Gambia, the Gambia, the REAL Gambia. Wat een luxe! Keuze uit drie bestemmingen, nee... geintje, de doelstelling van deze reis is om het echte Gambia te zien. Daar waar de meeste bezoekers niet verder dan het strand en het hotel komen wil ik meer zien van het land. Dat wordt dus zeker een trip naar het binnenland, want dat is het echte Gambia.
Weken van te voren ben ik al bezig het internet af te speuren wat er allemaal wel niet te doen is, ook al duurt deze vakantie maar 9 dagen het voelt als een enorme reis. Dit heeft alles te maken met het feit dat ik deze zomer door gewerkt heb en er gewoon akelig veel zin aan heb.
Als ik zoek op "highlights Gambia" kom ik niet verder dan de bekende dingen, zoals de stone circles en de krokodillenpoel. De zoektermen interior en inland verschaffen me al wat meer informatie. Dan bedenk ik me dat ik eigenlijk verhalen wil lezen van mensen die er geweest zijn, dus; Googelen op Gambia blog. Zo tussen de regels door lezend wordt bevestigd wat ik al had ingeschat. Een ontwikkelingsland, erg afhankelijk van steun van buitenaf. De economie draait vooral op toerisme met als tweede pijler de teelt van pinda's.
Zo, genoeg gelezen. Het is tijd om te boeken, het wordt een losse vliegticket en de overnachtingen zijn allemaal in het zelfde hotel, dit is voor mij de beste keus want via Booking heb ik een redelijke korting. Wanneer ik een paar dagen het binnenland in ga neem ik de extra kosten voor lief. Het is begin November, rond deze tijd is de overgang van het natte naar het droge seizoen, ruim voor de kerst dus kwa toerisme het absolute "low season" en dat merk je in de prijs.
Wat vaccinaties betreft wordt er voor Gambia niet veel gevraagd, Gele koorts is verplicht de rest is ter aanbeveling. Tegen de meest voorkomende ziektes ben ik al ingeënt in het verleden. Wat malaria betreft ben ik wat voorzichtiger gezien ik in het verleden Knokkelkoorts heb gehad en daar een week flink ziek van ben geweest. Eerst de huisarts maar een benaderen voor medicatie. Binnen een uur heb ik antwoord. Nee de huisarts verstrekt geen malaria tabletten. Shit... en nu dan. Online maar eens proberen. Het lijkt vrij eenvoudig om via een webshop Malarone te bestellen maar als puntje bij paaltje komt is er een recept nodig, dus weer terug naar de huisarts. Weer krijg ik nul op rekest. Het advies is om een afspraak bij de GGD te maken. Daar kan ik dus nix mee, het is twee weken voor ik vertrek en de wachttijd is zes tot acht weken. Dan maar eens bellen met de GGD, na een goed gesprek krijg ik het advies om het LCR te benaderen. Zo gezegd zo gedaan, hier kan ik wel een online afspraak maken nadat ik het aanvraag formulier heb ingevuld. Ik plan het consult in over twee dagen. mocht het weer niet lukken heb ik nog een dikke week om iets anders te bedenken. Eigenlijk ben ik helemaal niet zo 'n fan van pillen maar nu ben ik zo ver dat ik denk: "kom op met die bende". Gelukkig belt op de afgesproken tijd een jonge dame van het LCR en loopt de te nemen actiepunten met me door. Het gesprek eindigt met: "over twee dagen ontvangt U de medicatie op het door U opgegeven adres". Hè hè..... Samen met een klamboe en twee flesjes Deet ga ik er vanuit dat ik er alles aan gedaan heb om me te beschermen tegen die vervelende muggen.
En dan is het eindelijk zo ver, om kwart voor acht pak ik de buurtbus naar Ommen waar ik de trein neem naar station Zwolle. Van hier uit met de intercity naar Schiphol en als ik om elf uur aankom heb ik nog dik twee en een half uur voor die vlucht van mij vertrekt, mooi op tijd zal ik maar zeggen. Even een hamburger eten en wat rondkijken in de taxfree en voor ik het weet is het al 'boarding time'. Een paar uur later landt het vliegtuig op het vliegveld in Lissabon waar het tweeëntwintig graden celsius is en ik het gevoel krijg dat het kwa temperatuur de goeie kant op gaat. Een vlucht met één tussenstop scheelt al gauw een paar honderd Euro ten opzichte van een directe vlucht, dus die vier en een half uur overstaptijd neem ik voor lief. Om twintig minuten voor negen schiet die kist weer het luchtruim in en een kleine vijf uur later sta ik op het vliegveld van Banjul, half een 's nachts!!!
Het is me nog steeds niet duidelijk waarom die twee heethoofden in het vliegtuig elkaar bij de strot hadden. Een Nederlander en een Gambiaan krijgen woorden met elkaar, tot twee keer toe. In het heetst van de strijd roept de Nederlander; "I'm not hitting You, I'm only pushing You away". Nou ja, het zal wel.
