Op 10 september, na een veilige oversteek van de Golf van Biskaje, arriveerden we in Liverpool, later de stad van de 'Beatles'. We lagen daar eerst langszij een Russisch schip uit Klapeida in Litouwen met "tweedehands auto's" op het schavotje. Op de vraag wat die daar deden, was het antwoord: "Handel". De Litouwers, geen echte Russen, kochten tweedehands auto's op en parkeerden ze op hun schavotje, totdat ze weer naar huis gingen. Later verhaalden we naar een andere kade en werd onze lading katoen gelost, waarna we de Mersey weer afvoeren naar open zee, om Wales heen, naar Swansea aan de zuidkust.
kolen laden te Swansea
In Swansea, een getijde haven, lag een lading kolen voor Dordrecht op ons te wachten. Tijdens manoeuvres om voor de kant te komen beschadigden we bij het achteruit varen ons roer. Duikers constateerden dat het roer wat schade had opgelopen, maar dat het niet van zodanige aard was, dat onmiddellijk reparatie noodzakelijk was. Op 20 september arriveerden we in Dordrecht. Het vaarschema van Johan Spek vertelt me dan, dat we op 20 september in Dordrecht arriveerden en op 18 oktober via Rotterdam naar Delfzijl vertrokken. Van die tijd kan ik me alleen nog herinneren dat Jan du Mee voor zijn studie van boord ging, ik een 'Flying Junior' aan boord bracht, Moos naar Amsterdam bracht en het 'ja' woord kreeg van het nichtje van onze kapitein, die ik aan boord had leren kennen . Voor de rest zijn al die 28 dagen in het 'grijze niets' weg gezakt.
Wat ik me nog wel herinner was Delfzijl, waar we aardappelen laadden voor steden in Algerije. We lagen buiten de zeedijk, waar men poorten had uitgespaard om de stad in en uit te komen. Bij storm en hoog water werden deze poorten gesloten en kon je de stad niet in of uit, neem ik aan. Hier kregen we ook een nieuwe tweede stuurman, een Spanjaard, aan boord, als ik me goed herinner, ik weet alleen zijn naam niet meer. Hij sprak gelukkig Engels, wat het contact wel gemakkelijker maakte Op 23 oktober verlieten we Delfzijl met als eerste halte Algiers, waar we een dikke week later arriveerden. In Algiers waren we met een dag lossen snel klaar. Toen was Philippeville (het tegenwoordige Skikda), verderop langs de kust, aan de beurt.
een stukje recreatie
Hier had ik even de tijd om mijn "Flying Junior" uit te proberen. Samen met de nieuwe tweede stuurman maakte ik mijn nieuwe aanwinst op het sloependek klaar. Er stond veel wind, maar door achter het breekwater te blijven, dacht ik veilig te kunnen zeilen. Een misrekening dus, een plotselinge windvlaag kreeg ons te pakken, het bootje sloeg om en wij raakten met ons hele hebben en houwen te water. Gelukkig zag een Algerijnse visser het ongeluk gebeuren en was snel ter plaatse om ons er uit te vissen.
Mostaganem
In Mostaganem, onze volgende halte, was minder wind en heb ik de boot kunnen uitproberen. Haar zeileigenschappen waren excellent, ze planeerde voor en met ruime wind, zelfs met twee personen aan boord. Het was ook het einde van de Franse koloniale oorlog in Algerije, geloof ik, maar de gruwelverhalen over deze oorlog deden nog steeds de ronde. Zo was er een verhaal dat het Franse leger enkele honderden Algerijnen uit de buurt in een marmergroeve had gejaagd en de mannen er te pletter waren gevallen. Dat soort verhalen hoor je vandaag ook over Indonesië, waar het Nederlandse leger zich zou hebben misdragen.
Homepage Reizen april 1963-april 1964