Op 28 november 1963 verlieten we Dublin, met onze lading plaatstaal netjes geschoord, op weg naar Genua waar we op 7 december werden verwacht. Nadat de rollen plaatstaal waren gelost, verhaalden we naar een andere kade, waar we onderdelen van een raffinaderij voor Akaba in Jordanië, aan boord kregen.
het laden van raffinaderij onderdelen lading deels aan dek
Deels in de ruimen en een deel aan dek. Veertien dagen later verlieten we Genua, op weg naar Akaba. De reis voerde ons langs de zuidkust van Kreta, het Suezkanaal, de Rode Zee en de Golf van Akaba. Het was nog voor de stormloop van het toerisme, de Egyptische kust langs de Golf van Akaba, waar in Sharm-el-Sheikh nog Egyptische kanonnen stonden, was nog een 'kattenbakcentrale' en er stonden nog geen hotels. Dat was voor dat Menachem Begin van Israël en president Sadat van Egypte in Ismaïlia tot een “understanding” kwamen.
de Spaanse tweede stuurman Akaba
In Akaba, waar we op 6 januari 1964 aankwamen, losten we onze raffinaderij en kregen twee Amerikaanse liftsters aan boord, die in Akaba waren gestrand. Ze waren aan een reis om de wereld bezig en hadden Azië al gedaan. In die tijd konden westerse vrouwen blijkbaar nog veilig door het 'Midden Oosten' reizen. Ze waren in Akaba gestrand, omdat Israël hen de weg versperde en het in die tijd onmogelijk was van Jordanië, via Israël naar Egypte te reizen. De dames zouden met ons meevaren tot het Suezkanaal en daar hun reis voortzetten. In Akaba ging mijn “Flying Junior” ook weer eens te water. Er stond een flinke wind, maar ik was nu gewend aan haar capriolen. Blijkbaar kwam ik al zeilend te dicht bij het Israëlisch territorium, want er verscheen een Israëlische motorboot, die via hun “loud haler” mij hier op attent maakte en er aan toevoegde dat ik “welcome” was in Israël, maar dat het moeilijker zou worden het land weer te verlaten! Na een dag lossen van raffinaderij onderdelen, keerden wij terug naar Suez, waar we onze 'lifsters' vaarwel zeiden.
Suez
De kapitein kreeg intussen vuezia de agent een dringend verzoek Amsterdam te bellen. Omdat we op het punt stonden het Suezkanaal in te varen, was het ons verboden gebruik te maken van onze eigen radio-installatie. De enige mogelijkheid in die tijd was naar Cairo te gaan en een internationaal telefoongesprek aan te vragen. Omdat de kapitein niet alleen wilde gaan, vroeg hij me hem gezelschap te houden. In afwachting van het telefoongesprek, zouden we Cairo kunnen bezichtigen. De volgende dag begaven de kapitein en ik ons in een taxi door de woestijn naar Cairo.
de piramide van Cheops de Sfynx
de sparks op een vreemd schip
Cairo hebben we inderdaad mogen zien, eerst de “Piramides van Gizeh” en later het Museum voor Oudheden, waar we de schatten van Toet-Anch-Amon op ons gemak konden bewonderen. Tientallen jaren later was de tentoonstelling in Nederland, mensen stonden toen in de rij om een glimp van het tentoongestelde op te vangen, speciaal het “gouden masker van Toet”, terwijl wij de uitgestalde “artefacten” destijds, op ons gemak konden bekijken. Na ons bezoek aan het museum werd het tijd voor de kapitein zijn telefoontje met Amsterdam te hebben. Ik denk dat toen al de donkere wolken van zijn ontslag boven zijn hoofd hingen, of is dat te speculatief denken?
Museum van Oudheden Toet-Anch-Amon