In de aankomsthal koop ik voor twintig Dollar een visum, wat op zich vreemd is want een visum is helemaal niet nodig. Ik heb geen zin in ellenlange discussies zo midden in de nacht dus speel k het spelletje maar gewoon mee. Van die grote hordes rijke blanke vrouwen van boven de vijftig is hier nog niets te merken, het zal nog wel iets te vroeg in het seizoen zijn voor de liefde. Bij de uitgang staat een klein kraampje waar ze prepaid SIM kaarten verkopen, en dat komt mooi uit. Als ik er een heb pin ik nog even wat cash en dan naar buiten de warmte in, vijfentwintig graden... heerlijk. De zwoele lucht en de tropische geur geven me een enorme kick: yes Gambia, here I come.
Als ik naar de taxi standplaats loop lijkt het wel alsof ik op een autokerkhof terecht gekomen ben, wat een afgeragde bakken allemaal. Er zijn in Gambia twee soorten taxi's, de groene en de geel/groene. De groene zijn de standaard taxi's en de geel/groene zijn voor de toeristen, in het hoofd seizoen verschillen de prijzen, maar nu in November maak het geen verschil dus neem ik de groene. Het is een uurtje rijden en al gauw valt me op dat zo'n beetje alle lampjes op het dashboard branden. Maakt nix uit zolang ik maar bij het hotel aan kom. Ook de wielen klapperen onder de auto, geeft nix, als ik maar bij het hotel aan kom. Half drie check ik in en dan gelijk naar bed.
Het is zes uur 's ochtens en ik ben klaar wakker. Ik weet dat ik toch niet meer in slaap val dus dan er maar uit. Vanaf acht uur staat het ontbijt klaar en dat komt mooi uit want ik wil vandaag nog een aantal dingen doen, waaronder een scooter regelen. Eigenlijk huur ik liever een wat zwaardere motor maar tijdens de voorbereiding kwam al naar voren dat dat niet eenvoudig zou worden. Eerst het web maar eens raadplegen, dat wat naar voren komt is of te ver weg, of te duur. Misschien de "boy's van de security " eens vragen of zij wat weten. Vanmorgen toen ik in alle vroegte aankwam al even met ze gepraat en ik had het gevoel dat er wel contact was. Deze jongens (vaak nog geen zestien) zijn vaak ook na werktijd nog in de buurt van het hotel te vinden. Na wat sociale chit chat blijkt dat ik bij de jongen die achter de receptie zit moet zijn. Hij weet wel iemand en belooft er op terug te komen. Ik druk hem op het hart dat de scooter ook verzekert moet zijn want ik wil geen gedonder met de politie.
Rond de middag heb ik nog steeds niets gehoord dus maar even bij de receptie kijken, ik zie al aan zijn reactie dat hij weet waar ik voor kom en hij zegt dat het vandaag nog geregeld wordt. Ok, misschien ben ik nog iets te gehaast, het tempo ligt hier iets lager dan in Nederland. En verrekt, niet veel later staat er twee man en een scooter bij de ingang. Ze leggen me nog even uit hoe alles werkt, nemen de papieren door en weg zijn ze. Het is een oud beestje maar voor zeventig Euro kan je ook niet veel verwachten.
Eindelijk de vrijheid om te gaan en staan waar ik wil. Als eerste is de krokodillenpoel aan de beurt, Het is een heilige plek voor de lokale bewoners want het schijnt een hoge vruchtbaarheid factor te hebben. Vrouwen die niet zwanger kunnen worden nemen hier een duik in de hoop dat het daarna toch nog lukt. Interessant dus!!!
Met de telefoon op het stuur gemonteerd die dient als navigatie begint de rit door de buitenwijken van Serekunda of eigenlijk beter gezegd door Bakau. Als ik in de buurt ben vraag ik me af of ik wel goed ga, ik bevind me midden in een woonwijk en niets wijst op een natuurlijke omgeving. Tot dat ik op een muur de tekening zie van: Kachikally Crocodile Pool. Nog een keer links af en dan twee keer rechts en dan moet ik er zijn. Yes, er is ook een klein museumpje bij met betrekking tot de geschiedenis en cultuur van Gambia, het zijn een aantal ronde hutten met artefacten uit de recente oudheid. Het ziet er verder netjes uit maar na een half uur heb ik het wel gezien. Dan de krokodillen poel, je kan 'm het beste vergelijken met een vijver vol met algen. Een tiental krokodillen liggen op de kant te zonnen en zien er rustig uit. Ik had van te voren al gelezen dat de crocs elke dag gevoerd worden om ze rustig te houden. Er staat een groepje Belgen te luisteren wat de gids te vertellen heeft en ik sluit me daar even bij aan. Het is meestal een standaard verhaal wat ze vertellen en ook nu weer. Op de vraag of ik de dieren aan wil raken of met ze op de foto wil heb ik een duidelijk antwoord; No thanks. Ik vind dat maar stom gedoe, meer iets voor mensen uit de stad of zo. Achter de poel is een klein stukje bos waar ik even door heen loop en aan het eind, kort voor de uitgang, staat een gigantische boom die volgens zeggen meer dan vijfhonderd jaar oud is. Ok, mooi. En weer dooorrrrr!
