch apparaat, zoals die met name, vermeld in reisverslagen in andere oude historische werken (bijv.Philostratus ’Life of Apollonius of Tyana).
Hoewel het voornaamwoord verandert van 'zij' in 'wij', verschillen de stijl, het onderwerp en de theologie niet. Dat een echte metgezel van Paulus over zijn zendingsreizen zoveel onenigheid zou kunnen hebben met Paulus (wiens theologie blijkt uit zijn brieven) over fundamentele kwesties zoals de wet, zijn apostelschap, en zijn relatie met de kerk in Jeruzalem is nauwelijks denkbaar.
Handelingen was geschreven in relatief goed literair Grieks (vooral waar het de heidenen aanspreekt), maar het is niet consistent, en het Koinê (volkstaal) Grieks van de Ist eeuw was kennelijk natuurlijker voor de schrijver. Er zijn enkele semitismen, vooral wanneer de nadruk wordt gelegd op joodse achtergronden; dus, Paulus wordt Saul genoemd vanwege zijn conversie-ervaring op de weg naar Damascus. In hoofdstuk 17 vinden we Paulus 'toespraak op de Areopagus, een heuvel in Athene die traditioneel de ontmoetingsplaats was van de gemeenteraad, in goed Grieks, want een intellectueel Atheens publiek beheerste goed Grieks en assimileerde niet-Joodse denkpatronen, ook al wordt het in dit werk uitgedrukt in oudtestamentische universalistische termen.
Het is die Saul of Paulus die wel een zeer sterke indruk heeft gemaakt op de gedachtegang en werking van de volgers van Jezus, zij het in begin voornamelijk voor Joden in 'De Weg', met daarna de aanpassingen die werden gemaakt voor de goy of goyim (heidenen en niet-Joden).
De zendingsreizen van Paulus zijn traditioneel verdeeld in drie: (1) 13: 1-14: 28; gevolgd door de Raad van Jeruzalem c. AD 49 (15: 1-35); (2) 15: 36-18: 22 met een stop in Antiochië; en (3) 18: 23-21: 14. Daarna wordt Paulus gevangengezet en naar Rome gestuurd, waar Handelingen hem in de hoofdstad van het rijk openlijk en ongehinderd getuigt.
Deze reizen kunnen worden gezien als een onderdeel van de 'theologische geografie' van de schrijver, omdat ze één continu circuit vormen - met stops onderweg - tussen de geografische polen van Jeruzalem en Rome. Na de Raad van Jeruzalem c. 49 G.T. veranderde de situatie en werd Paulus de woordvoerder van de hele christelijke missie.
De vroegste hoofdstukken van Handelingen bevatten enkele primitieve tradities die belangrijk zijn, zowel voor elke studie van de vroege kerk en haar prediking, als voor de eigen ontwikkeling van de kerk van haar begrip van zichzelf en van Jesus of Jezus, die toen nog onder zijn oorspronkelijke naam Jeshua gekend stond. Nadat Petrus een kreupele man had genezen, hield hij een toespraak in hoofdstuk 3, waarin Jezus wordt uitgeroepen als degene die is aangewezen, maar die nu in de hemel is en die zal komen als de Christus bij de Parousia (wederkomst). In zijn Pinkstertoespraak in hoofdstuk 2 predikte Petrus dat Jesus de gezondene van God is en zoals hij op en zijn mede apostelen verkondigden de apostelen waar zij maar konden dat Jezus die heer van hun gemeenschap is en zelfs als hoeksteen kan door gaan.
De titels die voor Jeshua (Jesus of Jezus) worden gebruikt, laten zowel een behoud van de primitieve traditie en theologie zien als een duidelijk onderscheid dat de schrijver maakt tussen Jezus in zijn aardse leven (in Lukas) en een reflectie op hem in Handelingen. Christus (Messias). Er wordt bewust gebruikt gemaakt van de titel "gezondene van God"; de titel "Mensenzoon" (vaak gebruikt in Lukas, en bij andere apostelen maar slechts één keer gebruikt in Handelingen), de titel "Kristos" of "Christus" en "Gezalfde".
