ICF - Basis
Opleidingssessie 'Het gebruik van het ICF-instrument'_ ICF BASIS
Algemene doelstellingen
De cursist kan benoemen wat ICF (International Classification of Functioning, Disability and Health) is.
De cursist kan informatie van een klant plaatsen binnen de 5 componenten van het basisschema.
De cursist toont aan dat hij tijdens de bemiddeling zowel aandacht heeft voor de biomedische als voor de psychosociale en beïnvloedende factoren.
De cursist kan het arbeidsmatig functioneren van een klant in kaart brengen door gebruik te maken van de 43 categorieën en de bijbehorende scoring van de gegevensset werk
De cursist kan werken met het VDAB-indiceringsinstrument op basis van ICF volgens de richtlijnen en de kwaliteitscriteria
De cursist kan de afstand tot de reguliere arbeidsmarkt van een klant bepalen
De cursist kan een conclusie formuleren (onderzoeksvraag of aanvraag recht/advies) in functie van de verdere begeleiding
De cursist laat zien dat hij de ICF- taal uniform hanteert
De cursist demonstreert dat hij objectieve en beschrijvende taal hanteert
De cursist beschrijft het functioneren van de klant aan de hand van concrete voorbeelden
Specifieke lesdoelstellingen
De cursist benoemt de 5 componenten van het basisschema en geeft voorbeelden waaruit blijkt dat deze componenten een invloed hebben op elkaar.
De cursist kent de verschillende partners in het werkveld arbeidsbemiddeling en toont aan hoe ICF multidisciplinair gebruikt wordt.
De cursist kan de juiste definities en gedragsindicatoren bij de categorieën plaatsen en kan deze categorie onder de juiste component plaatsen
De cursist kan de informatie over het functioneren van de klant plaatsen binnen de drie componenten van het functioneren en de twee componenten die een invloed hebben op het functioneren.
De cursist beschrijft zowel de sterktes als de functioneringsproblemen van de klant.
De cursist weet waar hij de informatie kan terugvinden over werken met het VDAB-indiceringsinstrument op basis van ICF volgens de richtlijnen en de kwaliteitscriteria
De cursist kan de 10 richtlijnen noemen bij het gebruik van de gevensset werk
De cursist kan binnen zijn functie de mogelijkheden en de toepassingen van de gegevensset werk benoemen/toelichten
De cursist toont aan dat hij het functioneren van de klant in de juiste categorieën noteert.
De cursist beseft hoe moeilijk het is zich niet te laten beïnvloeden door zijn eigen referentiekader en demonstreert dat hij objectieve en beschrijvende taal hanteert.