Technisch proces
Bedenk

DE BEDENK-FASE

In de voorgaande ontdek-fase kwamen we tot een duidelijke probleemstelling.
In deze bedenk-fase zullen we nu verschillende ideeën gaan bedenken die tot een oplossingen kunnen leiden.
Uit de vele gegenereerde ideeën kiezen we uiteindelijk één oplossing waar we verder mee aan de slag gaan.
We zou dit ook de brainstorm-fase kunnen noemen.

We delen deze fase op in twee stappen.

STAP 1: VERBREDEN - DIVERGEREN - IDEE-GENERATIEFASE

In dit eerste deel bedenken we zo veel mogelijke ideeën of oplossingen voor het probleem.
Zoek nieuwe unieke invalshoeken om het probleem te benaderen.

Deel eventueel het probleem op in deelproblemen.
In deze fase kan en mag alles, niets is fout of onmogelijk.

Algemene spelregels bij stap 1

  • Streef naar kwantiteit en variatie
    Bedenk zo veel mogelijk ideeën.
    Dat verhoogt de kans op een top idee. Geef dus niet te snel op.

    Het helpt als je gelooft dat er meerdere oplossingen bestaan. Dan ga je ze ook zien!

  • Stel je oordeel uit
    Geen kritiek. Niet op de ideeën van anderen. Maar ook niet op je eigen ideeën.
    Alle ideeën worden aanvaard en genoteerd.

  • Elk idee is goed
    Hiërarchie, leeftijd of kennis bepalen niet hoe belangrijk je inbreng is.
    Hoe meer ideeën je verzamelt, hoe beter.
    Er bestaan geen slechte ideeën.

  • Freewheel
    Spring gerust van de hak op de tak.
    Wordt het wat chaotisch? Verloopt net wat hectisch? Prima zo.
    Wilde ideeën zijn toegestaan.

  • Hitchhike
    Blijf niet in je hoofd hangen.
    Lift mee op andermans ideeën.

  • Een idee is van iedereen
    Een goed idee heeft vaak vele oorsprongen.
    Associeer en bouw verder op een idee van iemand anders.

  • Maak het leuk
    Met een fijne omgeving, koekjes op de tafel en een energiegevende start.
    Eet samen, strek even de benen, lach, bedenk zotte ideeën en werkvormen.

  • Geen ja maar
    Oordeel op het moment zelf niet over ideeën. Reageer dus niet met: ja, maar ...
    Laat beperkingen zoals budget, wetten, tradities achterwege.
    Uit een onrealistisch idee komt in een latere fase misschien een haalbaar concept.

Verboden uitspraken
Op zich niets mis mee, maar spaar deze ideakillers op voor de volgende stap!

  • Ja, maar…

  • Bestaat al.

  • Daar hebben we het geld niet voor.

  • Al geprobeerd.

  • Hoe weet je zeker dat het zal werken?

  • De baas zal het maar niets vinden.

  • Sinds wanneer ben jij de expert?

  • Het is nog niet goed uitgewerkt.

  • Dat behoort niet tot onze core business.

  • Wat als onze concurrenten er mee gaan lopen?

  • Echt nieuw en origineel is dat toch niet.

  • Da’s toch geen wow-idee.

  • Past niet in onze strategie.

  • Lijkt me niet erg realistisch.

  • Welke redenering zit hierachter?

  • Fantastisch! Subliem!! Geniaal!!! Dit is ‘m!!!!

  • Wat gaan onze klanten hiervan zeggen?

  • Als het zo’n goed idee is, waarom heeft niemand dit ooit eerder bedacht?

TP 2. Bedenkt - Idea killers.pdf

Gele kaart
Kan iemand zich niet inhouden te oordelen tijdens deze fase, zeg niet dat hij of zij moet zwijgen, maar toon ‘de gele kaart’.
De persoon in kwestie zal de boodschap meteen begrijpen.

Maak je hersens leeg d.m.v. 'de purge'

Start eerst met het delen van de meest bekende ideeën.
De eerste ideeën moeten eruit. Ze liggen op het puntje van je tong.
Benoem ze, schrijft ze op zodat je ze loslaat en zo ruimte maakt voor nieuwe ideeën.
Dit wordt ook wel de ‘purge’ (zuivering) of ‘braindump’ (hersendumping) genoemd.

In de purge krijgen de leerlingen de kans om zonder stress (‘ik moet nu iets creatief verzinnen’) hun eerste ideeën te opperen. Het is een goede manier om op gang te komen.

Na de purge heb je vaak el een pak ideeën om mee verder te werken.
De basis ligt er, de druk valt weg en de geesten zijn opgeruimd.

Creatief gesprek - Kringgesprek

Een creatief gesprek is heel kort gezegd: gezamenlijk divergent denken. Dit wil zeggen dat er ruimte is voor alle ideeën. In het gesprek borduur je voort op elkaars inbreng.