Vroege titels, 'dienaar' en 'rechtvaardige', weerspiegelen de oudtestamentische achtergrond van Gods 'lijdende dienaar'. De Hellenistische term redder (sötêr) wordt gebruikt in Handelingen in de hoofdstukken 5 en 13. De meer primitieve christologieën en titels tonen niet alleen een flexibiliteit over de tradities maar ook over het functionele karakter van de nieuwtestamentische christologie.
In Handelingen wordt Paulus voorgesteld als iemand die van de apostolische raad van Jeruzalem het gezag heeft ontvangen voor zijn zending naar de heidenen en voor hun beslissing - het zogenaamde apostolische decreet (15:20; vgl. 15:29) - tot het minimum basis waarop een heiden kon worden aanvaard in gemeenschap met joodse christenen. Volgens dit decreet moesten heidense of Niet-Joodse bekeerlingen tot het Jeshuaisme of "Volgschap van Jeshua" (toen nog de Weg en later het begin van de Christenheid en vervolgens het christendom) zich onthouden van vervuilingen van afgoden (heidense sekten), onkuisheid, van wat wordt gewurgd, en van bloed (verwijzend naar de joodse voedselwetwetten als continuïteit met het oude Israël). Dit zijn voorschriften die nog steeds gelden bij de meerderheid van de Jeshuaisten en sommige christelijke groeperingen in de christenheid maar ook bij sommige van het christendom (met daar wel de vreemde aanwezigheid van de Drie-eenheid).
Een enorme verandering, waar dat heel wat over en weer gepraat is geworden, is de belangrijke toegeving van de kant van de joodse volgers van Jeshua (of de Jeshuaisten) - de Joodse christenen - was het niet meer vereisen van de besnijdenis.
In Handelingen wordt Paulus geen apostel genoemd, behalve terloops, en de indruk wordt gewekt, in tegenstelling tot de brieven van Paulus, dat hij ondergeschikt is aan en afhankelijk is van de twaalf apostelen. Toen Saul een nieuwe stad binnenging, ging hij eerst naar de synagoge. Als zijn boodschap van het evangelie werd afgewezen, wendde hij zich tot de heidenen.
Volgens de zendingspraktijk en theologie van Paulus moest de boodschap eerst tot de joden worden gesproken als een herinnering dat het geloof in de Messias of geloof in Jezus als de Christus, gebaseerd is op de verlossende geschiedenis; zo wordt voorkomen dat de verbinding met het oude Israël wordt vergeten. Omdat de meeste Joden de boodschap van Paulus verwierpen, verkondigde de auteur dat de redding aldus op de heidenen overging.
De Romeinse autoriteiten worden afgeschilderd als een manier om Paulus en andere volgers van Christus Jezus (of christenen) op een rechtvaardige manier te behandelen. De auteur benadrukte herhaaldelijk dat de Romeinse autoriteiten de christenen niet verwijten, maar de christelijk-joodse antagonisten slechts als een probleem onder joodse facties beschouwden. In Corinthië, tijdens een conflict met de Joden, weigerde de Romeinse proconsul van Achaea in Griekenland, Gallio, de beschuldigingen tegen Paulus te horen omdat ze volgens de Romeinse wet buitengerechtelijk waren. Bij een latere gelegenheid in Efeze, tijdens een conflict met de zilversmeden, die hun inkomen ontleenden aan de verkoop van beeldjes van de godin Diana, werd Paulus beschermd door de Romeinse autoriteiten tegen lokale tegenstellingen en een rel tussen Romeinen en Grieken. Tegen het einde van zijn carrière werd Paul, nadat hij in bewaring was gesteld bij de Judeaanse procureur Felix, gehoord door Felix's opvolger, Festus, en de Joodse koning Agrippa II, en als hij Caesar niet als Romeins burger had aangesproken , had hij vrij kunnen komen.
Hij moest dus naar Rome om te worden berecht, en dat is het laatste dat in Handelingen over hem wordt gehoord.
Voor de navolgers van Christus en zijn apostelen, is dit boek met de brieven van de apostelen een leidraad voor het structureren van hun gemeenschap. Vooral in de Christenheid houdt men nog steeds aan die vooropgestelde eerste eeuwse ecclesia vorming.
