Op basis van een steekproef zijn binnen de onderzoeksgebieden plots geselecteerd waar een aantal metingen worden uitgevoerd. Binnen een plot worden 5 subplots vastgelegd binnen een vast ruimtelijk patroon.
Per plot wordt er een vegetatieopname gedaan door middel van de punt-plant-afstand methodiek en een telling gedaan van bloeiende planten en bestuivers (hommels & bijen).
We sampelen bodem- en vegetatiebewonende ongewervelden met een bladzuiger op subplotniveau: 5 vlakjes van 1m² worden binnen een plot ongewervelden opgezogen met eenzelfde tijdsinpanning. De 5 subsamples worden samengevoegd en op die manier representatief geacht voor die bepaalde structuurvariatie.
Stalen worden gewogen en ongewervelden worden uitgesorteerd.
Het niveau van de determinaties is afhankelijk van de soortgroep. Soms blijft het bij een familieniveau of genus, voor een selectie van groepen, waaronder sprinkhanen, wantsen, cicaden, pissebedden of slakken gaan we tot op soortniveau.