Zenuwstelsel vragen

Voor PC: Het centraal zenuwstelsel

This content requires the Adobe Flash Player.Get Flash Dit is een animatie van bioplek.org

Het autonoom zenuwstelsel

This content requires the Adobe Flash Player.Get Flash Dit is een animatie van bioplek.org

Het zenuwstelsels animaties

This content requires the Adobe Flash Player.Get Flash Dit is een animatie van bioplek.org

Voor tablet of smartphone:

Het autonoom zenuwstelsel

Schema zenuwstelsel


Een aantal uiteenzettingen over de hersenen

Zeer degelijk maar een beetje veel

  1. Waar of vals

    • Elke prikkel die een dendriet ontvangt is sterk genoeg om het cellichaam te bereiken.

    • Dendrieten bestaan meestal uit lange, boomvormige vertakkingen.

    • Een neuron bevat meestal meerdere dendrieten

    • De 'cel van Schwann' is gelegen tussen de axon en de myelineschede.

    • In het centraal zenuwstelsel wordt de myelineschede gemaakt door de cellen van Schwann.

    • Een axon eindigt op één eindknopje.

    • Het doorgeven van een zenuwprikkel t.h.v. de synaps kan in 2 richtingen.

    • Gliacellen zij steuncellen in het zenuwstelsel.

    • Zenuwcellen kunnen rechtstreeks voedingsstoffen opnemen, en afvalstoffen afgeven aan de hersencapillairen.

    • Het liquor cerebrospinalis is te vinden tussen de duramater en de archnoïdea.

    • Het centraal zenuwstelsel wordt gevormd door 12 hersenzenuwen en 31 ruggenmergzenuwen. Lees goed de zin!!

    • Vanuit de voorhoornen vertrekken de motorische zenuwvezels.

    • Hersenzenuwen behoren tot het CZS.

    • Het cytoplasma met de celkern ligt in de hersenen aan de buitenkant.

    • Het hersenvocht wordt door de piamater opgenomen in het bloed en naar de hersenaders vervoerd.

    • Het liquor cerebrospinalis werkt als een soort schokdemper.

  2. Welk stelsel gebruik je vooral bij het lezen van deze vraag (nadenken)?

  3. Hoe kan je het zenuwstelsel indelen, in functie van de bouw? Leg kort de anatomische indeling uit.

  4. Waarom spreekt men bij zenuwen per paar?

  5. Hoe kan je het zenuwstelsel indelen, in functie van de werking? Leg kort de fysiologische indeling uit. Illustreer telkens met een duidelijk voorbeeld. Geef ook één onduidelijk voorbeeld.

  6. Wat ligt er hoger (als je rechtstaat): het cerebellum of het medulla van het cerebrum of de cortex van het cerebrum? Geef ook de Nederlandse term, en de functie van beide zaken.

  7. Uit welke 2 soorten cellen bestaat het zenuwstelsel?

  8. Geef 3 soorten neuronen en leg uit.

  9. Elk neuron bestaat uit een cellichaam en 2 soorten uitlopers.
    Welke?
    Leg ook de functie van die uitlopers uit
    .

  10. Vul aan met volgende woorden: naar het cellichaam, van het cellichaam weg, meestal één, meestal meerdere, reageert op elke prikkel, reageert enkel op sterke prikkel, lang, kort, myelineschede, boomvormig

dendriet

neuriet

  1. Welke cellen zorgen voor de voeding van de mergschede?

  2. Geef 2 functies van een myelineschede?

  3. Hoe noemt men de plaats waar de neuriet in verbinding staat met een andere zenuwcel?

  4. Wat is het verschil tussen een neuriet en een neuron en een nefron?

  5. Hoe noemt men de chemische stoffen die zorgen voor de prikkeloverdracht in het zenuwstelsel?

  6. Hoe noemt men de contactplaats tussen de zenuwcel en een dwarsgestreepte spier?

  7. Wat zijn gliacellen?

  8. Geef 4 functies van de steuncellen in het zenuwweefsel?

  9. Bespreek het belang van de bloed-hersenbarrière?

  10. Vul aan.
    Multiple sclerose (MS) is een chronische ziekte van het ............................................ (hersenen en ruggenmerg) dat bepaalde signalen niet goed kan verwerken. Aan de basis ligt een aantasting van de vetachtige ísolatielaag (de ....................) rond de zenuwbanen door ons eigen immuunsysteem (= .......................................................).