Naar de "fish market", nou ja markt? Je kan het beter vergelijken met een vis afslag maar dan in de open lucht. Onderweg toen ik er langs kwam rook ik hem al maar nu ik er ben is de lucht werkelijk niet te harden. Vergezeld door een zelfbenoemde gids loop ik over het stand waar de vissersboten liggen en er is ook een soort van pier waar de vangst van de dag gelost wordt. Wat niet goed genoeg is voor de handel wordt op het strand achter gelaten, the dogs will eat it, is het antwoord van de gids. Op zijn aanraden bezoeken we ook nog even het gebouw waar ze de vis roken, een paar vrouwen zijn druk in de weer om het vuur op te stoken maar jammer genoeg is er geen schoorsteen en zie ik binnen geen hand voor ogen. Links en rechts staan kratten met vis op de grond en het is me inmiddels wel duidelijk dat hygiëne hier een andere betekenis heeft dan in Europa. Je moet wel een hele sterke maag hebben wil je hier geen last van krijgen. Ik vraag of ik foto's mag maken en voor een paar honderd Dalasi zijn de vrouwen bereid om er ook wat over te vertellen, na afloop laat ik even de opnames aan hun zien en krijg ik hun goedkeuring.
Het loopt tegen het eind van de middag en ik hou het wat sightseeing betreft voor gezien. Nog even naar de supermarkt aan de overkant van de weg en dan terug naar het hotel om te eten. Na de ervaring van vanmiddag lijkt me een pizza het beste, honderdtachtig graden in de oven en de bacteriën zijn wel dood....
Het hotel waar ik verblijf staat op zo'n vijftig meter van het strand en ligt in een rustige wijk, daarom heeft deze mijn voorkeur. Ook is er geen minaret in de buurt wat wel zo fijn is, want die fout heb eerder wel gemaakt in Indonesië en werd ik 's ochtends om vijf uur mijn nest uit getoeterd. Als eerste zit ik aan het ontbijt en een half uur later tuf ik naar het reisbureau met de naam Omi Tours Gambia. Waarom deze vraag je je waarschijnlijk af? Nou, heel eenvoudig, op de website staan welke tours ze doen inclusief de prijzen. Geen schimmig gedoe dus. Het is een leuk ritje langs de kust richting Kololi. In eerste instantie kan ik het niet vinden omdat ik zoek naar het bord met het opschrift Omi tours, maar mijn navigatie zegt toch echt dat het hier moet zijn. Ik zie een spandoek met de tekst Bob Tours, hier maar eens vragen, waarschijnlijk weten zij meer. En inderdaad, Omi tours is samen gegaan met Bob en de laatste is momenteel aanwezig. Het is een vlotte en enthousiaste vent die graag verteld over zijn vaderland. Na verloop van tijd krijg ik er een steeds beter gevoel bij en boek een tweedaagse trip het binnenland in, maar wel op de voorwaarde dat ik een paar van mijn ideeën bij in het schema wil proppen. Geen probleem, wanner vertrekken we? Morgen vroeg om zes uur zegt hij, kijk! daar hou ik van, een vroege vogel.
Ik stap weer op de scooter en besef me in één keer dat ik de malaria medicatie voor vandaag ben vergeten in te nemen, dat kan maar een ding betekenen en dat is terug naar het hotel. Ik spoor me zelf nog maar eens extra aan om hier scherper op te zijn voor mijn eigen bestwil.