Aanvullende lectuur over het christen zijn
Vertrouwen, Geloof, Roepen en Toeschrijving aan Jehovah #3 Stem van God #4 Stem in het Schrift
Terugblikkend op de eerste mens en eerste gebeurtenissen 2 Daad van ongehoorzaamheid eerste mens
Verwaarloosde geboortedag en sterfplaats 1 Rabbijn Jeshua en Romeinse weerstand
De aanduiding door Paulus en Jacobus van de werken die wij horen te doen
Schapen en bokken 2 Bruikbaar en onbruikbaar – Goede en slechte daden
Wanneer u een ware volger van Jezus wil zijn #1 Geestelijke ondersteuning
Wanneer u een ware volger van Jezus wil zijn #2 Christenheid tegenover christendom
Wanneer u een ware volger van Jezus wil zijn #3 Groeiende beweging uit Joodse sekte De Weg
Wanneer u een ware volger van Jezus wil zijn #4 Openbare prediking en Wederdopers
Ware Christenen of volgers van de ware Christus Jezus of volgers van Jeshua #1 Verontreiniging
Valse profeten en leraren als roofzuchtige wolven in schaapskleren #1 Stromen van gelovigen
Valse profeten en leraren als roofzuchtige wolven in schaapskleren #3 Van een bepaalde wereld zijnde
Christenen die het juiste hart hebben om anderen te roepen om naar God te komen
Hoeft men Jood te zijn of niet om waardige volgeling van Jezus Christus te zijn 1 Begin jaren
Hoeft men Jood te zijn of niet om waardige volgeling van Jezus Christus te zijn 2 Verbondswetten
Wanneer u een ware volger van Jezus wil zijn #1 Geestelijke ondersteuning
Wanneer u een ware volger van Jezus wil zijn #2 Christenheid tegenover christendom
Wanneer u een ware volger van Jezus wil zijn #3 Groeiende beweging uit Joodse sekte De Weg
Wanneer u een ware volger van Jezus wil zijn #4 Openbare prediking en Wederdopers
Naam gebruikers
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #4 Mogelijkheid te kennen en te weten
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #5 Verblijven in Christus
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #8 Omgang met Leerstellingen
Jaarthema voor Gereformeerde kerk in Nederland ”Vreemdelingschap en hoop”
Is de Beleidvolle Slaaf van de Getuigen van Jehovah Gods enige instrument
De man die wij als Aartsvader van ons geloof aanschouwen #1 Hebreeuwse Geschriften
Bouwen op het bijbels fundament: De apostelen deden het toch ook
Verzamelen, bijeenkomen, samenkomen, vergaderen + Verzamelen of Bijeenkomen
Parochie + Parish, local church community – Parochie, plaatselijke kerkgemeenschap
Wat wil men zijn: Atheïst, Gelovige in wat?, Jood, Christen of nog iets anders
Volgers van Jeshua - Apostelen afgezanten en vertegenoordigers
Broeders en Zusters in Christus door de eeuwen heen #1 Abraham de aartsvader
Broeders en Zusters in Christus door de eeuwen heen #2 Broeders
Broeders en Zusters in Christus door de eeuwen heen #3 De Weg
Broeders en Zusters in Christus door de eeuwen heen #4 Volgelingen van Jezus
Broeders en Zusters in Christus door de eeuwen heen #5 Apologeten
Broeders en Zusters in Christus door de eeuwen heen #6 Constantijn de Grote
Broeders en Zusters in Christus door de eeuwen heen #7 Afstandelijken, donatisten en arianisten
Broeders en Zusters in Christus door de eeuwen heen #8 Concilie van Constantinopel
Broeders en Zusters in Christus door de eeuwen heen #9 Controverse betreft doop
Broeders en Zusters in Christus door de eeuwen heen #10 De Inquisitie
Broeders en Zusters in Christus door de eeuwen heen #11 Vredelievende waarheidzoekers