Bij een creatief gesprek speel je als het ware een denkspel. Waarbij je speelt met ideeën en waarbij je gezamenlijk fantaseert en experimenteert.

Uit dit type gesprek kunnen veel nieuwe ideeën, vragen of oplossingen ontstaan.

Kenmerken:

  • Iedereen mag zich van alles hardop afvragen.

  • Er is geen goed of fout

  • Je staat open voor elke richting (ja, ook zijwegen en afdwalingen)

  • Er is geen vooraf opgezet plan of uitkomst. Je hebt hooguit een paar open vragen achter de hand.

  • Als leerkracht ben je de vertaler tussen de kinderen. Als ze elkaars ideeën niet begrijpen zorg je ervoor dat dit wel lukt.

  • Als leerkracht zit je vol nieuwsgierigheid in het gesprek. Jij weet immers ook niet waar het heen gaat en daarmee steek je de klas aan.

Variant: praatkaartjes

  • Elke leerling krijgt twee praatkaartjes. Op het moment dat een leerling iets wil zeggen, legt hij of zij een praatkaartje in het midden van de tafel. De andere leerlingen zijn dan stil zijn en geven de leerling de ruimte om zijn of haar inbreng te doen.

  • Als alle kaartjes op zijn, worden ze opnieuw verdeeld.

Omgekeerde brainstorm

Start met een klassieke woordwolk.
Daarna bedenken de leerlingen bij de ‘gewone woorden’ tegenovergestelde woorden (gebruik eventueel een andere kleur).
Combineer 2 van deze tegenstellingen en kom zo tot een nieuw (zot) idee.

De tegenovergestelde woorden prikkelen de leerlingen om het bestaande los te laten en buiten de kaders denken. Ze ontdekken dat gewoontes kunnen worden doorbroken en dat er dan verrassende oplossingen ontstaan die ook nog eens realistisch zijn.


Maak gebruik van braintriggers, voorzie inspiratiemateriaal

Veel leerlingen brainstormen vaak in een lege klas, aan een lege tafel en met een leeg blad voor hen. Dan persen ze met alle macht de gewenste ideeën uit hun hoofd, alsof je niet mag spieken.

Integendeel. Haal inspiratiemateriaal in je klas.

Brainstormen is niet alleen makkelijker maar ook effectiever als je je laat triggeren door relevante maar ook door irrelevante triggers.

Voorbeelden van enkele irrelevante en willekeurige triggers

  • (Reclame) magazines: die zijn ontworpen om mensen te prikkelen. Blader door leuke, gekke maar ook heel serieuze magazines en laat je inspireren door om het even wat.
    Een fantastische schat aan leuke, onorthodoxe beelden en ideeën.

  • Reclamefolders

  • YouTube, Vimeo, ...

  • Kinderboeken, encyclopedieën, kunstboeken, woordenboeken (blader in een woordenboek en stop bij een willekeurig woord. Hoe zou dat woord je kunnen inspireren voor een nieuw idee?) ...

  • Muziek (songteksten)


Plaatjes brainstorm

Start met het noteren van enkele eerste ideeën.
Neem vervolgens, één voor één en willekeurig, de plaatjes erbij.
Ze zullen de leerling nieuwe inspiratie geven, het doet ze vast en zeker ergens nieuw aan denken.

Door de variatie in plaatjes laten ze de leerling iedere keer vanuit een andere invalshoek, en met een nieuwe impuls, een nieuw idee verzinnen.
Het stimuleert hen om alle kanten op te denken.
Leerlingen komen zo via associatie op verrassende ideeën.

IK Plaatjesbrainstorm (k).pdf

Rollen

Geef de leerlingen een bijzondere rol tijdens het bedenken of verzinnen van ideeën.

Voorbeelden:

  • Clown: bedenk zoveel mogelijk gekke, grappige ideeën.

  • Coach: geeft anderen complimenten over hun bedachte ideeën en mag deze ideeën aanvullen en uitwerken.

  • Kunstenaar: teken al je ideeën. Ideeën bestaande uit tekst kan je aanvullen met een tekening.

  • Kok: mix ideeën door telkens twee of meer ideeën te combineren en er een nieuw idee van te maken.

  • Piraat: je mag ideeën van anderen 'stelen' en er nieuwe varianten mee bedenken.

  • Acrobaat: draai ideeën (letterlijk of figuurlijk) om en bedenk zo nieuwe ideeën.

Superhelden, hoe zouden zij het probleem oplossen?

Leerlingen denken na over de vraag:
'Wat zou ... doen om het probleem op te lossen?'
Bedenk hoe elke figuur het probleem met zijn/haar talenten zou oplossen.

Alle ideeën zijn goed!

