Stel dat er geen bijen waren toen de orchidee het ingenieuze systeem van bestuiving ontwikkelde. De ganse structuur zou een nutteloze kost geweest zijn en ook hier weer moet het ganse mechanisme ineens ontstaan zijn om enig nut te hebben. We gaan er echter vanuit dat de bijen er wel degelijk waren en het bestuivingsmechanisme op hun aanwezigheid werd afgestemd. Hoe is het echter ontstaan en uit welke voorouder? Was het een voorouder van die orchidee die reeds een ander systeem benutte van bestuiving? Indien ja, welke omstandigheden zouden dan de genen van die voorouder sturen om een nieuw, 'beter' mechanisme te ontwikkelen?
De hamerorchidee (Drakaea elastica) wordt enkel bevrucht door de Thynnid wespen die door middel van feromonen naar de orchidee worden gelokt. Het gaat om een pyrazine, een sexferomoon dat wordt uitgestoten door het wijfje van de wesp om het mannetje te lokken.
De glanzendbladige hamerorchidee is een kleine orchidee met een enkel opvallend glanzend, heldergroen blad met een diameter van 1 tot 2 cm. Het blad komt uit in mei en begint te verwelken tegen de tijd dat de orchidee in september bloeit.
De enkele bloem, op een slanke bloemsteel tot 30 cm hoog, is 3 tot 4 cm lang en heeft een scharnierende hamerachtige lip (labellum). De twee andere bloembladen en alle drie de kelkblaadjes zijn klein en slank.
Deze orchidee kent een klein verspreidingsgebied, een strook aan de zuidwest-kust van Australië tussen Cataby en Busselton en staat genoteerd als 'sterk bedreigd'. De soort groeit op kale plekken grijswit zand.
Laten we echter eens inzoemen op een bij (foto hierboven) die dank zij haar speciale lichaamsbouw in de gelegenheid is om de orchidee in haar voordeel te benutten, Euglossa cordata. Tijdens haar bezoek aan de orchidee verzamelt en bewaart deze bij geurstoffen die zij later voor haar voortplanting zal gebruiken. In het boek 'Bloemen: Lokkende signalen' (Andreas Bertsch) op pag. 96-102 lezen we hoe dit precies in zijn werk gaat.
"De orchideeënsoort Catasetum barbatum is uit Brazilië afkomstig en wordt daar uitsluitend bezocht door de grote goudgroen glanzende prachtbij, Euglossa cordata. De mannetjes gaan uitsluitend op sterk geurende bloemen af, kruipen dan langs de lip en vegen met beide voorpoten verwoed over het oppervlak van de bloemlip. ... Om de 10-30 seconden onderbreken ze dit ritueel door een korte zweefvlucht. Op 2-10 cm afstand blijven ze dan ongeveer 60 seconden voor de bloem zweven, landen vervolgens opnieuw en gaan weer 30 seconden de bloemlip poetsen. ... Aan de voorpoten hebben de mannetjes merkwaardige kwastjes van dichte, op penselen lijkende bosjes haar. Ze bestaan uit heel fijne chitinehaartjes. Aan de achterpoten zijn de 'schenen' tot grote bolstaande chitinekapsels uitgegroeid. ... Door een gaschromatografisch onderzoek van de geurstoffen (uit die chitinekapsels) van een aantal bijen en een aantal bloemen, kon men de samenstellende bestanddelen scheiden en bepalen. Het bleek, dat in beide dezelfde bestanddelen voorkwamen. De kapseltjes bestaan inwendig uit een sponsachtig weefsel van fijne chitinehaartjes ... met een kleine opening onderaan. Vanaf deze opening loopt een kanaaltje naar het binnenste van het kapsel. Vlak daarnaast mondt een tweede kanaaltje uit in een kleine met schubben bedekte nap. In de nabijheid van de beide kanaaltjes bevinden zich enkele klieren. De achterpoot van de prachtbijmannetjes is dus een zeer ingewikkeld orgaan voor de opslag van geurstoffen. Ze dragen letterlijk kleine parfumflesjes aan de achterpoten. ... De haarborstels aan de voorpoten hebben een grote zuigkracht en nemen de geurstoffen (van de orchidee) op als een spons. Als de borsteltjes vol zijn moeten ze worden geleegd en dat gebeurt tijdens de vlucht. ... Dit overladen gebeurt in twee fasen. Bij de eerste fase steekt de prachtbij beide voorpoten naar achteren, zodat de gevulde kwastjes voorbij de middelste poten reiken. Dan komen de voorpoten snel weer naar voren, terwijl de geurstofdruppels worden afgestreken langs een 'kam' aan de middenpoten, een verdikking met drie dikke kromme stekels of tanden.
