Gruytersmastins [Sneek]
Namen: Dekema StinsType: WeerganghuisLocatie: MarktstraatOudste melding: 1396Laatste melding: 1610
Beschrijving:
De naam Gruytersmastins is vermoedelijk afgeleid van zijn eerst bekende bewoner Aylof die Grutter. Hij was vermoedelijk geen Fries, maar was via zijn huwelijk verwant geworden met de Sneker edelen Rienck Bickema, Sicke Albada en Feicke Sickinga. Aylof die Grutter lijkt betroken geweest te zijn bij de handel in grute of gruyt, de basiskruiden voor bier productie in die tijd. Over deze kruiden moesten belasting worden betaald, het innen van deze belastingen werd door het landsheerlijk gezag in handen gegeven van lokale personen. In Sneek is dit vermoedelijk in handen gekomen van Aylof, waardoor deze een monopolie op de bier productie binnen Sneek verkreeg. Dit beeld lijkt erg aannemelijk want we weten dat Aylof een belangrijke bondgenoot van de graaf van Holland Albrecht van Beieren was. Er wordt ook wel vermoed dat Albrecht van Beieren de stins heeft laten bouwen als dwangburcht, met Aylof als kastelein. Uit de bronnen weten we dat deze stins in 1396 door als grafelijk steunpunt werd gebruikt, maar of Albrecht ook de bouwheer was?. Toen de Hollands gezinde edelen van Sneek de stad in 1399 moesten ontvluchten werd Roedenburg de stins van Rienck Bockema door de burgers afgebroken, opvallend is dat de Gruytersmastins dit lot bespaard bleef. Dit gebeurde waarschijnlijk om te voorkomen dat bij terugkomst van de Bockema’s een oud adellijke geslacht zij zonder meer hun heerlijkheidrecht weer konden opeisen. Terwijl Aylof die Grutter geen deel uitmaakte van deze oude adellijke families, en dus ook geen heerlijkheidrechten kon opeisen, waarschijnlijk vervulde de stins door haar ligging aan de Marktstraat ook een mercantiele functie (A. Jager 1991). Als latere bewoner wordt ook wel Age Harinxma genoemd, na zijn benoeming in 1402 als hoofdeling van Sneek. In 1610 in handen van Sicco van Dekema, en werd toen ook wel Dekemastins genoemd. Sicco wou de stins laten slopen, maar het stadbestuur voorkwam dit om de reden; “tot ontsieringe des stades zoude strekken”. Maar Sicco gaf niet op en voerde een rechtszaak hierover bij de provincie, en tenslotte zou hij de stins laten slopen. Dit was volgens H.Halbertsma (1984) in 1632 gesloopt, we zien dan ook dat in 1632 het terrein werd verkocht als twee losse onbebouwde kavels aan Dr. Gualtherus Gualtheri. Op de kaart van Van Geelkerken (1616) en de kaart van Joan Blaeu (1649) staat de Gruytersmastins afgebeeld. Het gaat hier om een woontoren, met een bijna vierkant grondplan, bestaande uit drie etages bekroond met een zadeldak. Rond de dakrand is een weergang met arkeltorens zichtbaar de ingang was op de Marktstraat gericht. Aan de linkerzijde is een later toegevoegde zijvleugel zichtbaar dat als woonhuis dienst deed de ”Cleynstins”, hierdoor ontstond er een voorplein. Eelco Napjus (1772) meld ons nog dat het terrein met de stins was omgracht.