Deze reis heb ik voor het gemak in maps vlaggetjes geplaatst voor dingen die interessant zijn, één daar van is de enige kruising in Gambia met stoplichten. Niets speciaals maar toch; ik kan zeggen dat ik ze gezien heb. Het is nog vroeg en in de hoofdstad Banjul zijn een aantal dingen die ik wil bezoeken. Met de scooter sjees ik over wat kleine weggetjes tot mijn navigatie me over de highway stuurt. Dit lijkt me niet de bedoeling, maar wat ik ook probeer, altijd kom ik weer bij de snelweg uit. Ik gok het er maar op, al voelt het niet echt comfortabel. Langzamerhand zie ik steeds meer scooters en misschien is het dan toch wel normaal. De rit gaat verder door een natuur gebied en aangezien er geen andere mogelijkheid is om in de hoofdstad te komen is dit prima. Het is dan ook prachtig als je om je heen kijkt. Van uit de verte is de enorme poort met de naam Arch22 al goed zichtbaar, iets daar voor staat het overheidsgebouw: de "National Assembly", ook leuk. Ik stop bij het nationaal museum en rust even uit van de rit hier naar toe. Er is een groep mensen voor mij dus wacht ik even met het kopen van een kaartje, om de tijd te doden knoop ik een praatje aan met de dame die buiten kleding verkoopt. Gelukkig is het alleen voor vrouwen en hoef ik niet veel moeite te doen om de verkoop tactieken te ontwijken, want dat is wel een dingetje hier in Gambia. Tegen het opdringerige aan laat ik maar zeggen. Dan taait de groep af en ga ik naar binnen. De man achter de receptie verteld in een adem over de exposities van het museum en wat er nog meer te zien valt. Ook hier weer veel cultuur en geschiedenis. Ja, Gambia is nog niet echt klaar voor het grote publiek en dat merk je overal. Ik hou er zelf wel van als het allemaal wat amateuristisch aan doet. Gewoon, niet overdreven of gehypet maar meer onder het motto; what you see is what you get".
Wat ik ook even wil zien is "the Old Town", een wijk in Banjul met oude Engelse huizen. Een restant uit het koloniale tijdperk van de Engelsen. Het kost me een hoop moeite maar uiteindelijk zie ik er een paar maar het valt wat tegen omdat de meeste huizen zijn vervangen door loodsen en andere gebouwen om goederen op te slaan.
Wat door elke reisorganisatie wordt genoemd is de Royal Albert Market, de grootste markt van Gambia met de karakteristieke toegang poort. De markt heeft niet echt mijn belangstelling maar ik rij er toch even langs uit nieuwsgierigheid, kan ik later altijd zeggen dat ik er geweest ben.
Nu schijnt er ook een krokodillen poel te zijn bij de Calypso bar, daar kom ik langs op de terugweg en is tevens een mooie gelegenheid om er iets te drinken. Van de krokodillen is geen spoor te bekennen en om te wachten tot vier uur wanneer ze gevoerd worden duurt me te lang. Als ik buiten het hek nog even sta te praten met een tuk-tuk chauffeur (inderdaad, een tuk-tuk in Afrika) zie ik er een, ja-hahaa ik spot zowaar een bumster. Met een rijke blanke vrouw. Ze groeten me en lopen verder alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Dit zet me aan het denken, alhoewel het de stempel van sex toerisme heeft kun je je ook afvragen of het werkelijk zo erg is. Ze willen het namelijk allebei. Hij voor het geld en zij voor de liefde. Hoe kun je er dan tegen zijn. Later deze week kom ik er nog veel meer tegen en blijkt dat het wijdverbreid is. Het is wel tegenstrijdig dat een relatie met een gelijke partner per wet verboden is maar dat dit oogluikend wordt toegestaan.
Terug bij het hotel praat ik een tijdje met de boys van de bewaking en kom er achter dat de oudste zoon vaak Ibrahim heet en het huis wordt uit gestuurd om geld te verdienen om de rest van de familie te onderhouden, hmm.... Kleine fooi dan maar weer. Later weer een pizza als avond eten en lekker uitwaaien op het strand tot het donker is.
En dan is het zo ver, vandaag ga ik het binnenland in, samen met Bob de gids. Precies om zes uur komt hij voor rijden met zijn dikke Mercedes. Hij zou in Europa niet zo snel door de apk komen maar voor Gambiaanse begrippen is het een knappe auto. Het is ongeveer driehonderd kilometer tot Janjanbureh waar we overnachten maar de rit zal meer dan zes uur duren. Het begint licht te worden en de eerste stop is in een klein stadje om spullen te kopen. Spullen??? Ja, potloden, puntenslijpers, schriften en een zak rijst. Dit is één van de dingen die ik per se wil doen, je doet wat goeds en tegelijkertijd maak je veel makkelijker contact met de lokale bewoners, en omdat alles in Gambia zelf word gekocht valt het kwa kosten best mee. Deze schoolspullen zijn zeer welkom want anders moeten de ouders het aanschaffen en daar is meestal geen geld voor.
Halverwege stoppen we bij een bar / restaurant / eco-lodge voor ontbijt, nou ja het is elf uur dus kun je beter spreken van brunch. Leuke plek om even rond te kijken bij de rivier. Het merendeel van de mensen die hier verblijven komen om vogels te kijken want daar staat Gambia bekend om. Als ik uitgekeken ben stappen we weer in de auto en maken we ons op voor het tweede deel van de reis. Gelukkig kan ik het goed vinden met Bob en kletsen we over van alles en nog wat. Onderweg stoppen we nog een keer in een dorp waar het op dat moment marktdag is. Hoe ziet dat er dan uit? Aan beide kanten van de hoofdweg die door het dorp loopt staan kraampjes, als er niet genoeg ruimte is worden de spullen zoals fruit en andere etenswaren op een kleed op de grond uitgestald. Je rijd dus met de auto dwars door de markt, georganiseerde chaos echt op zijn Afrikaans. Maar het werkt en daar gaat het om. Hier krijg ik het gevoel dat ik het echte Gambia zie, everyday life. Als ik iets koop bij een van de kraampjes vraag ik de dame of ik een foto kan maken, 'yeah sure' zegt ze. Zo werkt dat nu eenmaal, voor wat hoort wat en dat snappen ze hier ook. Na water en bananen te hebben ingeslagen gaat de rit weer door naar de stone circles van Gambia.
