Vragen na de lectuur
1. We overlopen de vragen die opborrelden tijdens de lectuur.
2. De barbier staat voor een dilemma: zal hij de kapitein op de valreep toch nog doden? Motiveer je antwoord met elementen uit de tekst.
3. Is kapitein Torres volledig op zijn gemak in de kappersstoel? Duid de regels aan waarop je je antwoord baseert.
4. Een goed kortverhaal eindigt altijd met een pointe.
a. Wat zou Torres kunnen zeggen of doen, waardoor je een heel andere kijk op de zaak krijgt?
b. Wat zou de barbier kunnen zeggen of doen, waardoor er een onverwacht einde ontstaat?
5. De slotalinea van het verhaal ontbreekt. Schrijf zelf een passend slot van een drietal lijnen. Nadien krijg je natuurlijk het oorspronkelijke eind van het kortverhaal te lezen.
6. De titel van dit kortverhaal is ook bewust weggelaten. Wat zou een gepaste titel kunnen zijn?
Bespreking
7. Stel je voor dat jij in de schoenen van de barbier staat en de verzetsbeweging ervan moet overtuigen dat jij geen lafaard bent en geen verraad hebt gepleegd. Hoe ga je dat aanpakken? Wat voer je aan ter jouw verdediging?
Analyse
8. Vertelperspectief: vanuit welke hoek krijgen we dit verhaal verteld? Welke vertelinstantie volgen we?
9. Vertelperspectief: wat is het effect van deze perspectiefkeuze? Waarom zou de auteur dit standpunt gekozen hebben?
10. Personages: zijn de personages types of eerder individuen met verschillende dimensies?
11. Ruimte: in welke regio speelt dit verhaal zich volgens jou af? Wat is m.a.w. de geografische ruimte?
12. Ruimte: is er ook sprake van een symbolische of psychologische ruimte? Werkt deze ondersteunend of contrasterend?
13. Spanning: is er sprake van psychologische of emotionele spanning?
14. Tijd: krijg je informatie over wanneer dit verhaal zich afspeelt? Is dat belangrijk?
15. Tijd: hoe lang duurt het verhaal? En hoe lang duurt de vertelling?
16. Structuur: is het verhaal lineair of chronologisch opgebouwd qua narratologie?
17. Structuur: is er ergens sprake van versnelling, retardering, simultaneïteit of ellips?
18. Thema en motieven: wat is het thema van de tekst? Zijn er ook motieven?
19. Stijl: waar laat de auteur een personage ironisch uit de hoek komen? Geef ook enkele voorbeelden van geslaagde beeldspraak