In elk onderzoeksgebied inventariseren we het voorkomen en de dichtheid van een unieke set vaatplanten. Deze 'aandachtssoorten' worden dekkend geïnventariseerd in de droneblokken. Die worden systematisch afgestapt en visueel geïnspecteerd door ‘baantjes te trekken’ die ca. 5 meter uit elkaar liggen. Zo stellen we de botanische resultaten van natuurbeheer objectief vast.
We gebruiken voor elk ecosysteemtype een unieke floralijst met soorten die indicatief voor het ecosysteemtype en een zekere zeldzaamheid kennen.
De terreinbezoeken worden uitgevoerd in de lente en herhaald in de zomer/najaar voor laatbloeiende soorten. De gelopen routes, of ‘tracks’, houden we bij in een geodatabank. Ze geven een goed beeld van de geleverde inventarisatie-inspanning.
Op het terrein worden groeiplaatsen van soorten als punt of vlak gekarteerd met behulp van GPS/smartphone. Per waarneming noteren we soort, waarnemer, datum en abundantie.
Elke waarneming krijgt een code van A tot F die de abundantie weergeeft (Tabel rechts).
Eén pol van een polvormende soort = 1 individu
Voor mattenvormende soorten is 1 m² = 1 individu
Voor overige soorten die geclusterd voorkomen is 1 bovengronds deel (bv. wortelrozet) = 1 individu
We generen verspreidings- en abundantiekaartjes van soorten of soortengroepen, bijvoorbeeld de Rode-lijstsoorten en de soorten per Europees beschermd habitattype.
Provoost S., Gompel W. Van, Feys S., Vercruysse W., Packet J., Van Lierop F., Denys L. (2010). Permanente Inventarisatie van de Natuurreservaten aan de Kust. Eindrapport periode 2007-2010. Rapporten van het INBO 2010 (19), Brussel.
Van Calster H., Lommelen E., Van Uytvanck J. & Oosterlynck, P. Protocol beheerresultaten opvolgen a.h.v. indicatorlijsten.
Van Landuyt W., Provoost S., Packet J., Maes D., De Bruyn L., De Knijf G., Quataert P. (2015). Monitoringsprotocol vaatplanten.