Varianten:

  • dieren

  • tekenfilm- of stripfiguren

  • computerspel- of speelgoedfiguren

  • historische figuren

  • TV-presentatoren of vloggers

  • sportfiguren

  • familieleden

  • figuren uit een sprookje, verhaal of boek

IK Animatiefilm personages.pdf
IK Film personages.pdf

Van mug naar olifant

Kom tot meer gewaagde ideeën door het probleem veel groter voor te stellen dan het is.

  • Omschrijf het probleem zoals het zich voordoet.

  • Maak het probleem veel groter dan het is.

  • Bespreek de stappen die nodig zijn om tot de extreme oplossing te komen.

Tijdreizen

Vaak krijgt je vernieuwde ideeën door een verandering van tijdsperspectief.

  • Hoe zou men 100jaar geleden dit probleem oplossen?

  • Hoe zou men binnen 100jaar dit probleem oplossen?

Verkoper

Bedenk nieuwe ideeën voor oplossingen door kwaliteiten aan een voorwerp toe te schrijven en nieuwe verbanden te ontdekken.

  • Verzamel willekeurige voorwerpen in een doos.

  • Neem om de beurt een voorwerp en verkoop het enthousiast aan de anderen. Praat over de (al dan niet bestaande) kwaliteiten van het voorwerp die het probleem oplossen.

  • Een verslaggever noteert.

  • De anderen leerlingen stellen kritische vragen over het product aan de verkoper. Die probeert iedereen te overtuigen van de kwaliteiten van het voorwerp.

  • Bespreek samen welke argumenten en inzichten uit de verkooppraatjes bruikbaar zijn voor jullie situatie.

Bedenk ideeën door ze snel te maken

Verzamel knutsel- en kosteloos materiaal en zorg dat dit voor de leerlingen op elke tafel beschikbaar is.

Vraag aan de leerlingen om verschillende ideeën te maken met de beschikbare materialen.

Laat ze na afloop hun ideeën aan elkaar presenteren.

Tips:

  • Stimuleer de leerlingen om direct te starten met maken. Het hoeft zeker niet helemaal uitgewerkt te zijn.
    Het zijn maar eerste ideeën.

  • Stimuleer de leerlingen om materiaal te pakken dat ze nog niet gebruikt hebben. 'Hoe kunnen we hiermee een oplossing vinden?'

  • Geef de leerlingen de tijd en ruimte om in hun flow te komen.

  • Probeer niet te sturen en stel vooral open vragen.

  • Stimuleer leerlingen om ideeën uit te proberen en te testen. Wat kunnen ze verbeteren?


ABC-Tsunami

Schrijf op een groot blad, onder elkaar, alle letters op van het alfabet.
Bedenk zoveel mogelijk woorden en/of ideeën.
Noteer ze telkens bij de juiste beginletter.
Tracht op deze manier het alfabet compleet te maken.

Variatie: domino methode
vb. huis – snorkel – leeuw ...

Lijnenspel

Ga in kleine groepjes rond een groot blad papier zitten.
Iedereen krijgt een stift. Om de beurt trekt iedereen willekeurig een streep of een krul
. Je probeert iedere keer iets anders te doen. Doe zo voort tot heel je blad vol staat met lijnen.

Probeer dan voorwerpen, mensen, gebouwen,... te herkennen in het lijnenspel. Brainstorm verder op dat lijnenspel.

Doorschuifmethode

Iedereen schrijft op een blanco A4’tje zoveel mogelijk ideeën op.
Na twee minuten vraag je hen het papier door te schuiven naar hun rechterbuur.
Die laat zich inspireren door de al genoteerde ideeën en schrijft verder.
Zo ga je door tot iedereen zijn eigen vel weer terug geeft.
Het resultaat? Tientallen bruikbare ideeën in korte tijd!


Post-it methode

Iedereen krijgt een stapeltje post-its.
Met behulp van een vraag laat je de deelnemers allerlei mogelijke antwoordopties opschrijven.

Iedereen krijgt 2 minuten de tijd om zo veel mogelijk antwoorden te bedenken.
Na twee minuten vraag je per persoon welke ideeën hij/zij heeft.
Heeft
iemand anders ook dat idee? Cluster ze dan. Alle post-its plak je op een flip over vel. Zo heb je in een korte tijd zeer veel ideeën.



STAP 2: SELECTEREN - CONVERGENTIE - IDEE-EVALUATIEFASE

Orden, cluster en evalueer alle ideeën.
We maken nu een shortlist van de lange lijst ideeën uit het eerste deel.
We selecteren de beste ideeën, evalueren en maken ze sterker.