  11. Teken een neuron en benoem de onderdelen.
    succes!

  12. Bespreek de prikkelgeleiding in het zenuwweefsel?

  13. Hoe noemen we een contactplaats tussen een zenuwcel en een willekeurige spier?

  14. Uit welke delen bestaat het CZS?

  15. Welk kleur hebben de hersenen aan de buitenkant? Waarom?

  16. Hoe noemt men de opening in de schedelbasis waardoor het ruggenmerg loopt?

  17. Welk deel van je hersenen gebruik je, als je bij bewustzijn bent?

  18. Bespreek de vliezen rond het centrale zenuwstelsel. Wat? Indeling? Waar? Functie?
    Geef naast de medische term ook de Nederlandse term.

    • Waaruit bestaat het CZS?

    • Hoeveel vliezen liggen er rond het CZS?

    • Hoe noemt men de vliezen rond het centraal zenuwstelsel?

    • Wat bevindt er zich tussen de vliezen?

  19. Als ik kinderen krijg, wil ik zeker epidurale verdoving. Waar spuit de verdovingsarts (anesthesioloog of anaesthesist) zijn verdovende stof wanneer hij epidurale verdoving toedient?

  20. Waaruit bestaat het perifeer zenuwstelsel?

  21. Wat verstaat men onder 'gemengde zenuw'?

  22. Vul aan.
    ruggenmerg (.................................; Eng.: spinal cord), het binnen het wervelkanaal gelegen deel van het ................................................., dat de communicatie tussen de organen en de hersenen verzorgt. Uit het ruggenmerg ontspringen bij de mens ....... paar ruggenmergszenuwen (..................................). Het is de voortzetting van het tot de hersenen behorende verlengde merg (= ..................................) en strekt zich bij de mens uit van het achterhoofdsgat (= ...........................................) tot aan de tweede lendenwervel.

  23. Geef de naam van het laagste deel van de hersenen?

  24. Waar bevindt zich het ruggenmerg? Waar begint en eindigt het ruggenmerg?

  25. Leg uit piramidebanen en extrapiramidaal systeem.

  26. Teken het ruggenmerg, samen met de wervel, in dwarsdoorsnede en benoem alle delen.
    succes!

  27. Leg uit: reflexen.

  28. Waar vertrekken de eerste paar ruggenmergzenuwen? Wees volledig in je antwoord.

  29. Leg uit cauda equina. Wat? waar? Wat weet je ervan?

  30. Leg uit aan de hand van een voorbeeld: plexus.

  31. Via welke weg worden gegevens van de linker hemisfeer naar de rechter hemisfeer uitgewisseld?

  32. Waar kruisen de ruggenmergzenuwen elkaar?

  33. Wat zijn gyri en sulci? Waar komen we die tegen?

  34. Hoeveel hersenkwabben hebben we t.h.v. het cerebrum? Benoem deze kwabben met de medische term en de Nederlandse term.

  35. Teken een wervel en benoem de delen.
    succes!

  36. Waar liggen de motorische centra in de cortex van het cerebrum?

  37. Hoe noemt men de buitenste laag van het cerebrum?

  38. In de hersenschors kunnen we naast de motorische en sensorische centra ook nog andere centra onderscheiden. Welke?

  39. Wat zijn associatievelden?

  40. Waar wordt het liquor cerebrospinalis geproduceerd?

  41. Wat is de functie van het cerebellum?

  42. Vul aan.
    Als je niet kunt dansen, kun je je .................................. (een deel van de hersenen) de schuld geven.

  43. Waar situeren zich de middenhersenen (mesencephalon)?

  44. Waaruit bestaan de tussenhersenen?

  45. Bespreek de medulla oblongata.

  46. Welk deel van de hersenen regelt de onbewuste, vitale lichaamsfuncties.

  47. Welk deel van de hersenen heeft vooral betrekking op de emotionaliteit van de mens.

  48. Leg uit: nervus vagus.

  49. Welke bloedvaten zorgen voor de O2 toevoer t.h.v. de hersenen?

  50. Welke bloedvaten zorgen voor de CO2 afvoer t.h.v. de hersenen?

  51. Leg uit: ring van Willis.

  52. Geef de indeling van het autonoom zenuwstelsel.

    • Geef 3 synoniemen voor het autonoom zenwustelsel.

