Na drie dagen laden vertrokken we op 8 september uit MacKenzie, nu op weg naar Willemstad Curaçao, waar we bunkerden bij Maduro en ik een vuist met geld van de kapitein kreeg om in het dicht bij zijnde zeemanshuis van het “Leger des Heils” klamboe's te kopen. Ik kende de “vader en moeder” van dit zeemanshuis heel goed van mijn voorgaande reizen met de K.N.S.M, dus tegen deze bestelling werd niet vreemd aangekeken en nog die zelfde dag aan boord gebracht.
Aankomst bij Maduro te Willemstad Heerenstraat, Willemstad
Met volle bunker voeren we op 11 september de St. Anna Baai uit, passeerden de pontjesbrug, die voor ons werd opengedraaid en het oude fort bij de ingang van de St. Anna Baai, waar de Nederlandse vlag als groet door een slaperige Curaçaose wacht voor ons werd “gedipt”.
Het Waaigat te Willemstad
Op de 18de september arriveerden we in Veracruz. In Vercaruz, maar het kan ook iets eerder zijn geweest via Scheveningen Radio, ontvingen we orders om naar Cartagena in Columbia te gaan, waar een lading rijst voor Bissau op ons lag te wachten.
Bissau is de hoofdstad van toen nog Portugees-Guinea, het tegenwoordige Guinee-Bissau, en ligt aan de westkust van Afrika. In het noorden grenst het aan Senegal en in het zuiden aan Guinee met Conakry als hoofdstad.
Bissau, drie keer niks!
Onze tweede stuurman, Jan Du Mee, was verantwoordelijk voor de navigatie, maar omdat we geen kaarten van Cartagena en omstreken aan boord hadden, hield zijn verantwoordelijk op, zou je zo zeggen. Voor Jan echter niet. Vergezeld door mij, begaf hij zich naar een Noor die voor ons lag en vroegen de wacht bij de “gangway” beleefd naar de officier die verantwoordelijk is voor de navigatie. We maakten toen kennis met de Noorse tweede stuurman, of liever gezegd stuurvrouw. Zij en de “sparks” ofwel “kniste” waren de enige vrouwelijke officieren aan boord.
In de kaartenkamer van de Noor werden snel de kaarten van Cartagena en haar toegangswegen tevoorschijn gehaald. Bij gebrek aan beter had onze tweede stuurman velletjes postpapier meegenomen en zonder blikken of blozen, legde hij de velletjes papier op de kaarten en begon ze over te trekken. Onvoorstelbaar als je dit vandaag op deze manier zou moeten doen!
De 21ste september vertrokken we uit Veracruz om vijf dagen later in Cartagena aan te komen. Cartagena wordt ook door twee oude forten uit de Spaanse tijd bewaakt. Onze lading rijst, een gift van de VN, was echter in geen velden of wegen te bekennen. Volgens de agent moest het ergens in treinwagons in het oerwoud staan.
Kapitein Persoon, destijds nog een dertiger, maar toch “ouwe” genoemd, huurde een vliegtuigje en ging op verkenning uit. De vermiste treinwagons werden toen spoedig ontdekt en naar Cartagena gesleept.
Intussen zaten we weer met bijna lege bunkers en werd het de hoogste tijd ons naar Curaçao te spoeden. Daar had dhr. Appelo, de procuratiehouder van Buisman, voor kaarten van Bissau en omgeving gezorgd en hoefde Jan niet meer uit bedelen te gaan.
Na een oversteek van 21 dagen, bereikten we het estuarium van de Geba-rivier waaraan Bissau ligt. De loods, een of andere bosneger in een uniformjasje met daaronder niets en een pet op, wachtte ons in zijn kano op. Hij had zijn eigen kaarten bij zich, die hij als een schat bewaakte. Voor de rest was hij bekwaam genoeg om ons zonder kleerscheuren naar een steiger in Bissau te brengen, waar we onze rijst konden lossen.
Voor straf buiten eten ............................ vonden zijn ouders en grootouders
Bissau is en was drie maal niets ! Een armoedig uithoekje van Portugal, waar we toch de wal opgingen om “blote negers” te bekijken, dacht ik. Dat was dus Bissau !