Na wat heen en weer varen tussen Cadiz en de monding van de Guadalquivir werd er blijkbaar besloten om definitief de rivier op te varen naar Sevilla. Daar aangekomen, meende ik mij te herinneren, dat we aan linkerkant van de rivier afmeerden. Blijkbaar was daar de losplaats voor “kunstmest”. Verderop lag er een “stadspark” waar we, eenmaal leeg na een dag of tien lossen, naar toe werden verhaald, wachtend op onze lading katoen voor Engeland. Intussen vermaakten we ons op de rivier met Sukkel.
lossen in Sevilla Chilisalpeter
het stadspark
Jan wist het te presteren Sukkel op een dukdalf te zetten, de enige schade was een gebroken “stut”! Ik zelf hield er een katje aan over dankzij de “dierenbeulen” onder onze matrozen (Spanjaarden kunnen notoire dierenbeulen zijn!). Het was namelijk mijn beurt om met Sukkel te varen en op de terugweg zag ik een paar van onze matrozen druk bezig met van alles in het water te gooien. Dichterbij gekomen, zag ik een klein katje wanhopig voor zijn leven zwemmen, belaagd door allerlei rommel dat in haar richting werd gegooid. Het was, denk ik, een zwervertje uit het stadspark, dat probeerde bij ons aan boord te komen, de boot miste en in het water terecht was gekomen. Onze “helden” stopten onmiddellijk hun activiteiten, toen “die gekke Hollander” in zijn bootje verscheen. Met een zwaai viste ik het diertje uit het water en eenmaal aan boord organiseerde ik uit de machinekamer een doos met poetskatoen.
Jan kwam terug met een gebroken stut Moos, 1 jaar oud
Ze was half dood en zat onder de stookolie, weet ik nog. Na haar te hebben schoongemaakt, zette ik haar in de doos, die ik op een van mijn apparaten in de radiohut parkeerde met de gedachten dat als ze de nacht zou overleven, we wel verder zouden zien! De volgende morgen vond ik haar weer helemaal bij de tijd en besloot haar “Moos” te noemen (Je weet wel, van dat “biesen kistje”). Ik had blijkbaar van het begin af aan het idee dat het een poes was. De rest van haar leven in de Amsterdamse Kerkstraat is ze altijd “Moos” gebleven.
's Nachts sliep ze in mijn uniformpet op het AAT en overdag liep ze mij achterna of haalde het vel van mijn handen, als we weer eens een schijngevecht hielden in de radiohut. De KPN met haar reclamespotje van een kat, die in een mandje uit het raam wordt getakeld, is blijkbaar afgekeken van “Moos”. Ze woonde later namelijk bij familie van de kapitein in de Kerkstraat, parallel aan de Keizersgracht (een deel van ons bekend om de 'praktijkschool' van dhr. De Graaff). In de Kerkstraat stonden of staan de koetshuizen van de herenhuizen op de Keizersgracht, waar “Moos” bij oma in het achterhuis woonde. Als Moos, toen ze volwassen werd, te kennen gaf op avontuur te willen, liet oma haar in een mandje in de tuin van het erbij behorende herenhuis zakken. Hoe ze dan weer terugkwam, vertelt het verhaal niet, maar ik neem aan dat ze oma waarschuwde, als ze weer naar boven wilde.
katoen laden voor Liverpool balen katoen op het luikhoofd
Na het verhalen naar het “stadspark” gebeurde er een hele tijd niets, tot we het bericht kregen dat de lading klaar lag. Voor de tweede keer verhaalden we, nu naar de stijger waar de lading katoen op ons wachtte. Na een grondige schoonmaakbeurt, want ons was verteld dat katoen en salpeter tezamen schietkatoen vormen, werd met het laden begonnen. Omdat katoen betrekkelijk licht is, hadden we ook een lading katoen op de luikhoofden; we voelden ons, toen we later de rivier afzakten naar zee, als “het turfschip van Breda” met die lading aan dek. Het was nog zomer op 5 september 1963, dus de oversteek van de Golf van Biskaje naar Liverpool zou geen probleem worden.