De tweede fase die onmiddellijk volgt omvat het overbrengen van de geurstofdruppels van de kammen aan de middenpoten naar de reservoirs aan de achterpoten. Door de kam tegen de 'spons' van chitinehaartjes van het achterbeenkapsel te drukken worden deze als door vloeipapier opgezogen. ... De krans fijne haartjes aan de opening van het kanaaltje werkt als een filter en houdt vuil en stuifmeel buiten. Op dezelfde manier als reukstoffen van de mens, uit bepaalde bloemen gewonnen, in paraffineolie worden vastgehouden, zo 'lossen' ook de bijen deze geurstoffen op in een vette olie. ... Maar wat doen die bijen nu met de verzamelde geurstoffen in hun 'parfumflesjes'? ... De mannetjes van de prachtbijen zetten bij de balts zwermbanen met geurmerken af. Uit het geschubde napje aan de achterpoten wordt daarbij geurstof afgegeven en met de vleugels de lucht ingeslingerd."
Ook hier weer de kwestie van de kip of het ei. Was er eerst de bij met haar bijzondere bouw die de orchidee ontdekte en er wel wat in zag om daar precies die geurstoffen te verzamelen om de zintuigcellen van de wijfjes het juiste signaal te geven waar zich het geschikte mannetje ophield? Of was er eerst de orchidee die geustoffen heeft ontwikkeld om die prachtbij naar zich toe te lokken? Wij zouden geneigd zijn om in navolging van de evolutiegedachte voor het laatste te kiezen. Nochtans beweren S.R. Ramirez en zijn collega's dat deze bijen er veel eerder waren dan de orchideeën. "Onze gegevens ondersteunen niet een scenario van coëvolutie tussen de orchideeën en de euglossine bijen, maar pleiten eerder voor een hypothese waarbij bestaand gedrag en voorkeur voor bepaalde prikkels bij insecten een drijvende kracht waren achter aanpassingen bij gespecialiseerde zaadplanten." - Asynchronous Diversification in a Specialized Plant-Pollinator Mutualism. , 2011, Science Vol.333: 1742-1746. Wie zich zou hebben aangepast, laten we in het midden. De vraag is eerder op welke basis het bijzondere orgaan van de achterpoten zich bij de mannelijke bijen heeft ontwikkeld. Los van de complexe structuur gaat het erom dat een insect een systeem heeft ontwikkeld om wijfjes aan te trekken met plantengeuren als basis. Deze aromatische substanties worden in de achterpoten opgeslagen om nadien op een gekozen plaats te worden verspreid. Hoe kwam die bij tot het 'besef' dat het die geurstoffen kon opslaan met het 'doel' die later te gebruiken bij de hofmakerij? Welke impuls heeft bepaalde genen ertoe aangezet zo'n achterpoot te ontwikkelen die zou moeten gevuld worden met externe stoffen? Wij kunnen wel vaststellen wat er is en hoe het werkt maar aangezien evolutie geen doel heeft, kunnen we van de wetenschappers geen antwoord verwachten over het ontstaan hiervan. Of toch - zuiver toeval! De best aangepaste in de strijd om het bestaan! Er leven nochtans meerdere soorten bijen die niet op deze manier zijn aangepast om te overleven. Het zoveelste pareltje van schoonheid in de natuur - schoonheid die verwondering afdwingt. Je moet het wel willen zien!
detail van een achterpoot