Het blijkt dat Bob naast zijn werk als gids ook liefdadigheidswerk doet. Daarom stoppen we bij een gezin dat ergens langs de weg couscous staat te pletten. Ze kijken verrast op als we komen aanlopen en weten niet wat er aan de hand is, als we de spullen uitdelen zijn de kinderen blij en bedanken ons als we weg gaan.
Dan de stone circles: Ze zijn zo speciaal dat ze op de wereld erfgoedlijst van UNESCO staan, nou dat wil ik dan wel eens zien. Bij de ingang staan een aantal blauw-witte ronde hutten, à la Afrikaanse stijl zal ik maar zeggen. Het is informatief met betrekking tot de geschiedenis van de steen cirkels. De steencirkels zelf (zo'n elf in totaal) liggen er vredig bij. Het vermoeden is dat het graven zijn van oude koningen en stamhoofden waarvan de oudste al in de derde eeuw voor Christus zijn gemaakt.
We rijden terug richting de hoofdweg en zijn net goed en wel op gang of de rem gaat er al weer op, look: "boys playing footbal". Dat betekend stoppen en iets uitdelen. Bob heeft toevallig nog een paar leren ballen in de kofferbak liggen en dat komt nu goed van pas. We lopen er naar toe, ik met de bal achter de rug maar ze hebben het al door. De zelf van lappen gemaakte bal wordt ingeruild voor een echte en we doen er ook een ballenpomp met het juiste ventiel bij, de kids zijn door het dolle heel en schreeuwen het uit. Kijk, dat vind ik nou leuk. We stappen in met een goed gevoel er rijden weg. Een paar honderd meter verder aan de andere kant van de weg weer een groepje jongens aan het voetballen, dit maal wel met een leren bal maar compleet afgesleten en lek. Tijd voor vervanging dus.
Een van de dingen die hoog op mijn Gambia bucketlist lijst staat is het chimpansee revalidatie project, rond het begin van de twintigste eeuw (+/-1920) stierven de originele chimpansees uit door onbekende reden is de officiële lezing. Eind jaren zestig is door een Brit op eigen initiatief een kleinschalige opvang gestart voor wees aapjes. In 1979 is dit door de regering van Gambia en een paar andere organisaties uitgebouwd tot wat het vandaag de dag is. Honderdveertig apen verdeeld over drie eilanden in de Gambia rivier. We komen aan bij het piepkleine dorpje met de naam Kuntaur van waar de boot vertrekt. De eigenaar, beter bekend als Captain Hippo is er momenteel niet maar er is altijd wel iemand anders die de honneurs waar neemt. Het is nog te vroeg om uit te varen dus drinken we even wat op het terras aan de waterkant en delen weer pennen, schriften en bellenblazers uit aan de kinderen. En dan zie ik iets waar ik slecht tegen kan, twee westerse vrouwen gekleed in traditionele Afrikaanse kleding rondlopend met hun koffer op hun hoofd. Belachelijker als dit kan je het niet maken, doe normaal man!!!
Gelukkig duurt de ergernis niet lang en kunnen we vertrekken, het is een uur of vier en de hitte van de middag is al aan het afnemen, het is sowieso minder warm in het binnenland, da's wel lekker. Na een half uurtje varen wordt ik gevraagd of ik zin heb in een jointje, ik sla het aanbod vriendelijk af en zeg dat ik mijn portie in het verleden wel heb gehad. Bob hierin tegen is hier wel voor te porren, en heeft na een paar haaltjes een boeiend gesprek met de kapitein. Op hun tweeën na ben ik de enige aan boord en dat heb ik het liefst, lekker rustig zo. We varen kort langs een paar eilanden en zien de eerste chimps al te voorschijn komen. Het is niet toe gestaan om op het eiland te komen dus doen we dat ook niet. Even verder zie ik een chimpansee met een jong, iets verder nog een, prachtig gezicht zo bij zonsondergang. Op een ander klein eilandje barst het van de witte reigers, het blijkt de slaapplaats van deze vogels te zijn en maken voor dat ze gaan slapen nog even een hoop lawaai. Leuk om mee te maken. Wat mij opvalt is dat de dieren helemaal niet bang zijn voor mensen, zolang je maar in de boot blijft. We varen terug met de koperen ploert laag aan de horizon is dit een van de beelden die me lang bij zal blijven. Op de valreep spotten we ook nog een neushoorn, mijn dag kan niet meer stuk. Het is al donker als we terug zijn in Kantaur en rijden gelijk door naar Janjanbureh waar we overnachten. Onderweg stoppen we bij een van de vele check points in Gambia en de politie agent vraagt of hij mee kan naar Janjanbureh, tuurlijk kan dat. Bob vergeet dat hij een paar uur geleden nog zat te blowen en als ik hem daar aan herinner schrikt hij er van, half stoned rond rijden met de politie achter in de auto "dat kan alleen in Afrika". Als we aankomen bij het guesthouse eten we een warme maaltijd en blijven nog even hangen op de veranda. Maar niet te lang want het stikt hier van de muggen. Het blijkt dat in dit zelfde guesthouse ook 's werelds bekendste motor vlogger; de Nederlandse Itchy Boots hier ook heeft overnacht, en nee: ik heb dit guesthouse niet uitgezocht.
