Wijn
Geschiedenis
Uit archeologische vondsten is gebleken dat de wijnbouw reeds 4000 jaar voor Chr. werd beoefend in het Midden-Oosten. Hoogst waarschijnlijk is de alcohol spontaan in het sap van vruchten ontstaan en ontdekte de mens het effect van alcohol. Dat de druif de meest gebruikte vrucht werd voor het maken van wijn ligt in het feit dat bij deze vrucht de balans tussen de verschillende smaakelementen zoals zuur en tanninen, tijdens het rijpingsproces, vanzelf min of meer in evenwicht kwamen en dat de druif makkelijk te kweken was.
Vanuit het Midden-Oosten verspreidde de wijnbouw zich, door toedoen van Phoenicische en Griekse zeevaarders, over het hele gebied rondom de Middellandse Zee.
Met de komst van het Romeinse rijk werd de wijnbouw over het grootste deel van Europa verspreid en ontstonden de, nu nog steeds bekende, wijnbouwgebieden in Italië, Frankrijk, Duitsland en Roemenië. De kwaliteit van de wijnen stonden, door de gebrekkige kennis, op een laag peil en men voegde vaak honing en kruiden toe om de wijn smakelijker en beter houdbaar te maken.
De ondergang van het Romeinse rijk met z'n vele gewapende conflicten deden de wijnbouw bijna de das om maar door de inspanningen van de monniken in de kloosters, die wijn nodig hadden voor de mis, is de kennis rond de wijnbouw en het maken van wijn bewaard gebleven.
Door Karel de Grote, die een groot liefhebber van wijn was, heeft de wijnbouw in Europa een enorme groei doorgemaakt en ook de latere opkomst van de steden met de groeiende welvaart door de uitbreidende handel heeft er toe bijgedragen dat wijn ook meer door de burgerij werd gedronken.
wijnbouw
In de 19e eeuw heeft de wijnbouw een turbulente tijd doorgemaakt. Door de handel met Amerika kwam de druifluis (Dactylosphaera vitifolii, oude naam: Phylloxera vastatrix) naar Europa die de wortels van de druivenplanten zodanig aantastte dat de wijnstokken dood gingen. Dit gebeurde zo massaal dat de totale wijnbouw in Europa vernietigd dreigde te worden. Gelukkig ontdekte men dat Amerikaanse wijnstokken hier ongevoelig voor waren en zodoende werden de Europeese druivenrassen geënt op Amerikaanse onderstokken. Dit gebeurt heden ten dage nog steeds omdat dit de enige remedie is tegen de druifluis.
De 19e eeuw was echter ook de eeuw van vooruitgang. Door de Franse geleerde Louis Pasteur werden vele ontdekkingen gedaan op het gebied van micro-organismen, zo ontdekte hij, onder andere, de werking van de gistcellen in de wijn. Door de ontwikkeling van de wetenschap ontstond ook de Oenologie die zich bezighoudt met de processen die een rol spelen in de wijn. Door hier diepgaand wetenschappelijk onderzoek naar te doen en de conclusies in de wijnbereiding toe te passen steeg de kwaliteit van de wijnen aanzienlijk. Ook kwam in de 19e eeuw de regelgeving rond de wijnproduktie op gang.
In de 20e eeuw is op alle vlakken van de wijnproduktie, zowel in technisch, wetenschappelijk als economisch opzicht, grote vooruitgang geboekt zodat het mogelijk is om de kwalitatief hoogwaardige wijnen te maken waarvan men in voorbije eeuwen alleen kon dromen.
De druifluis is ca. 2 mm lang