Bier
Ingrediënten
Gerst
Gerst is één van de oudste cultuurgewassen. Gerst komt oorspronkelijk uit het Midden-Oosten. Uit archeologische vondsten van ca. 7000 v. Chr. in o.a. Syrië en Irak blijkt dat gerst al vroeg werd verbouwd. Zowel griekse als romeinse schrijvers maken melding van gerst als basisgrondstof voor voedsel ten behoeve van de mens en zijn landbouwdieren.
Gerst bevat koolhydraten, eiwitten, mineralen en vitaminen. Met name de koolhydraten vormen de basis van het bierbrouwen omdat daaruit door de werking van gist, alcohol wordt gevormd. De eiwitten spelen een rol bij de schuimvorming op het bier. De aanwezige mineralen en vitaminen spelen eveneens een belangrijke rol in het proces van de omzetting van zetmeel naar vergistbare suikers en tijdens het gistingsproces.
Hop
Hop behoort tot de plantenfamilie van de hennep. De hopplant komt in Europa in het wild voor (ook in Nederland). Bij het brouwen van bier wordt de vrouwelijke bloem van de hopplant gebruikt. Deze bloem ziet eruit als een bel of kegel (zie foto). De hopbel bevat bitterstoffen (alfa- en betahopzuren), vluchtige oliën en looistoffen (tanninen). De bitterstoffen geven aan bier de kenmerkende smaak en hebben een conserverende werking. De looistoffen uit de hop binden zich tijdens het brouwproces met de eiwitten in de wort die daardoor samenklonten en neerslaan waardoor het bier helder kan worden. De hopoliën geven aan het bier een aangenaam aroma.
hopbellen
Suiker
De stof waardoor gistcellen alcohol en koolstofdioxide vormen is een koolhydraat of een suiker.
Gist
Gist is nodig om de suiker in de "wort" om te zetten in alcohol en koolzuur. Tevens heeft de gist grote invloed op de smaak van het bier.
Gisten zijn eencellige, plantaardige, micro-organismen van ca. 1/100 mm groot.
Er zijn veel verschillende soorten gist, maar daarvan zijn maar een paar soorten bruikbaar voor de vergisting van bier.
Door het onderzoek van Louis Pasteur (1822-1895) weten we nu dat de gistcellen suiker als voedsel gebruiken om zich te vermenigvuldigen en daarbij als "afvalstoffen" alcohol en koolzuurgas produceren.
Vanaf 1880 kon men zuivere gistvariëteiten kweken waardoor de smaak en kwaliteit van het bier beter en meer constant werden.
gistcellen
Water
Het belangrijkste bestandsdeel van bier is water. 90-95% van bier bestaat namelijk uit water. De invloed van het soort water op het bier is erg groot. Daar kwam men achter in de loop van de 19e eeuw. Hoewel er overal bier werd gebrouwen, was de kwaliteit niet overal even goed. Plaatsen waar kwaliteitsbier werd gebrouwen zijn Pilzen in Tsjechië waar de oorspronkelijke Pils vandaan kwam, In Dortmund brouwde men de Dort en uit Dublin kwam de Stout. De smaak van deze bieren werd mede bepaald door het daar gebruikte brouwwater. Voor elk type bier is brouwwater nodig van een bepaalde samenstelling. Tegenwoordig kan men de samenstelling zeer nauwkeurig vaststellen en dus ook aanpassen. Een belangrijk onderdeel van bier brouwen is bepalen wat de zuurgraad (pH) en de hardheid van het water zijn.