"Maar toen Thijs Mossel met nummer 436 en Kees de Boer (Hanekaan) met 443 in de haven kwam vond men het toch welletjes". Jaap Mol
Visserij en registratietekens.
Voor de zee en kustvisserij golden internationale afspraken. De vissers van de Zuiderzee waren met ingang van 1 augustus 1882 verplicht om een registratieteken te voeren. Alle gemeenten kregen een letterteken toegewezen. Tabel 1. De gemeenten zelf regelden dan weer de uitgifte van de nummers.
Was het aanvankelijk zo dat uitgevallen nummers niet opgevuld werden. In 1911 werd bij het visserijbesluit besloten dat alle vacante nummers opgevuld werden. Een algehele hernummering was het gevolg.
Over de hernummering van de visserij en registratietekens verteld Jaap Mol [1] het volgende, met betrekking tot de Volendammer vloot:
"Toen de vissersschepen in Nederland een visserijnummer moesten gaan voeren is men met nummer 1 begonnen. In 1887, toen de vloot nog maar enkele jaren met een nummer had gevaren bezat Volendam1 230 vissersvaartuigen. De nummers gingen toen van 1 tot 247. Tien vissers van Edam zaten hierbij in begrepen plus 7 uitvallers. De uitvallers werden niet meer ingevuld en de veranderingen en vernieuwingen werden steeds bijgeschreven. De Volendammers waren het daar geenszins mee eens, maar burgemeester H.J. Kalkoen vond dat men zich zo groot mogelijk naar buiten moest dragen. Maar toen Thijs Mossel met nummer 436 en Kees de Boer (Hanekaan) met 443 in de haven kwam vond men het toch welletjes. Een delegatie van de vloot ging toen naar de burgemeester en zij wisten de man te overtuigen, dat het waanzinnig was om nog verder door te gaan met die hoge nummers. En zo is dan in 1910 de kwast er door gehaald. Een schilder werd gecharterd en die zou op een zo voordelig mogelijke manier de nummers veranderen. En hierbij geef ik u dan een voorbeeld hoe dit in werkelijkheid is gegaan. Afspraak was dat een ieder tevreden zou zijn met het nummer wat voor hem uit de verf kwam. Dat ging als volgt: VD 272 werd 27, 280 werd 28, 334 werd 34, 409 werd 40, 410 werd 10, en ga zo maar door. Maar Jaap Hansen in de volksmond Jaap Garn genoemd, had pech. Hij had VD 291 en kreeg toen VD 100. Diezelfde nacht nog werd de botter als wc gebruikt. Hij zat onder de stront. Diezelfde week nog werd dat nummer veranderd in VD 158..............."
De visserijtekens moesten wel aan een aantal voorschriften voldoen en wel de volgende: De lettertekens en nummers moesten geschilderd zijn in witte olieverf op een zwarte ondergrond. Voor schepen van 15 ton of meer moesten de letters en cijfers tenminste 45 cm hoog en 6 cm dik zijn.
Voor schepen beneden de 15 ton moest dat respectievelijk 25 en 4 cm bedragen.
Dezelfde letters en cijfers moest men ook aanbrengen op weerszijden van het grootzeil, direct boven de hoogste rifband, zodanig dat de cijfers en letters goed zichtbaar waren.
Op donkere zeilen moest dat met witte verf gebeuren, op witte zeilen met zwarte verf. Deze tekens moesten zowel in hoogte zowel als in dikte één derde groter zijn dan die op de boeg geschilderd waren.
Referenties:
1. Hin F. Fa. de Groot. Spiegel der Zeilvaart nr.3 1991
Tabel 1. Visserijtekens