Ik word rond de normale tijd wakker (6uur) en spring er gelijk uit, een nieuwe dag en ik heb er zin in. De rest ligt nog te meuren dus heb ik mooi even tijd om in mijn eentje het eiland te verkennen. De temperatuur is fantastisch, twintig graden. De zon schijnt door de lichte ochtend dauw heen en vanuit de rivier stijgen krullen met waterdamp op. Het is fluisterstil rond deze tijd en ik geniet met volle teugen. Even naar de pier dan maar, Ik sta er goed en wel tien minuten en er komt iemand naar me toe lopen, het eerste waar ik aan denk is: die gaat vragen om geld. Heel vriendelijk begint hij het gesprek over koetjes en kalfjes, en dan komt het hoge woord er uit; of ik misschien wat geld voor hem heb. "do you use drugs" vraag ik hem, No man!! Marijuana? No,no. Not just a littlebit? Well... somtimes. Daar heb ik hem mooi klem, voor mij genoeg reden om niets te geven en teleurgesteld taait hij weer af. Lekker rustig.
De zon staat inmiddels al weer wat hoger en de vroege ochtend gaat langzaam over in de morgen. Tijd om terug te gaan naar het guesthouse. Vlak voor ik aankom staat er een rastafari op de hoek van de straat een jointje te roken, (het is een uur of zeven). Ook hij wil geld en verteld me dat hij als werk gehandicapte kinderen verzorgd net buiten het dorp. Jammer genoeg voor hem trap ik er niet in en loop door. Even ontbijten en daarna met Bob een rond wandeling gemaakt over de markt met als eindpunt het slaven huis. Onderweg hoor ik een aantal keren dat kinderen "toubab!" naar me roepen. Voor dit soort dingen is het handig dat er iemand is die de taal spreekt, het betekend witte man/persoon maar verder zonder racistische betekenis. In dit geval ben ik dus de attractie.
Aangekomen bij het 'slavehouse' staat er al een kerel klaar die zijn inkomen verwerft door te vertellen hoe slecht de Engelsen omgingen met de potentiële slaven. Het is een grote boze neger met een houding als of hij je bang wil maken die tot in detail verteld hoe de slaven gemarteld en uitgehongerd werden voor ze verscheept werden naar 'The Americas. De omstandigheden in het slaven huis waren erbarmelijk, Ze verbleven onder de vloer waar de behoefte werd gedaan, gegeten, geslapen net zo lang tot het tijd was om te vertrekken. Een gat in de grond die in verbinding staat met de rivier zorgt er voor dat bij hoog water de ruimte enigszins gespoeld werd. Het weinige voedsel dat ze kregen werd via een gat naar binnen gedumpt en ze moesten zich zelf verder maar redden. Dit alles om de slaven te verzwakken en opstand te voorkomen. Eenmaal aangekomen op hun bestemming werden de slaven weer in conditie gebracht en klaar gemaakt om op de plantages te werken. Al met al een bizar gruwelijk verhaal dat zeer indrukwekkend wordt verteld. Als we weer buiten zijn blijf ik nog even staan kijken bij de ferry die net aankomt en van alles en nog wat aan boord heeft. Het alledaagse leven trekt langzaam aan mij voorbij en ik merk dat ik beter begin op te nemen nu ik wat rustiger ben en meer oog voor detail heb. Auto's, scooters, koeien, je kan het zo gek niet bedenken of het komt aan wal. Zo gaat het hier dus.
We steken de rivier over richting de vaste wal en met de auto gaan we naar het eerste dorpje voor vandaag om schoolspullen uit te delen. Ook hier zij ze er blij mee en we vertrekken met een goed gevoel naar het tweede dorp. Het bezoek is onaangekondigd dus kijken de bewoners verrast op.