Algemene spelregels bij stap 2

  • Wees kritisch maar op een constructieve manier
    In deze fase mag en moet je oordelen, maar vraag aan de leerlingen om zich steeds constructief op te stellen. Als je je kritisch uitlaat over een idee, blijf je oog houden voor alternatieve oplossingen. Kritiek moet het denkproces verrijken, niet stoppen.

  • Werk uit met lef
    Selecteer niet alleen de veilige ideeën. Werk ook gewaagde, ongewone en minder comfortabel aanvoelende invalshoeken uit.

  • Concretiseer
    Stel steeds de vraag, hoe zal het idee er in de praktijk uitzien. Een handige manier om dat te doen is de ideeën uit te tekenen of op de één of andere manier visueel voor te stellen.

Bovenste beste

Selecteer de beste ideeën uit een hele reeks ideeën.
Deze tool sluit goed
aan bij de tool: Post-it methode uit stap 1.

  • Voeg samen
    ideeën die op elkaar lijken, met elkaar te maken hebben.

  • Gooi weg
    onuitvoerbare oplossingen of ideeën die geen antwoord bieden op de probleemstelling.

  • Cluster
    ideeën in groepjes of selecteer de topideeën.

  • Kies
    de meest belovende clusters via een gesprek of eventuele stemming.

To stip or not to stip

Cluster alle ideeën. Elke leerling krijgt nu zes kleine rode stickers, in de vorm van stippen.

Geef de meest bijzondere of spannende ideeën je stippen.

  • Drie voor het leukste.

  • Twee voor het op één na leukste.

  • Eén voor het idee dat je daarna het leukst vindt.

Deze variatie sluit goed aan bij bv. de post-it methode.

Stembriefjes

  • Zorg dat de leerlingen een goed overzicht hebben van de ideeën waaruit gekozen kan worden.

  • Geef elke leerling een briefje.

  • Spreek af of er op je eigen idee gestemd kan worden of niet.

  • Laat de leerlingen de drie beste ideeën of opties in stilte uitkiezen en deze op hun briefje schrijven.

  • Vouw het briefje dicht en lever het in.

  • Tel de stemmen.

Variatie:

Je kan ook iedere leerling 3 plakbolletjes geven. De leerlingen brengen een stem uit door één van hun bolletjes bij een goed idee te kleven. Spreek af of je meerdere bolletjes bij eenzelfde idee mag kleven. Deze variatie sluit bijvoorbeeld goed aan bij de post-it methode.

Waar zijn die handjes?

De bedachte ideeën komen nu één voor één aan de beurt. De leerlingen bedenken voor zichzelf wat ze van het idee vinden en denken na hoeveel vingers/punten (1 tot 5) ze het idee zullen toekennen.

  • Eén vinger
    Lijkt me geen goed idee, maar ik zal me schikken als de meerderheid van de groep dit kiest.

  • Twee vingers
    Liever iets anders.

  • Drie vingers
    Niet mijn eerste keuze, maar het is zeker wel een goed idee.

  • Vier vingers
    Ik ben voor dit idee.

  • Vijf vingers
    Dit is voor mij een topidee, hier wil ik zeker voor gaan!

Net als bij 'steen, papier, schaar' laten de leerlingen twee keer hun vuist zien en de derde keer het aantal vingers dat bij hun gemaakte keuze hoort.

Tel het aantal vingers en noteer. Het volgende idee is aan de beurt.

De uitslag beslist welk idee gekozen/uitgevoerd zal worden.

Engel en duivel

In elk team wordt een engel en een duivel aangeduid.

  • De engel
    gaat het idee de hemel in prijzen. Dat mag sterk overdreven, de engel is heel optimistisch en vindt het idee geweldig. Noteer zoveel mogelijk sterke kanten en voordelen van het idee.

  • De duivel
    is heel pessimistisch, benoemt alle zwakke punten van het idee en waarom het niet zal werken. Noteer welke punten van het idee verbeterd moeten worden.

Duel

Leg telkens willekeurige 2 ideeën tegenover elkaar en beslis welke het beste is.

Op het einde heb je een rangorde van ideeën. Door de discussie is er gedragenheid in de groep voor het winnende idee.

Kristallen bol

Kies het beste en meest duurzame idee uit een reeks ideeën. Hou rekening met hoe de belanghebbenden het in de toekomst zullen ervaren.

  • Teken een tijdlijn, van nu tot over 5 jaar (pas de tijd aan naargelang de probleemstelling).

  • Noteer bij 'vandaag' de probleemstelling.

  • Bespreek hoe mensen er in de toekomst naar gaan kijken en hoe dit idee zal evolueren. Hou hierbij ook rekening met verschillende doelgroepen.

  • Noteer de belangrijkste momenten. Hoe zal een bepaalde doelgroep omgaan met het idee? Wat is dan essentieel, positief of negatief?

  • Doe dit voor de verschillende ideeën. Bespreek de bevindingen.