6. De ansjovisvisserij

"De vis werd gezouten en in vaatjes gedaan, om daarin een jaar lang te 'rijpen'. Deze wijze van inleggen is circa 1691 uitgevonden door Jan Aaltsz. Brouwer, lid van het St. Petrus- of vissersgilde te Harderwijk." (Wikipedia)

De ansjovisvisserij.

De ansjovisvisserij beleefde zijn topjaren aan het eind van de negentiende eeuw. Ze was plotseling in deze jaren tot bloei gekomen, groeide door naar een bijna ongekend hoogtepunt en stierf daarna aan het begin van deze eeuw een zachte dood.

In 1880 waren er in Staveren 12 vissersschepen (alle palingvissers ), in 1903 zijn er 80 en in 1920 nog maar 34. Dit zelfde beeld ziet men verder aan de gehele Friese zuidwestkust.

Vishandelaar de Herder uit Harderwijk schreef dat 1890 het laatste topjaar in de ansjovisvangst was.

De Zuiderzee was het meest noordelijke gebied waar de ansjovis voorkwam. Dit was ook de reden dat het verschijnen van de vis en de hoeveelheden waarin hij verscheen nogal sterk wisselde.De ansjovisvisserij begon ieder jaar in het noordelijke deel van de Zuiderzee, en naar mate de ansjovis rijper werd, d.w.z. meer op punt stond om kuit te schieten , trok ze zuidelijker. De vissers trokken dan met de vis mee naar het zuiden.

Als de ansjovis zijn kuit geschoten had was ze zeer snel verdwenen en was het niet doenlijk meer deze "scheermessen" zoals de kuitloze vis genoemd werd te vangen.

De ansjovis, door de vissers "sjoffisk genoemd" leende zich er alleen maar voor om gezouten te worden. Het was in feite de enige vis uit de Zuiderzee die voor langdurige conservering geschikt was. Gebakken, gekookt of gerookt was de ansjovis niet lekker. Het zouten van de vis gebeurde door zogeheten inleggers. Na het inleggen werd de vis in koele pakhuizen opgeslagen.

Als de vangsten in een bepaald jaar tegenvielen verhoogde deze inleggers hun prijzen. Dan werd de ansjovis dubbel zo duur (schaarste + inleg prijzen)

De handel ging per tel (duizend stuks). Later ging men over tot het wegen van de vis. Een vaatje, anker genoemd, was 30 kilo en afhankelijk van de grote van de vis bevatte een anker 3200 tot 3500 en zelfs af en toe 4000 stuks.

De ansjovis moest minstens 1 jaar in het fust (anker) blijven voordat ze voor consumptie geschikt was. In dat fust was ze totaal 6 tot 7 jaar houdbaar.

Met de ansjovis werd nogal eens gespeculeerd. Waren de vangsten slecht dan ging de prijs van ingelegde ansjovis uit vorige jaren fors omhoog. Er zijn speculanten door deze handel schatrijk geworden.

In 1912 werd de ansjovis controle vereniging opgericht die de ankers een rijkskeur gaven. Deze vereniging moest er zorg voor dragen, dat ansjovis uit Spanje en Zuid-Frankrijk, die ten opzichte van de Zuiderzee vis van inferieure kwaliteit was, vermengd werd met de Zuiderzeeansjovis.

De ansjovis die in Staveren aan de wal gebracht werd was in het algemeen van goede kwaliteit, dit kwam omdat de vissers in hun jollen met staande netten visten, welke de vis maar weinig beschadigde.

Elders werd wel met de kuil op ansjovis gevist. Deze kuilvisserij leverde wat meer beschadigde vis op. Hierdoor was deze" kuilansjovis" in het algemeen wat goedkoper.

Bij de ansjovisvisserij werden de staande netten binnengehaald en naar de thuishaven gevaren, alwaar men de netten dopte.

Men haalde de netten op de wal en daar kneep men dan tussen wijsvinger en duim het lijf van de vis af (doppen).

De kop en de ingewanden bleven dan in het net achter, hetgeen men er later zo goed uitschudde. Wat in het net achterbleef, viel of spoelde er wel uit bij het opnieuw schieten van de netten.[1]

In Staveren was de ansjoviszouterij eigendom van Siete Couperus die zijn zouterij aan het einde van de verlengde schans had.

Deze Siete Couperus was tevens de afnemer van de door de vissers van Molkwerum gevangen vis.

In Laaksum was de firma Rook gevestigd, exporteur van ansjovis alwaar visser Syte Boersma 10 jaar lang de bedrijfsleider van was .[2]

Verschillende Laaksumer vissers waren lid van de Staverse Coöperatie. Voor Staveren was Duitsland de belangrijkste afnemer van de gezouten ansjovis

Referenties:

1. Peter Dorleijn: Van gaand en staand want. De zeilvisserij voor en na de afsluiting v/d Zuiderzee I. Zaltbommel 1982, Europese Bibliotheek.

2. Dijkstra jr.: Staveren en de visserij. Nederlandse Historiën. 1972 zesde jaargang nr 2. pag.31-50.