Het leren van techniek wordt in het leerplan omschreven in 3 dimensies: BEGRIJPEN - HANTEREN - DUIDEN
De dimensie hanteren wordt nog eens onderverdeeld in gebruiken en maken.
Leren waar het in techniek om gaat,
hoe techniek ‘werkt’,
waar men in techniek rekening mee moet houden,
wat de kenmerken zijn van techniek.
Je begrijpt de fietsbel als je weet:
hoe ze is gemaakt
uit welke onderdelen ze bestaat en wat hun functie is
hoe de onderdelen op elkaar zijn afgestemd
wat er fout kan lopen bij de werking ervan
De vaardigheden leren die nodig zijn om met techniek om te gaan.
Je kan een fietsbel hanteren-gebruiken als je weet:
hoe je ermee om moet gaan;
hoe je ze kan onderhouden;
hoe je een geschikt model kan kiezen, aankopen
hoe je ze in een geëigende context kan inzetten.
De vaardigheden leren die nodig zijn om het technisch proces in de praktijk toe te passen.
Je kan een fietsbel hanteren-maken als je:
een disfunctie ervan kan voorkomen of (laten) herstellen;
weet hoe je de technische informatie moet interpreteren om ze te kunnen (de)monteren;
hoe je zelf een fietsbel kan maken.
Techniek in een bredere maatschappelijke context leren plaatsen en de impact van techniek op maatschappij en wetenschap en omgekeerd leren beoordelen.
Je kan de fietsbel duiden als je weet:
welke maatschappelijke impact ze heeft;
wanneer je ze mag gebruiken;
hoe ze is geëvolueerd;
hoe ze een toepassing is van wetenschappelijke principes en inzichten;
wat de economische waarde ervan is;
hoe de vormgeving een bijdrage levert tot functioneel gebruik.