Met een zak rijst op mijn schouder en wat schoolspullen in de hand lopen we richting de centrale plek van het dorp. Van alle kanten komen ze aanlopen en het duurt niet lang of er staat zo'n man of veertig om ons heen. Inclusief de vrouw van de chief. Het dorpshoofd zelf is er niet dus is zij het aanspreekpunt. Snel wordt er een blikken schaal voor de dag getoverd die dienst doet al trommel en voor ik het weet sta ik met "the chiefs wife" te dansen. Een bijzondere ervaring kan ik je zeggen. Er heerst een vrolijke stemming en als we zijn uit gedanst babbelen we nog wat over ditjes en datjes voor we vertrekken.
Het is rond de middag en tijd om de terug reis te beginnen, deze zal een uur of zes in beslag nemen voordat we aankomen in Bakau waar het hotel staat waar ik verblijf. Onderweg stoppen we bij een afhaal restaurant om een traditionele Gambiaanse maaltijd te eten. Rijst met rundvlees in pindasaus, en gele pepers. Eenvoudig maar ontzettend lekker. Dan weer door, we schieten al lekker op als plotseling na een harde knal de auto van links naar rechts over de weg zwabbert. KLAPBAND!!! Het reservewiel dat we mee hebben krijgen we niet vast. De wielbouten van de aluminium velg zijn te lang voor het stalen reservewiel. Ik kom op het idee om stalen ringen tussen de bout en de velg te doen om zo de ruimte op te vullen. Niet echt sjiek maar het werkt. Ik kijk nog eens goed naar de lekke band en zie dat die verkeerd gemonteerd is, tegen de draai richting in dus. Met al dat gedoe is het stiekem alweer een uur later en gaan we voor het donker thuis zijn niet halen. Onderweg pikken we nog even iemand op die de vrouw van een van de agenten van het vorige checkpoint blijkt te zijn. Het wordt me steeds duidelijker dat gids Bob toch wel een voornaam mannetje is. Hij kent iedereen en de guesthouses zijn min of meer afhankelijk van hem. Dik in de avond komen we aan bij het hotel en spreken af om nog even contact te houden via de mail. De afgelopen twee dagen waren zeer interessant en ben ik blij dat ik het gedaan heb. Bij het hotel is alles nog het zelfde en heeft de activiteit van de bewakers meer weg van alledaagse sleur dan van werk. Maar ja, zo gaat dat hier nu eenmaal.
Vanochtend weer vroeg vertrokken om naar het reptiel museum te gaan. Dit ligt in het Zuid-Westen van Gambia en is een leuke rit met de scooter lijkt me zo. Het museum ligt tussen Gunjur en Kartung in is nog best een eind rijden. Wat me opvalt is dat in dit gedeelde van Gambia wel heel veel checkpoints zijn. De eerste twee kom ik nog vrij makkelijk door maar bij de derde wordt er streng gecontroleerd op papieren. Gelukkig heb ik alles voor elkaar en mag weer door. Bij de vierde wordt de scooter serieus onderzocht, en al gauw hebben ze wat gevonden. "You are in offense", the bike has no mirrors. Daar kan ik weinig tegen in brengen want hij heeft gelijk. Ik wist het wel maar had niet gedacht dat ze hier over zouden vallen. Ik blijf zo vriendelijk mogelijk de vragen beantwoorden en uiteindelijk mag ik gaan, dat scheelde maar weinig zeg. Ik ben nog niet half weg en ben er niet gerust op dat het tweede deel veel minder check points zullen hebben.
Eerst maar eens kijken voor een setje spiegels, na een paar keer vragen kom ik uit bij een verkoper die geen specialisme heeft maar eigenlijk van alles verkoopt. Een paar kilometer terug zag ik langs de weg een soort van sleutelplaats voor scooters en brommers, daar moet ik zijn om de spiegels te monteren. De schroefdraad in het stuur is dermate verroest dat de spiegels er niet zo een, twee, drie op gezet kunnen worden. Gelukkig kan ik zelf ook nog wel wat en ik leg hun uit dat we een bout met de zelfde schroefdraad kunnen gebruiken om de roestige schroefdraad 'op te tappen'. Even met de zaag in de lengte richting een zaagsnede maken en dan de bout er in draaien. Normaal zou je hier een tap voor gebruiken maar die hebben ze niet. Dit werkt overigens ook prima.
Het reptielen museum wordt 'm vandaag niet meer dus ga ik naar het dichterbij gelegen Tanje village museum. Het is een kleinschalig dorpje nagebouwd voor toeristen om te bezoeken. Hoofd thema's zijn cultuur en oude ambachten. Leuk om er een uurtje door te brengen.