    • Bespreek de indeling van het autonoom zenuwstelsel.


Indeling

Afkorting

Wanneer werkt het?

Wat doet het?

neurotransmitters

....... en .......... zijn antagonisten



  1. Welk deel van ons zenuwstelsel wordt ook het cholinerg systeem genoemd?

  2. Op de bijsluiter van Buscopan® (een geneesmiddel tegen krampen) lees ik het volgende in de rubriek eigenschappen:
    "Buscopan® is een anticholinergicum. De stof heeft een spasmolytische werking op de gladde musculatuur van de maagdarmtractus, de galwegen, de urinewegen en de genitaliën.
    Door Buscopan
    ® gaat het niet over in het centraal zenuwstelsel. Het heeft dan ook geen anticholinerge nevenwerkingen ter hoogte van het centraal zenuwstelsel."
    Leg uit en bespreek: anticholinergicum, spasmolyticum, gladde musculatuur, centraal zenuwstelsel.

  3. Welk deel van ons zenuwstelsel treedt in werking in stresssituaties?

  4. Hoe noemt men het deel van het zenuwstelsel dat beschermd wordt door botweefsel?

  5. Een mug prikt in mijn dermis t.h.v. mijn ulna, het jeukt en ik begin te krabben. Bespreek de prikkelgeleiding, benoem de zenuwen en het zenuwstelsel.

  6. Een beeldschone vrouw maakte zeer lekkere steak bearnaize. Het water komt me in de mond. Bespreek de prikkelgeleiding, benoem de zenuwen en het zenuwstelsel.

  7. "Je werkt op mijn zenuwen." Over welke stelsel spreekt men hier?

  8. "Je maakt me nerveus." Welke stelsel reageert hier?

  9. Wat betekent nervus opticus, nervi craniales, nervi spinales?

  10. Wie regelt ons bewustzijn?

  11. Hoeveel zenuwen omvat het PZS?

  12. Waar in de hersenen wordt de informatie vanuit het gehoor verwerkt?

  13. Waar in de hersenen wordt de visuele informatie verwerkt?

  14. Welke hersenkwab draagt zorg voor onze intellectuele eigenschappen?

  15. Welke kwab zorgt voor de verwerking van de sensorische en de motorische informatie?

  16. Wat betekent meningitis?

  17. Hoe noemt men de ruimte onder het harde hersenvlies?

  18. Hoe noemt men de ruimte onder het spinnenwebvlies?

  19. Welk vlies volgt alle gyri van de hersenen?

  20. Welk vlies is nauw met het beenvlies aan de binnenzijde van de schedel vergroeid?

  21. Vul aan.
    De twee ................................. (helften) van de grote hersenen (= ......................) worden door een brugvormige structuur, de zogenoemde ..........................................
    (corpus callosum), met elkaar verbonden. Het oppervlak van de ............................................. (hersenhelften) is sterk geplooid, waarbij een specifiek patroon van windingen (...............) en groeven (.................) ontstaat.

  22. Sommige soorten paddestoelen behoren tot de hallucinogene soorten. Hallucinogene stoffen zijn stoffen die bij mensen in een niet dodelijke dosis veranderingen in de waarneming, in de gedachten en in de stemming te weeg brengen. Dergelijke stoffen werken vaak in op het centrale zenuwstelsel.
    Leg uit: centraal zenuwstelsel.

  23. Teken een bovenaanzicht van een wervel inclusief het ruggenmerg. Benoem alle delen van de wervel en het ruggenmerg. Geef ook aan wat waar binnenkomt en wat waar vertrekt. Noteer ook waar de voor- (buik) en de achter (rug) zijde is op je tekening.

  24. Geef en bepreek de kamers in de hersenen. Wat? Waar? Functie?
    In je antwoord moeten de termen productie en opname vermeld staan.

  25. ALS (amyotrofe laterale sclerose) is een selectieve degeneratieve aandoening die de motorische neuronen van het centrale zenuwstelsel aantast.
    Leg volgende begrippen uit: neuron, motorisch neuron, CZS.