Broeders en Zusters in Christus door de eeuwen heen #12 Anabaptisten
Gemeente voor Christus
Geen plaats voor Jezus volgende Joden in Nederlandse Kerk noch in Israël
Aanvullende lectuur over de opdracht van Christus om als zijn volgeling te getuigen voor God en mensen te bekeren of te Christenen
Vertrouwen, Geloof, Roepen en Toeschrijving aan Jehovah #3 Stem van God #1 Schepper en Zijn profeten
Als de tijd ten einde loopt…. 1 Alles wat vroeger is geschreven #2
Missionaire hermeneutiek 5/5
Hermeneutiek om uit te dragen #1 Verslaggevers
Hermeneutiek om uit te dragen #2 Ontvangstkanaal
Hermeneutiek om uit te dragen #3 Wetenschap
Hermeneutiek om uit te dragen #4 Uitzendkanaal
Hermeneutiek om uit te dragen #5 Beeldvorming
Hermeneutiek om uit te dragen #6 Geen Excuus
Hermeneutiek om uit te dragen #7 In Harmonie
Hermeneutiek om uit te dragen #8 Tegenspraak
Hermeneutiek om uit te dragen #9 Fundamentalism
Hermeneutiek om uit te dragen #10 Verkondigen
Evangelisatie en open karakter
Een koning die zijn onderdanen wetten oplegt waarvan hij weet dat zij zich er nooit aan kunnen houden
Offers van mensen onvolkomen tegenover het volmaakte slachtoffer door God te leveren 2
Jezus’ laatste reis Opgaan naar Jeruzalem
Niet allen zullen het Koninkrijk beërven
Hoe omgaan met huidige moeilijkheden
Omgaan met zorgen in ons leven
Een Niet-christelijke christelijke bediening
Christus kennen is zin geven aan het leven
Zoek en vind de Open Weg
Vernieuwing in de kerk en verzoek om terug naar de bron te gaan
Doop en Geloof
Gods vergeten Woord 22 God en de Keizer 6 Recht en onrecht
Gods vergeten Woord 23 De andere wang 1 Inleiding
Gods vergeten Woord 23 De andere wang 2 Geen verzet
Gods vergeten Woord 23 De andere wang 3 Geen geweld
Gods vergeten Woord 23 De andere wang 4 Oorlog en vrede
Gods vergeten Woord 24 Getuigen 1 Intro
Gods vergeten Woord 24 Getuigen 2 Jezus’ rede op de Olijfberg
Gods vergeten Woord 24 Getuigen 3 De opdracht om te prediken
Gods vergeten Woord 24 Getuigen 4 Jezus’ laatste boodschap
Gods vergeten Woord 24 Getuigen 5 Een getuigende Heer en getuigende dienaren
Gods vergeten Woord 25 Varen op Bijbels Kompas 1 Intro Afstemmen op principes
Gods vergeten Woord 25 Varen op Bijbels Kompas 2 God op de eerste plaats
Gods vergeten Woord 25 Varen op Bijbels Kompas 3 Een goede en rechtvaardige wet
Gods vergeten Woord 25 Varen op Bijbels Kompas 4 Wet van Jezus
Gods vergeten Woord 25 Varen op Bijbels Kompas 5 Leven naar de Bijbel
Gods vergeten Woord 25 Varen op Bijbels Kompas 6 Rentmeesters
Gods vergeten Woord 25 Varen op Bijbels Kompas 7 Vrienden van de Heer
Gods vergeten Woord 26 Epiloog
Opkomend voor Christus #1 Bedreiging voor het Heilig Roomse Rijk
Opkomend voor Christus #2 Sprekend uit liefde voor Christus
Opkomend voor Christus #3 Noodzaak van verkondiging
Opkomend voor Christus #4 Wereldwijde prediking
Er kan iets vreemds gebeuren als u onder Christus komt
Anders dan anderen
Een vergadering omtrent aan te houden gedrag en te houden handelingen
Hoe ons te gedragen
Nederig opstellen
Laat God ons bevestigen om zijn wil te doen
Geestelijke vorming tot heiligheid #3
Ademen om les te geven
Wat levert het mij op?
Redenen waarom zij niet kunnen doen wat zij willen
Een persoon wordt alleen beperkt door de gedachten die hij kiest
Gedachte voor vandaag “Dwaasheid en slechtheid van de mens” (06 januari)