Ik merkte al vrij snel dat de ene spiegel net niet helemaal goed staat afgesteld, dus terug maar weer naar de sleutelplaats langs de weg. Natuurlijk herkennen ze me en vragen wat er is. Met z'n drieën sleutelen ze net zo lang tot de spiegel er goed aan zit. Voor het opzetten heb ik ze een fooi gegeven maar het bijstellen kost niets, valt onder service grappen ze. Ik begin dorst te krijgen van al dat gedoe en ga op zoek naar een strandje waar ook een strandtent bij staat. Brufut beach schijnt een mooie plek te zijn. Het wegennet in Gambia is niet zo minutieus vast gelegd als in Nederland en de navigatie heeft er dan ook behoorlijk moeite mee om het te vinden. Aangekomen blijkt het gesloten te zijn. Het volgende doel is Joyehto beach bar. Die is wel open en op het terras bestel ik een koude cola zero, nou ja koud? Iets minder warm dan de buitenlucht is beter vertaald, maar ik heb zo'n dorst dat me het eigenlijk niets uit maakt. Hoe langer ik hier zit hoe meer Nederlanders ik tel. Wat me bij andere reizen al is opgevallen geld ook hier: in welke uithoek je ter wereld je ook bent, er zijn altijd Nederlanders. Ook de bumsters zijn hier goed vertegenwoordigd.
't Is al weer de een na laatste dag en vandaag ga ik niet veel doen, beetje rond kijken en genieten is de bedoeling. Als eerste ga ik naar het strand met de naam Cape Point, een wat luxer gedeelte van Gambia waar de jetset een tweede huis heeft laat ik maar zeggen. Colaatje en een stand wandeling en dan door naar "de strip", hét uitgaansgebied van Gambia, ook wel Senegambia genoemd. het is rond het middaguur nog wat rustig en ik besluit vanavond terug te komen. Terug bij het hotel ga ik bij het zwembad lekker lui op een strandstoel liggen en piel wat op mijn telefoon tot ik in de zon in slaap val. Oei! Even is geen probleem maar een uur in de brandende zon heeft wel effect op je huidskleur. Snel onder de douche om af te koelen. Als het donker wordt ga ik terug naar de strip om een biertje te drinken en iets te eten. Ik zoek een tent uit die me wel geschikt lijkt en ga zitten. Biertje en een maaltijd besteld, niks aan de hand lijkt het. Tot dat er een groep van zo'n twintig Nederlandse pensionado's het terras komt bestormen. Mijn god wat een herrie als die gasten kunnen maken zeg. Als ik het op heb betaal ik en maak dat ik weg kom. Hier hoor ik niet bij.
Het Monkey forest is het laatste dat ik deze vakantie ga bezoeken. Bij de ingang zit een vrouw met haar mobiele telefoon te prutsen en heeft dat ding zo hard staan dat ze me niet in de gaten heeft. Yow! Ze schrikt op en vraagt wat ik wil. Naar binnen is mijn antwoord. Ik betaal de entree en koop bananen en pinda's voor de apen. Ik ben goed en wel binnen of er wordt luidkeels naar mij geschreeuwd dat ik bij hun moet zijn. Hier zakt m'n broek van af en loop chagrijnig door. Die aso's blijven roepen en ik besluit er naar toe te gaan om te kijken wat ze willen. Ze doen zich voor als gids en schetsen allerlei doemscenario's om mij maar duidelijk te maken dat zonder hun het onmogelijk is om hier veilig rond te lopen.
Ik hoor hun verhaal aan en als ze klaar zijn ze ik dat ik er he-le-maal klaar mee ben en vertrek richting de ingang. Netjes lever ik de bananen en pinda's weer in en zeg er bij dat ze voor de volgende bezoeker zijn. Ow, hier had de vrouw niet op gerekend en probeert van alles om mij tevreden te stellen. Maar ik houd voet bij stuk en vertrek. Bij de uitgang komt de manager zelfs nog naar buiten en vraagt wat er aan de hand is, ik leg hem het verhaal uit en vertrek.
Inmiddels ben ik door al mijn Dalasi heen en moet ergens geld gaan wisselen. Ik heb nog een paar Euro's. Als ik op de terugweg weer langs de strip kom zie ik daar een fixer staan. Fixers zijn snelle jongens op gymschoenen en gouden kettingen die van alles kunnen regelen. In Afrika een begrip. Ik wissel wat geld en krijg nog niet eens zo'n slechte koers. Tot laat in de avond blijf ik rondhangen bij het hotel want mijn vlucht gaat om twee uur 's nachts pas terug naar Nederland. Het feit dat ik online al ben ingecheckt maakt niets uit en weer moet ik op het vliegveld nogmaals inchecken. Het gaat hier dus duidelijk om de twintig Dollar die je er voor moet betalen.
Negen dagen Gambia (the smiling coast of Africa) hadden ook twee weken mogen zijn maar langer niet. Het is een mooi land met vriendelijke bevolking maar er valt niet zo heel veel te zien. Zoals ik al zei: nog niet klaar voor het grote publiek. Keep smiling.